Zijn de ideeën van sir Ken Robinson over onderwijs onwenselijk?

sir Ken Robinson is op dit moment vermoedelijk één van de meest populaire denkers over onderwijs. Volgens docent Joe Kirby zijn Robinson’s ideeën echter onpraktisch en onwenselijk. Is dat werkelijk zo?

Joe Kirby vat eerst Robinson’s argumentatie op basis van een aantal citaten samen. Vervolgens haalt hij drie opinies aan van mensen die kritiek hebben op (onderdelen van) Robinson’s betoog. Daarna focust Kirby zich op zes kritiekpunten:

  • Robinson stelt dat elk kind wordt geboren met bepaald talenten. Talent is volgens Kirby echter niet aangeboren, maar het resultaat van veel oefenen.
  • Robinson gaat uit van het bestaan van leerstijlen en meerdere vormen van intelligentie. Die bestaan echter niet.
  • Robinson zou creativiteit belangrijker vinden dan geletterdheid of kunnen rekenen. Geletterdheid en kunnen rekenen zijn volgens Kirby echter de basis voor creativiteit. Kirby suggereert ook dat Robinson beweert dan kinderen geen ondersteuning nodig hebben om te leren.
  • Kirby stelt dat Robinson bekritiseert dat het onderwijs leidt tot conformiteit. Kirby stelt echter dat wangedrag een groter probleem is binnen het onderwijs dan conformiteit.
  • Robinson bekritiseert de sterke focus op academische prestaties binnen het onderwijs. Volgens Kirby zijn academische prestaties echter cruciaal voor het bestrijden van maatschappelijke ongelijkheid. Vakinhoud (‘subject knowledge‘) is volgens Kirby essentieel voor kritisch denken en creatieve vaardigheden.

Kirby concludeert

In short, Sir Ken is wrong on education: profoundly, spectacularly wrong.

Ken Robinson
Foto: eschipul

Ik heb in mijn blog posts diverse keren aandacht besteed aan sir Ken Robinson. Over het algemeen heb ik hem met instemming aangehaald. Moet ik daar nu op terugkomen? Nou, nee.

Joe Kirby slaat mijns inziens namelijk de plank een aantal keren flink mis.

  • Binnen het eeuwige ‘nature-nurture’-debat kiest Kirby wat mij betreft te eenzijdig de kant van degenen die menen dat de ontwikkeling van mensen wordt bepaald door de omgeving en interventies. Er bestaat echter wel degelijk zo iets als natuurlijke aanleg, begaafdheid of talent. Uiteraard zul je heel veel moeten oefenen om dat talent tot bloei te laten komen. Want waarom zijn er anders maar zo weinig Messi’s, Mahler’s of Meijer’s? Ken Robinson benadrukt m.i. terecht dat het onderwijs te weinig doet met de talenten die kinderen al hebben. Volgens mij ontkent hij ook het belang van oefenen niet.
  • Robinson gaat inderdaad er onterecht van uit dat leerstijlen bestaan. Ook gebruikt hij, zoals zovelen, de term ‘intelligenties’ verkeerd. De Bruyckere en Hulshof stellen in ‘Jongens zijn slimmer dan meisjes‘ dat eigenlijk ’talenten’ worden bedoeld, als gesproken wordt over meervoudige intelligenties. Maar dit is in feite een detail in Robinson’s betoog.
  • Robinson vindt creativiteit niet belangrijker dan bijvoorbeeld geletterdheid, kunnen rekenen of vakinhoud. Hij vindt academische prestaties zeker niet onbelangrijk. Hij is ook niet tegen bepaalde standaarden, of tegen ‘les geven’. Robinson benadrukt echter dat creativiteit ook heel belangrijk is, en dat we meer gebruik moeten maken van de talenten van mensen.
  • Ik snap niet waar Kirby de tegenstelling tussen wangedrag en de kritiek op conformiteit vandaan haalt. Robinson doelt namelijk op de doelen van het onderwijs, niet op de praktijk in de klas. Moet het onderwijs er toe bijdragen dat jongeren zich conformeren aan heersende maatschappelijke orde, of moeten zij gesocialiseerd worden tot kritische en mondige burgers? Daar heeft Robinson het over. Dit is een hele oude discussie.

Ken Robinson brengt wat mij betreft een belangrijke boodschap. Hij stelt dat onze samenleving ‘human resources‘ aan het verspillen is, doordat we onvoldoende inspelen op de talenten en passies van jongeren. Talent alleen is volgens hem namelijk onvoldoende om “in je element” te zijn. Hij onderstreept wel het belang van motivatie bij leren. Robinson bekritiseert de ontwikkeling van standaardisering van het onderwijs, waarbij onvoldoende ruimte is voor individuele ontwikkeling van jongeren. Daarnaast benadrukt hij het belang van creativiteit. Binnen het onderwijs is daar echter weinig ruimte voor, meent hij.

Ken Robinson is niet de enige die deze boodschap brengt. Hij doet dat wel op een zeldzaam begenadigde manier. Daarbij maakt hij ook gebruik van ‘framing-technieken‘ waardoor hij ook wel eens een karikatuur maakt van het onderwijs. Hij roept bijvoorbeeld op tot een paradigmashift, terwijl zijn ideeën over een alternatief onderwijs uiteindelijk helemaal niet zo revolutionair zijn.

sir Ken Robinson’s video’s zijn inmiddels vele miljoenen keren online bekeken. Dat komt wat mij betreft niet alleen door zijn briljante manier van spreken, maar ook doordat zo velen zich herkennen in zijn kritiek op het bestaande onderwijs. Mijn oud-directeur bij BVEnet, Jan Geurts, stelde ooit dat een goede keynote spreker datgene wat jij weet en vindt op een boeiende en heldere manier op een rij zet. Dat doet Ken Robinson.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

10 reacties

  1. Dag Wilfred,

    Ik kan heel ver meegaan in jouw redenering. Ik vond de aanvallende blog slecht onderbouwd, onjuist en weinig respectvol. Er lijken zaken bewust uit hun verband gerukt.

  2. Helemaal mee eens. Zie ook mijn reactie onder de blog van Kirby. Ik vond zijn argumenten op zijn zachtst gezegd mager en op weinig feiten gebaseerd. Dat Robinson voor veel mensen een guru is en dat je vraagtekens kunt zetten bij sommige van zijn ideeën, betekent nog niet automatisch dat alles wat hij zegt fout is, of zelfs ‘profoundly, spectacularly wrong’. Ook het feit dat hij zelf nooit voor de klas heeft gestaan diskwalificeert zijn ideeën nog niet. Dan zouden we ook Hattie en vele andere onderwijsonderzoekers, die geen of nauwelijks ervaring hebben voor de klas, bij het vuil moeten zetten.
    Mijn opvatting in deze kwestie, als docent die zijn best doet kritisch en creatief denken bij zijn leerlingen te bevorderen, is dat je als leraar op je eigen oordeel moet afgaan en besluiten of bepaalde ideeën of theorieën bruikbaar zijn in jouw praktijk, in jouw omstandigheden, voor jouw leerlingen. Dat geldt voor Robinsons ideeën, maar ook voor onderwijskundige theorieën, conclusies van meta-onderzoeken en ‘best practices’. Niet voor niets luidt het motto van de groepsblog OnderzoekOnderwijs.net: “Wij willen onderwijskundig onderzoek toetsen aan onze dagelijkse onderwijspraktijk en ervaringen uitwisselen over wat werkt en niet werkt in de klas. Daarbij laten we ons informeren door onderzoek, niet leiden.”
    Dat Robinson weinig praktisch bruikbare adviezen geeft, waarmee we in de klas aan de slag kunnen, is juist. Jelmer Evers wees daar al eens op. Voor mij en veel anderen is hij inspirerend. Het is aan ons hoe we die inspiratie in praktijk omzetten.
    Overigens kan ik me niet aan de indruk inttrekken dat een deel van de soms schuimbekkend verwoorde kritiek op Robinson misschien een ietsiepietsie voortkomt uit kinnesinne. Hij is heel eloquent, geestig en heeft een sterk verhaal dat een groot publiek aanspreekt.

  3. Ik heb een spreker (die zelf wel voor de klas staat) tijdens een conferentie in Engeland ooit horen zeggen: “Natuurlijk zijn er verschillende leerstijlen, maar in een klas met 30 leerlingen en beperkte tijd, kan ik daar niets mee. Het is daarom mijn plicht om mijn onderwijs zo gevarieerd mogelijk te maken, zodat ieder kind er op zijn beurt wat uit kan halen.” Dat vond ik nou nog eens een praktische invulling. Als iedere docent dat zou doen dan kwamen we al een heel eind.

  4. Verschillende intelligenties zoals Howard Gardner ze beschrijft zijn niet klinisch bewezen. Is er klinisch bewijs nodig om te zien dat het ene kind makkelijker beweegt dan het andere? Dat het ene kind meer empathie heeft?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *