Waarom studenten niet participeren in online discussies?

Een bekend probleem. Als docent van een online of blended cursus wil je dat studenten leren via interactie. Op het online forum is het echter akelig stil. Hoe kan dat? En wat kun je doen?

SamenwerkingIn de loop van de maanden heb ik veel interessante artikelen in de app Pocket verzameld. Ik wil daarom de komende tijd ook aandacht besteden aan meer tijdloze bijdragen.

In 3 Reasons Students Don’t Participate in Online Discussions verkent Debbie Morisson waarom studenten niet participeren in online discussies. Volgens haar zijn er dus drie redenen:

  1. De deadlines zijn slecht gepland. Met name volwassen lerenden zijn geneigd om in het weekend te leren. Een doordeweekse deadline past daar niet goed bij. Laat deadlines daarom op zondag vallen. Zij moeten zich namelijk ook voorbereiden op deze discussies. Verder kun je een week laten starten op woensdag en eindigen op dinsdag. Het weekend, waarin vooral interactie plaats vindt, valt er midden in.
  2. Studenten kunnen terughoudend zijn in het op de voorgrond treden. Dat heeft dus te maken met hun persoonlijkheid. Door het gebruik van sociale media kun je de indruk krijgen dat we massaal onze zieleroerselen online delen. De groep die geen behoefte heeft aan online zichtbaarheid is vermoedelijk groter dan je denkt. Studenten kunnen ook het gevoel hebben dat zij niets toe te voegen hebben. Als docent moet je de eerste weken in de gaten houden welke studenten wel en niet participeren. Je kunt dan kleinere groepen samenstellen, die bestaan uit terughoudende en ‘aanwezige’ studenten. Je kunt verder enkele studenten vragen om discussies te modereren. En je kunt persoonlijk contact opnemen met studenten.
  3. Studenten plaatsen oppervlakkige bijdragen waar anderen moeilijk op kunnen reageren. Als docent kun je dat proberen te voorkomen door via een rubric verdieping in initiële bijdragen en reacties te beoordelen. Vraag ook gerust om een nadere toelichting.

Deze redenen en de bijbehorende adviezen zijn bruikbaar, maar zijn wellicht minder toepasbaar bij grote aantallen studenten. Voor docent is het dan onmogelijk om bij te houden wie waarom niet participeert. Bij grote aantallen is de kans overigens groot dat er veel interactie plaats vindt. Maar niet door alle lerenden.

Morisson formuleert deze redenen en aanbevelingen, ervan uitgaande dat je online discussies expliciet hebt ingebed in je curriculum. Zij besteedt namelijk ook summier aandacht aan de de kwaliteit van de taak of opdracht (gebruik open vragen en vragen die uitnodigen tot analyse en reflectie), aan de rol van de docent (strategisch aanwezig zijn, aanmoedigen maar niet domineren) en aan de wijze van beoordelen (discussiebijdragen een cijfer geven en via een rubric aangeven op basis waarvan je gaat beoordelen).

Verder adviseert zij om studenten de gelegenheid te geven om te wennen aan de technische en sociale aspecten van online discussiëren.

Ik wil hier nog één ding aan toevoegen. Bij blended learning zijn lerenden vaak geneigd om te zeggen: “we discussiëren wel tijdens bijeenkomsten”. Je kunt als docent echter pedagogisch-didactische redenen hebben om online discussies toe te passen:

  • Lerenden herstructureren hun gedachten als ze deze expliciet moeten maken (verdiepend leren).
  • Lerenden denken vaak beter na over hun bijdragen.
  • Je kunt het denkproces beter volgen (al is dat niet altijd noodzakelijk).
  • Je stelt ‘stille’ lerenden beter in staat om te reageren.
  • Lerenden werken aan hun schrijfvaardigheden.

Het is dan wel belangrijk dat expliciet maakt waarom je wilt dat lerenden online discussiëren. In feite wil je dus dat lerenden leren hoe zij online kunnen leren.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *