Welke onderwijsactiviteiten voeren we online uit en welke op school, na de zomervakantie?

Onderwijsinstellingen zijn op dit moment bezig het onderwijs van het komende studie/schooljaar voor te bereiden. Daarbij hebben zij te maken met gemaakte afspraken met het Openbaar Vervoer en met richtlijnen van het RIVM (o.a. anderhalve meter afstand). Eén van de gevolgen is dat zij over veel minder fysieke ruimte beschikken om onderwijs te verzorgen. Er zullen dus scherpe keuzes gemaakt moeten worden: wat doe je online en wat face-to-face?

Daarbij zijn m.i. niet altijd afspraken/regels te formuleren die voor alle opleidingen gelden. Een opleiding ‘business studies’ steekt bijvoorbeeld anders in elkaar dan een theateropleiding. Je zult in elk geval andere keuzes maken ten aanzien van ontwerpcriteria voor blended learning, dan anders.

Wat zijn dan richtlijnen bij het maken van keuzes?

  • Kies voor online onderwijs, tenzij…Normaliter stel ik dat je niet voor volledig online onderwijs moet kiezen, tenzij er goede redenen zijn om dat wel te doen. Nu zijn die ‘goede redenen’ manifest aanwezig. Je hebt de fysieke ruimtes hard nodig voor activiteiten die echt niet anders kunnen. Er kan online ook meer dan je denkt, maar minder dan je wellicht zou willen. Wel kan dit betekenen dat je verbeteringen wilt aanbrengen aan het huidige online onderwijs.
  • Denk organisatiebreed. Faculteiten/sectoren/afdelingen/opleidingen beschikken vaak over eigen gebouwen of verdiepingen. Bepaalde opleidingen hebben echter waarschijnlijk meer behoefte aan fysieke ruimte dan andere opleidingen. Laat dus het denken in eigen gebouwen en ruimtes los. Dat geldt ook voor het bestuur en ondersteunende diensten. Kunnen hun ruimtes niet ook voor onderwijs worden gebruikt?
  • Vergroot het vloeroppervlak. Kijk of je onderwijs kunt verzorgen bij bedrijven, leegstaande winkelpanden, en dergelijke. Een persoonlijk gesprek tussen een tutor en een lerende hoeft niet persé op school plaats te vinden.
  • Geef prioriteit aan activiteiten waarvoor echt geen goed online alternatief te bedenken is. Dat zijn in veel gevallen practica of praktijkopdrachten waarbij gewerkt moet worden met apparatuur waarover lerenden thuis niet beschikken. Tegelijkertijd zijn bepaalde praktijkopdrachten wel op afstand te realiseren. Ik hoorde laatst voorbeelden van food-opleidingen van opleider SVO die lerenden thuis ingrediënten bezorgden. De lerenden moesten een maaltijd bereiden waarbij de docent via de webcam meekeek en feedback gaf. Het gezin heeft de maaltijd daarna gegeten.
  • Laat vooral lerenden naar school komen die bepaalde beperkingen hebben (bijvoorbeeld autisme stoornis spectrum) en daardoor ongelukkig worden van online leren thuis (dat geldt overigens niet voor elke lerende met ASS). Of lerenden die in een thuissituatie verkeren die belemmerend werkt voor online leren. Geef vervolgens voorrang aan eerstejaars (daar vindt vooral studie-uitval plaats) en laatste jaars.
  • Kunnen bepaalde leeractiviteiten vervangen worden door simulaties en serious games? Normaliter kies je daar vaak niet voor omdat je de beschikking hebt over voldoende praktijkruimtes en lerenden net zo makkelijk naar school komen. Nu kunnen simulaties en serious games wel een goed alternatief zijn (en ik weet dat ze kostbaar kunnen zijn en dat de ontwikkeling een lange doorlooptijd kan hebben).
  • Wat kan moeilijk online? Kijk daarbij naar:
    a) de gevolgen voor ‘binding’, ‘socialisatie en persoonsvorming,
    b) de gevolgen voor  leerresultaten (dat is op voorhand overigens lastig aan te tonen),
    c) de gevolgen voor de werkdruk van docenten,
    d) de impact op sociale ongelijkheid en inclusiviteit,
    e) de kosten (in tijd, geld, maar bijvoorbeeld ook privacy),
    f) de complexiteit om e.e.a. geregeld te krijgen.

Laat ik deze laatste richtlijn illustreren met een voorbeeld.

Normaliter komen eerstejaars Rechten in grote getale naar de onderwijsinstelling om een tentamen te maken waarmee via gesloten vragen kennis wordt getoetst. Dat is nu niet mogelijk. Een alternatief is het huren van een stadion. De kosten zijn daarvan erg hoog. Een ander alternatief is het omvormen van het tentamen in een open boek tentamen. Dit heeft grote gevolgen voor de werkdruk van de docent en voor de tijd die besteed moet worden aan het nakijken. Een ander alternatief is online proctoring. Dit alternatief vraagt regelwerk, kost geld, impliceert inbreuk op de privacy en kan nadelig werken voor lerenden die thuis niet rustig een tentamen kunnen maken. De inbreuk op privacy kan echter worden ingeperkt (bijvoorbeeld door privacygevoelige voorwerpen te verplaatsen) en de impact op sociale ongelijkheid kan gereduceerd worden door deze studenten op school het online tentamen te laten maken. De kosten in tijd en geld zijn lager dan de kosten van de alternatieven.

Volgens mij impliceert dit dat je op school vooral werkt aan praktijkopdrachten en -oefeningen en dat je lerenden vooral in staat stelt elkaar te ontmoeten (al kan ook dat deels online).

Update 14 juni 2020

Bekijk ook dit denkkader dat in lijn is met mijn bijdrage, en dat o.a. wat specifieker ingaat op afwegingen met betrekking tot online werkvormen.

 

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *