Zal de volgende golf van leertechnologie wel tot grote vernieuwingen leiden?

Van computer based training, CD-I, smartboard tot tablet. De laatste decennia heeft het onderwijs ervaring opgedaan met tal van technologieën. Dit ging vaak gepaard met hooggespannen verwachtingen over ander en beter onderwijs. Deze verwachtingen bleken meestal overspannen verwachtingen te zijn. Gaat dit nu veranderen?

CD Rom revolutionResultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Dat geldt ook voor tegenvallende resultaten. Jason Palmer draait in tal van rollen al heel wat jaren mee op het gebied van ICT in het onderwijs. Hij gebruikt termen als “over-promised”, “under-delivered”, “over-funded” en “over-hyped” als hij terugblikt op de historie van ICT in het onderwijs. Toch is hij optimistisch. Volgens hem kijken we in 2040 op de periode 2015-2030 terug zoals we nu terugblikken op de ontwikkeling van het internet in de periode 1995-2010. Na een stormachtige ontwikkeling, knapte de bubbel rond 2000, terwijl tegelijkertijd bedrijven als Google, Facebook en Alibaba uitgroeiden tot giganten.

Drie trends zullen volgens hem zorgen voor grote veranderingen. Palmer refereert hierbij deels op Amerikaanse ontwikkelingen. Ik zal deze ontwikkelingen vanuit het Nederlandse perspectief becommentariëren. Daarbij baseer ik me op mijn geheugen. Ik heb er geen onderzoek naar gedaan.

I. Ontwikkeling van de infrastructuur.
In de periode 1993-2004 is fors geïnvesteerd in de ontwikkeling van leertechnologie (zoals digitale leeromgevingen) en devices zoals tablets. Aanvankelijk hadden onderwijsinstellingen echter betrekkelijk weinig toegang tot internet. Daardoor bleven visies, vooral visies. Vandaag de dag hebben praktisch alle klaslokalen toegang tot snel internet en hebben veel scholen draadloze netwerken. Volgens Palmer hebben de hedendaagse uitdagingen weinig te maken met een gebrekkige technologie.
Mijn opmerkingen: Ons land loopt zelfs voorop, ten opzichte van de VS. Surfnet heeft gezorgd voor een uitstekende infrastructuur voor het hoger onderwijs. Inmiddels kan ook het MBO hierop aangesloten worden. BVEnet heeft een stimulerende rol gehad richting MBO en Kennisnet heeft MBO, voortgezet onderwijs en primair onderwijs ‘connected gekregen’. Toch lopen eindgebruikers op de werkvloer nog wel eens aan tegen problemen met netwerken, hardware en sofware. Maar in vergelijking met de periode 1995-2005 is de kwaliteit van de infrastructuur sterk verbeterd. Mede daardoor kunnen we ook gebruik maken van krachtige toepassingen zoals online video.

II. Overheidsbeleid.
Jason Palmer beschrijft hier specifieke Amerikaanse overheidsinterventies in de periode 2004-2011. Zoals de wet No Child Left Behind die geleid heeft tot meer nadruk op het meten van resultaten van lerenden en docenten. Deze ontwikkeling heeft een impuls gegeven aan digitaal toetsen en aan online colleges (o.a. voor het bijspijkeren). In deze periode is de versterking van onderwijs door technologie ook via een ander overheidsprogramma gefinancierd. Onderwijsorganisaties investeerden ook in IT-afdelingen en begonnen te experimenteren van internettechnologie. Op districtsniveau kreeg dit vaak een impuls. Volgens Palmer slaagden ook en record-percentage lerenden voor hun examen.
Palmer illustreert ook hoe een stimulerend overheidsbeleid een stimulans vormde voor bedrijven die zich bezig hielden met leertechnologie. Hun markt werd groter (en zij meer waard). De Higher Education Act van 1998 gaf instellingen voor hoger onderwijs toestemming om 50% van de inkomsten uit collegegelden te besteden aan afstandsonderwijs. Vervolgens mochten commerciële instellingen voor hoger onderwijs meer overheidsfinanciering ontvangen wat werd geïnvesteerd in online cursussen. Dit leidde tot een sterke groei van een leven lang leren dat vooral online plaatsvond. Daarna volgden niet-commerciële onderwijsinstellingen.
Palmer spreekt van “de onzichtbare hand van het beleid die de educatieve markten vormt”. Opleidingseisen op het gebied van ICT gaven ook een impuls aan het gebruik van ICT binnen het onderwijs.
Mijn opmerkingen: In ons land was de landelijke overheid m.i. vooral actief in de periode voor 2004. Er zijn tal van programma’s geweest die het gebruik van ICT in het onderwijs probeerden te bevorderen. Daarbij ging het echter niet om het bevorderen van online cursussen. Dat heeft onder meer te maken met de relatief korte afstanden tussen lerenden en onderwijsinstellingen. Verder is in ons land lange tijd sprake geweest van een strikte scheiding tussen privaat en publiek onderwijs. Aan dit onderscheid wordt langzaam aan geknaagd. Denk aan vormen van vraagfinanciering.
Het overheidsbeleid werkt ook belemmerend voor online leren. Online leren wordt niet gezien als contacttijd, met uitzondering van synchroon online leren. Contacttijd is noodzakelijk voor erkenning en financiering. Het is de vraag hoe lang deze feitelijke ban van contacttijd nog overeind blijft.
Op het moment dat dergelijke belemmeringen van overheidswege verdwijnen en het bestaande onderwijs wettelijke bescherming verliest waardoor het reguliere onderwijs toegankelijk wordt voor commerciële partijen, zal online leren waarschijnlijk een ‘boost’ krijgen. Op de kwalijke kanten van deze ontwikkeling wil ik niet ingaan.

III. Van vroege adoptie naar mainstream adoptie.
Jason Palmer schetst hierin de explosieve groei van bedrijven op het gebied van leertechnologie en van investeringen in deze bedrijven. Palmer is op dit moment General Partner van een durfkapitalist. Hij schrijft onder meer dat het bedrijf StraighterLine in staat blijkt te zijn om kosten en prijs van kwalitatief online onderwijs tegen Netflix-prijzen aan te bieden. Coursera en edX gaan ook die richting uit. Wel is het zo dat nog weinig lerenden StraighterLine kennen. In deze periode (2011-2020) spelen ook filantropen zoals Bill Gates een stimulerende rol bij het bevorderen van online leren.
Waarschijnlijk zal 80% van deze bedrijven het niet overleven. Maar, schrijft Palmer:

But those that do survive and build successful enterprises could change the world forever. (…) From my vantage point, technology is transforming education from an art into a data-driven learning science.

Leertechnologie heeft de wind in de rug van de overheid en filantropen. Steeds meer organisaties zullen aan de slag gaan met leertechnologie, die wordt gebruikt door bedrijven waar flink in wordt geïnvesteerd. Deze bedrijven kennen ook een sterk leiderschap, goede producten, zeer tevreden klanten van het eerste uur en

market-focused scalable business plan with the right unit economics.

Mijn opmerkingen: Jason Palmer typeert het Amerikaanse onderwijs als een markt die vergelijkbaar is met andere producten zoals verzekeringen. Het Amerikaanse onderwijs bestaat inderdaad voor een groot deel uit privaat onderwijs. De financiering ervan is anders. Commercialisering is daar veel meer ‘gewoon’. Bovendien zijn er in de VS veel onderwijsinstellingen en veel gebruikers die bereid zijn leertechnologie en content te huren of kopen.

Ons land is hier niet mee te vergelijken. Voor specifieke leerinhouden zal geen Nederlandstalige content door commerciële partijen worden ontwikkeld (te kleine schaal, economisch niet interessant). Palmer houdt m.i. oom onvoldoende rekening met maatschappelijk zeer relevant maar commercieel gezien volstrekt oninteressant onderwijs.

In ons land timmeren ook verschillende leveranciers aan de weg. Hun aantal is niet te vergelijken met de Amerikaanse markt. Ook zijn de bedragen die in leertechnologie omgaan, veel meer bescheiden. Ik verwacht niet dat deze markt een impuls zal geven aan het gebruik van leertechnologie. Tenzij een leertechnologie wordt ontwikkeld met verbijsterend veel toegevoegde waarde voor organisaties, docenten en lerenden.

Palmer focust zich op drie invloeden die het gebruik van leertechnologie gaan bevorderen en tot een ‘revolutie’ zullen leiden: een krachtige infrastructuur, de onzichtbare hand van de overheid en filantropen en investeringen en ontwikkelingen op het gebied van de markt van leertechnologie. Deze ontwikkelingen spelen maar ten dele een rol in ons land. Hij gaat niet in op andere factoren zoals de maatschappelijke roep om flexibilisering, de noodzaak om in de kwaliteit van het onderwijs te investeren of in de gevolgen van investeringen in professionalisering en ondersteuning van docenten op dit gebied. Ook maakt hij niet concreet waaruit de volgende golf van leertechnologie zal bestaan.

Ik ben ook optimistisch over de toenemende ontwikkeling en ingebruikname van leertechnologie ten behoeve van meer flexibel en kwalitatief hoogstaande vormen van opleiden en onderwijs. Ik hoop daarbij wel dat het regulier onderwijs werk zal maken van versterking en verbetering, en dat we innovatie niet overlaten aan commerciële partijen.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *