We leven in een tijd van voortschrijdende digitalisering, met grote gevolgen voor de samenleving, organisaties en individuen. Deze ontwikkeling leidt ook tot de vraag of dit gevolgen moet hebben voor bekwaamheden die individuen moeten ontwikkelen. Onderzoekers van de Universiteit van Karlsruhe voeren daarom sinds 2015 een onderzoek uit naar bekwaamheden van de toekomst en de gevolgen voor leren en hoger onderwijs. Ik plaats enkele kanttekeningen bij een recente publicatie.
Ulf-Daniel Ehlers en Sarah Kellermann van de Universiteit van Karlsruhe hebben onlangs een derde publicatie over dit onderwerp uitgegeven. Daarbij gaat het om de resultaten van een Delphi studie. Daarbij kijken zij breder dan ‘digitale bekwaamheden’, en duiken zij meer de diepte in dan de gebruikelijke ’21st Century Skills’ doen.
De auteurs definiëren de term ‘future skills’ als volgt:
the ‘ability to act successful on a complex problem in a future unknown context of action’.
Op basis van deze studie onderscheiden zijn drie dimensies, met daarbinnen meerdere bekwaamheden (op pagina 23 van het rapport staan meer uitgebreide beschrijvingen):
- Bekwaamheden die verbonden zijn met de persoonlijke, individuele, vermogens om te leren, zich aan te passen en zich te ontwikkelen, en ook invloed uit te oefenen op de context waarbinnen de persoon opereert. Hieronder vallen: autonomie, zelf-initiatief nemen, zelf-management, behoefte/motivatie om te presteren, persoonlijke wendbaarheid, het vermogen om autonoom te leren en self-efficacy (het vertrouwen in de eigen bekwaamheid).
- Bekwaamheden om zelfgeorganiseerd te opereren in relatie tot een object, taal of issue. Het gaat daarbij om instrumentele, professionele, bekwaamheden: wendbaarheid, creativiteit, tolerant zijn voor ambiguïteit, digitale geletterdheid en het vermogen om te reflecteren.
- Bekwaamheden om zelfgeorganiseerd te opereren in relatie tot een sociale omgeving, de samenleving en de omgeving van de organisatie: betekenis kunnen geven, toekomstgericht zijn (‘future mindset’), kunnen samenwerken en kunnen communiceren.
Deze bekwaamheden hebben volgens de onderzoekers ook gevolgen voor leren en de organisatie van het hoger onderwijs. Zij concluderen dat je vooral in kortere fasen gaat studeren, maar dan vaker gedurende een groot deel van je leven. Je verwerft micro-kwalificaties bij meerdere instituten. De wijze waarop geleerd zal worden, verandert ook: je wordt ook beoordeeld door ‘peers’, leren vindt in communities plaats en er zal meer aandacht zijn voor “future skills with knowledge playing an enabling role in interactive socio-constructive learning environments“.
Tenslotte onderscheiden de onderzoekers nog vier drijfveren voor het hoger onderwijs, en vier scenario’s voor de onderwijsinstelling van de toekomst:
- The ‘future skill’ university: niet alleen kennis is belangrijk, maar ook het ontwikkelen van de genoemde bekwaamheden.
- The networked university: studenten studeren bij meerdere universiteiten.
- The “My-University”: universiteiten bieden veel keuzemogelijkheden op basis waarvan studenten hun eigen curriculum samenstellen.
- The lifelong higher learning scenario: het zijn vooral mensen die werken die mede op basis van hun persoonlijke behoefte deelnemen aan onderwijsonderdelen van beperkte omvang. Hierbij worden ook leerervaringen, elders opgedaan, erkend.
Mijn opmerkingen:
De indeling van de drie dimensies is van een behoorlijk abstracte niveau. Verder zijn de meeste van deze bekwaamheden niet alleen ‘future’, maar ook ‘present’ en ‘past’. Je zou wel kunnen stellen dat deze bekwaamheden nu veel belangrijker zijn dan in de jaren zeventig.
Een aantal van de genoemde bekwaamheden hebben veel weg van persoonlijkheidskenmerken. Persoonskenmerken zijn ten dele wel beïnvloedbaar, al is het ethisch discutabel of je dat als organisatie mag ‘afdwingen’. Individuen kunnen er echter wel zelf aan werken. Je kunt bijvoorbeeld proberen veer creatief te worden.
Het is echter de vraag of je dergelijke eigenschappen binnen een opleiding gemakkelijk kunt ontwikkelen. Persoonlijke (werk)ervaringen, begeleiding door een ervaren collega en ruimte om te reflecteren op je ervaringen kunnen weleens belangrijker zijn voor zaken als ‘personal agility’ en ‘sense making’.
Een beperking van deze indeling is ook dat deze bekwaamheden los van een context worden geformuleerd. Er zijn bijvoorbeeld mensen die als bestuurslid van een vereniging veel eigen initiatief nemen, maar in hun beroep niet. Mede omdat de context van het beroep daar niet toe uitnodigt.
Verder valt me op dat deze ‘future skills’ op een wel heel academisch niveau geformuleerd zijn. Wat is de betekenis ervan voor meer praktisch geschoolden? Zijn deze ‘future skills’ wel breed toepasbaar?
Ik geloof er overigens wel sterk in dat mensen, na een basisopleiding, regelmatig terug zullen keren naar instituten voor het volgen van korte modules en cursussen. Daarbij is het ook zaak dat meer rekening wordt gehouden met andere leerervaringen die zij opdoen.
Ehlers, U.D. & Kellermann, S.A. (2019). Future Skills: The future of learning and higher education. Karlsruhe. Retrieved June 13, 2019 from https://www.learntechlib.org/p/208249/.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Thx great ik heb heel veel aan je blog. Uitzonderlijk!
Dank voor het compliment!