Afgelopen donderdag had ik aan de Universiteit Utrecht een sessie over het gebruik van het digitaal portfolio (dankzij de hitte en andere bezigheden loop ik wat achter). Eén van de gespreksonderwerpen was de vraag of je als opleiding veel of weinig structuur moet voorschrijven.
Uit de verschillende ervaringen werd duidelijk dat de meeste van de aanwezige opleidingen inmiddels een matige structuur voor het portfolio gebruiken. Maar de start was anders. Eén opleiding had aanvankelijk voor een gedetailleerde structuur voor het dossierdeel gekozen (er werd voorgeschreven welke documenten in het portfolio moesten worden opgenomen; daarbij ging het om een groot aantal documenten). Voor het reflectiegedeelte hanteerde men een zeer globale structuur. In beide gevallen is men hier op terug gekomen. Dat geldt ook voor andere opleidingen die of een gedetailleerde structuur aanboden of een zeer globale structuur. Er is aangegeven dat het gebruik van rollen goed kan werken om studenten een structuur aan te bieden.
Een andere mogelijkheid is om een structuur niet voor te schrijven, maar te faciliteren. Alleen als studenten zonder structuur geen goed portfolio kunnen maken, dan wordt een structuur aangeboden. Dezelfde strategie kan ook bijvoorbeeld voor een reflectiegedeelte worden gebruikt. Als een student niet uit “zichzelf” in staat is te reflecteren, dan kunnen vragen worden aangeboden die hem/haar helpen met reflecteren.
Uit ervaring blijkt ook dat studenten in de loop van de studie minder structuur nodig hebben. Je kunt dus ook in het eerste jaar veel structuur gebruiken, en daarna studenten vrijer laten. Er is dus geen sprake van "one size fits all". Niet voor opleidingen, maar ook niet voor studenten!
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie