Hoorcolleges zijn ogenschijnlijk onuitroeibare maar niet zo heel effectieve vormen van onderwijs. Zelfs bevlogen sprekers kunnen lerenden niet meer boeien. Je kunt echter ook vraagtekens stellen bij alternatieven.
Larry Ferlazzo heeft een aantal artikelen verzameld die gaan over de ineffectiviteit van hoorcolleges als instructiestrategie. De afgelopen week heeft hij daar de bijdrage Don’t Lecture Me! van Alfie Kohn aan toegevoegd.
Volgens Kohn zijn hoorcollege’s voorbeelden van een praktijk die we veel te lang kritiekloos hebben geaccepteerd. Zelfs als een docent een bevlogen en enthousiast spreker is, haken lerenden snel af (niet op komen dagen, met andere dingen bezig zijn of letterlijk slides overnemen).
Why on earth would we think this arrangement — teacher in front of the room talking, students sitting silently and (ostensibly) listening — ought to play a central role in an institution whose goal is to promote learning?
Kohn verwijst naar een aantal alternatieven die verschillende universiteiten en docenten gebruiken voor hoorcolleges. Verder haalt hij onderzoek aan waaruit blijkt dat meer actieve en interactieve methoden beter werken dan studenten dingen vertellen (wat hij verbazingwekkend genoeg ‘direct instruction’ noemt). Al in 1971 is bijvoorbeeld het boek What’s the Use of Lectures? verschenen. Auteur Donald Bligh richt zich daarbij op het verbeteren van hoorcolleges, bijvoorbeeld door niet langer dan 20-30 minuten achter elkaar aan het woord te zijn. Volgens Kohn is het echter de vraag of je lerenden daarmee daadwerkelijk aan het denken zet.
Lerenden onthouden informatie ook niet beter als een expert hen de informatie overdraagt. Ook passen hoorcolleges niet bij ’hogere onderwijsdoelen’. Je ontwikkelt betekenis namelijk niet op een passieve manier. Hoe langer een docent en student samen zijn, des te korter zou de docent aan het woord moeten zijn. Volgens Kohn spelen hoorcolleges een rol als het gaat om het overdragen van basiskennis die je niet kunt verwerven door er over te lezen of door deze te ontdekken.
In zijn bijdrage noemt Alfie Kohn ook mogelijke alternatieven voor hoorcolleges:
- Besteed een groot deel van de cursus aan discussies. Denk na over hoe je conversaties op een productieve manier kunt vormgeven (want discussies zijn ook lang niet altijd effectief).
- Laat lerenden meer lezen tussen bijeenkomsten en laat hen ook korte stukken lezen tijdens bijeenkomsten. Vertel geen zaken die lerenden kunnen lezen. Besteed de tijd van de bijeenkomst om na te denken en met elkaar te spreken over de materialen.
Het echte leren vindt plaats in interactie. Besteed de tijd tijdens een bijeenkomst af en toe aan korte inleidingen. Gebruik vooral vragen waarover lerenden echt na moeten denken, laat hen erover in tweetallen of kleine groepen discussiëren en laat hen er vervolgens schriftelijk op reflecteren. Wees overigens sceptisch over het te pas en te onpas gebruiken van student response systemen (het gebruik moet betekenis hebben). - Daag studenten met vragen uit over wat zij hebben gelezen, gehoord en geobserveerd. Hierdoor construeren zij verbindingen tussen en ontdekken zij verschillen in verschillende informatie.
Alfie Kohn staat tenslotte ook stil bij de vraag waarom hoorcolleges zulke ‘onderwijsroutines’ zijn geworden. Volgens hem omdat docenten ook op die manier les hebben gehad, en lerenden dit ook verwachten. Daarnaast zijn hoorcolleges een prima vorm om controle te houden over wat er gebeurt (niet wat er in de hoofden gebeurt). Bovendien is het een redelijk eenvoudig voor te bereiden manier van onderwijs. Verder hebben veel docenten relatief weinig kennis van didactiek. Men is in de eerste plaats expert op een bepaald vakgebied. Een laatste reden heeft te maken met kosten. Hoorcolleges zijn betrekkelijk goedkope manieren van onderwijs.
Alfie Kohn gaat ervan uit dat kennis vooral moet worden geconstrueerd. Wat mij betreft gaat hij kritiekloos om met alternatieven als ‘ontdekkend leren’. Deze manier van leren blijkt ook niet heel effectief te zijn, zeker niet zonder begeleiding.
’Direct instruction’ stelt hij gelijk aan het verzorgen van hoorcolleges, terwijl bijvoorbeeld tests en oefenen ook deel uit maken van direct instruction.
Zijn kritiek op de traditionele hoorcolleges snijdt hout. Als het gaat om alternatieven, mis ik bijvoorbeeld korte -interactieve- video’s en webinars. Kohn gaat ook niet in op de vraag of je zijn alternatieve aanpakken niet ook tijdens een hoorcollege kunt toepassen (bijvoorbeeld het tweede alternatief). Daarnaast gaat hij ervan uit dat lerenden zich daadwerkelijk voorbereiden, als je dat van hen vraagt. Daar zul je echter ook aan moeten werken, bijvoorbeeld door voorafgaand aan een bijeenkomst te inventariseren wie zich heeft voorbereid (om vervolgens iets met de resultaten te doen).
Verder staat hij niet stil bij de vraag of lerenden bij andere werkvormen niet ook snel afgeleid zijn. We lijken te leven in “a time of distraction”, zo werd mij gisteren weer eens pijnlijk duidelijk. Zelfs de fysieke aanwezigheid van een smartphone leidt lerenden al af. Hoog nodig om slimmer om te leren gaan met technologie.
Kohn stelt terecht dat hoorcolleges een kostenefficiënte manier van onderwijs zijn. Door ook hoorcolleges te verzorgen, ben je ook in staat om meer effectieve en interactieve werkcolleges te organiseren. Verder is het complex en tijdrovend om een alternatieve onderwijsaanpak te ontwikkelen en in te voeren.
In ons land wordt bovendien ook gelet op ‘contacttijd’. Verbazingwekkend genoeg zijn hoorcolleges waarbij een docent staat te praten voor 120 lerenden die deels met Facebook bezig zijn, gezien als contact onderwijs. Is hier daadwwerkelijk sprake van ‘contact’? (Ok, wellicht met enkele lerenden). Wat zou er gebeuren als hoorcolleges niet meer erkend zouden worden als contactonderwijs? Of als een bepaalde dosis aan interactie verplicht zou worden gesteld? (Waar ik niet voor ben omdat ik vind dat een overheid dergelijke voorschriften niet moet gebruiken).
Volgens mij kun je ook grootschaliger onderwijsbijeenkomsten beleggen waarbij veel betekenisvolle interactie is ingebouwd. In een traditionele collegezaal is dat overigens best lastig (vanwege de veelal inflexibele opstelling). Een webinar biedt hiervoor meer mogelijkheden al zul je extra moeten investeren in interactieve opzet ervan (er is sprake van een grotere ‘transactional distance’, in vergelijking met face-to-face bijeenkomsten). Deze online bijeenkomsten maken dan deel uit van een breder arrangement aan online en face-to-face leren.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Hoewel ook ik herken dat hoorcolleges vaak voorspelbaar, oninteressant, saai en daardoor weinig effectief zijn, erger ik me ook aan hoorcollege-bashing. Een goed doordacht en uitgevoerd hoorcollege kan enorm inspirerend zijn: het gaat er daarbij minder om dat ieder gepresenteerd onderwerp onthouden wordt, maar het gaat meer om inspiratie. In ieder goed hoorcollege zit minstens één opmerking die inspireert tot nadenken. Laten we vooral niet onderschatten van hoeveel waarde dat kan zijn.
Als een hoorcollege tot nadenken moet leiden, zul je binnen het hoorcollege ruimte moeten inbouwen om na te denken. Het gaat er om dat je van luisteren alleen weinig leert. Die ene opmerking die inspireert tot nadenken, is dat niet wat mager? Zoals gezegd kun je wat mij betreft best grootschaliger bijeenkomsten houden waar ook sprake is van instructie. Maar je verwerkt daar ook actief informatie.