Keith Russels en George Siemens stippen in hun recente blogs een interessante vraag aan: wat vraagt een docent van een elektronische leeromgeving (ELO)? Keith stelt dat vaak aandacht wordt besteed aan didactische modellen en kenmerken van ELO’s, maar dat docenten (en deelnemers) vooral behoefte hebben aan een betrouwbaar en gebruikersvriendelijk systeem.
Siemens onderscheidt early adopters en de meerderheid van docenten.
While early adopters like the chaos of different tools and constant experimentation, most educators do not. But my concern remains that we sacrifice future flexibility for current convenience. The greater flexibility of distributed tools remains a strong draw that exceeds organization and ease of use provided by centralized tools (at least for me…).
Ik denk dat docenten behoefte hebben aan flexibel in te zetten ELO’s. Elektronische leeromgevingen die zij op meerdere didactische manieren kunnen inzetten. Dat betekent dat voor de ene docent ook experimenteerruimte (nieuwe tools) en voor de andere docent vooral een stabiele omgeving. Een geïntegreerd geheel aan webservices (‘aan- en uit te zetten’ door de docent en lerende) moet dit volgens mij mogelijk maken. Betrouwbaarheid en gebruikersvriendelijkheid zijn daarbij niet zo zeer ‘behoeften’, maar keiharde voorwaarden voor acceptatie en gebruik, zo blijkt ook uit de literatuur.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Ik onderschrijf je standpunt helemaal Wilfred, maar vraag me niettemin af hoeveel docenten echt een bepaalde (didactische) wens hebben bij een ELO, behalve dan dat ze snappen hoe ze er documenten in kunnen zetten op zo’n manier dat de studenten ze ook kunnen zien en dat er een beetje fatsoenlijke communicatie mee mogelijk is.
Er is inmiddels een behoorlijk aanbod aan ELO’s en het merendeel kan weinig meer dan het gemanaged online aanbieden van leermateriaal. Dat lijkt me wat beperkt voor een didactisch tool (Is een schoolgebouw ook een didactisch tool? Als je daar heel filosofisch over gaan doen, misschien nog wel. In de praktijk niet zo vaak m.i.). Ik denk dat het didactische veel meer moet zitten in het leermateriaal zelf en dat een ELO een omgeving moet zijn waarin een docent dat materiaal aanbiedt en eenvoudig voortgang volgt, toetsen laat maken etc. De didactische winst zit volgens mij maar zeer ten dele in je ELO.
Er wordt volgens mij relatief weinig specifiek online lesmateriaal ontwikkeld. Veel van wat er wordt aangeboden is een halfslachtige ‘poort’ van bestaand materiaal naar een digitale versie wat dan georganiseerd in een ELO wordt aangeboden. Hoeveel docenten zouden materiaal ontwikkelen via een scorm-editor en dat dan ook nog eens doen vanuit een duidelijke onderwijskundige / didactische visie?
Dat gezegd hebbende: dat een ELO eenvoudig moet zijn in de bediening lijkt me voor zich spreken. Een ELO moet net zo makkelijk te bedienen zijn als een gemiddelde website (Hyves? MySpace o.i.d.) Ik heb heel wat omgevingen gezien en uitgeprobeerd inmiddels en er zijn er niet zo veel die echt docent proof (lees: fool proof) zijn. (In dat opzicht verbaast me de beslissing van de HAN (twee artikeltjes hieronder) om Sharepoint te verkiezen boven Blackboard dan ook ten zeerste). Ik vraag me ook af in hoeverre Sharepoint de keus van de docenten was. Een vraag die zich wel vaker opdringt bij de keuze voor een ELO. Ik zie gelukkig steeds vaker dat docenten en studenten een flinke vinger in de pap hebben in het maken van die keuze.