Zo af en toe (zoals vanochtend via twitter) steekt de vraag de kop op of we wel apart moeten spreken over ‘digitale didactiek’. Ik vind nog steeds van wel. Helaas, nog steeds van wel.
In 2002 hield Robert-Jan Simons zijn oratie als hoogleraar digitale didactiek. In die tijd waren er al mensen die niet overtuigd waren van het bestaansrecht van ‘digitale didactiek’. In zijn oratie, en later in het artikel ‘Eindelijk aandacht voor de didactiek van e-learning!‘, somt hij de bezwaren op en biedt hij tevens weerwoord (ik vat dit samen in de Zeven pijlers van digitale didactiek uit 2004).
Een deel van die bezwaren (inclusief het weerwoord) is inmiddels achterhaald. Een aantal bezwaren tegen dit begrip hoor je nog steeds.
Zo stellen opponenten van aparte aandacht voor digitale didactiek dat leren en onderwijzen met ICT vooral moet voldoen aan dezelfde wetten als al het onderwijzen en leren. Dit is echter maar de vraag. Hoewel context, onderwijsontwerp en didactiek van grotere invloed zijn op de kwaliteit van het onderwijs en het leren dan de media, is er wel degelijk sprake van specifieke kennis over de wisselwerking tussen ICT en didactiek. Denk aan de onderzoeken rond computer supported collaborative learning.
ICT is ook meer dan een middel. Het stelt je ook in staat leeractiviteiten vorm te geven die zonder ICT niet uitgevoerd hadden kunnen worden. Massive open online courses zijn daar een recent voorbeeld van.
Er wordt ook door opponenten aangegeven dat bij digitale didactiek te veel nadruk wordt gelegd op technologie. Terwijl het toch vooral om het ‘leren’ moet gaan. Volgens mij klopt dit argument ook niet. In publicaties over digitale didactiek wordt juist de wisselwerking benadrukt.
Simons stelt in 2005 ook dat we op termijn toe moeten naar (her)integratie van didactiek en digitale didactiek. Maar dat er tijdelijk extra aandacht nodig is voor digitale didactiek om een succes te maken van ICT in het onderwijs. Ik ben het hier heel erg mee eens. Als ‘technology enhanced learning‘ al de normaalste zaak van de wereld zou zijn, dan zou aparte aandacht voor digitale didactiek niet meer nodig zijn. Het recente Kennisnet-onderzoek naar de bekwaamheden van startende leraren op dit gebied illustreert dat dit nog absoluut niet het geval is. Vier in Balans van Kennisnet laat bovendien zien dat er binnen het onderwijs nog steeds veel behoefte is aan professionalisering over hoe je ICT op een didactisch goede manier kunt inzetten.
Ik vraag me daarnaast af hoeveel tijd directeuren en opleidingsmanagers kunnen besteden aan ICT in het onderwijs, naast al hun andere taken. En hoeveel aandacht onderwijsprofessionals met ontwikkel- of coördinerende taken (of algemene stafmedewerkers) hebben voor ICT in het onderwijs. Hoe natuurlijk kijken ontwikkelteams naar ICT als ze nieuw onderwijs ontwikkelen of bestaand onderwijs verbeteren? Ik heb wel eens met docententeams gewerkt, die onderwijs hadden ontwikkeld op basis van een sociaal-constructivistische visie terwijl technologie uitsluitend werd gebruikt om informatie over te dragen. Zij waren sterk in didactiek en onderwijsontwikkeling, maar hadden onvoldoende kaas gegeten van digitale didactiek.
Als je ICT op een didactisch waardevolle manier wilt integreren in het onderwijs, zul je expliciet aandacht moeten besteden aan digitale didactiek. Als er geen aparte aandacht is voor en focus op digitale didactiek, dan verdampt het gebruik van ICT in het onderwijs, ben ik bang. Er zijn nog te veel betrokkenen die ICT namelijk onvoldoende prioriteit geven. Dan mis je kansen om het onderwijs te verbeteren, te versterken en te vernieuwen. Dan blijven de investeringen in technologie onder benut, en dan verliest het onderwijs aan betekenis omdat lerenden bijvoorbeeld moeten leren hoe zij met behulp van ICT permanent kunnen werken aan hun eigen ontwikkeling.
Pas als ICT natuurlijk en vanzelfsprekend is binnen het onderwijs, hoeven we geen aparte aandacht meer te besteden aan digitale didactiek. Dat is helaas nog lang niet het geval.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Zolang een omgeving snel verandert, en dat is in ICT en educatie het geval, is voortdurende aanpassing noodzakelijk als je organiseert vanuit de HOE-vraag. Helaas is dat bijna overal het geval.
Digitale didactiek ingevuld op concreet niveau (hoe) past de handschoen van menig leerkracht. En is een eenvoudig verkoopproduct.
In de cirkel van creëren en co-creëren van kennis zal versterken van strategisch inzicht (WAAROM digitale didactiek) in combinatie met inzicht in eigen kunnen (WAT doe ik dan?) voor langere termijn soulaas bieden. Zolang die inzichten bij leerkrachten, schoolleiders en bestuurderen onvoldoende aanwezig zijn, zal het dweilen met de kraan open blijven.
In Nederland en in het Nederlands is informatie hierover met een kaarsje te zoeken. Ik zou (als een van de grondleggers van o4nt.nl en als onderzoeker van “leren”) een Nederlandse web-omgeving toejuichen en er ook in willen bijdragen.
Kennisnet had ooit de site webdidactiek.kennisnet.nl. Verder bestaat er http://www.digitaledidactiek.nl/. Sociale media in het MBO gaat hier in feite ook over. Zie ook http://webdidactiek.nl/
Wilfred,
Ik ondersteun je pleidooi voor Digitale Didactiek.
Dat neemt niet weg dat ik het niet op alle punten met je eens ben. Zo ben ik van mening, dat leren en onderwijzen met ICT vooral moet voldoen aan dezelfde wetten als al het onderwijzen en leren” (wat jij ‘in vraag stelt’). ICT is gewoon een buitengewoon onderwijsleermiddel. Uitzonderlijk, onder andere omdat het -meer dan andere middelen- een ‘responsive environment’ biedt. Het maakt onderwijsleerprocessen mogelijk waaraan tot voor kort nooit geappelleerd werd. Of kon worden, omdat het praktisch onuitvoerbaar was. (zoals CSCL). Daarom heb ik geen moeite met specifieke aandacht voor Digitale Didactiek.
Evenmin met een discussie daarover. (zoals Luc de Vries hiervoor bepleit). Temeer daar sommigen er een potje van maken. Ik kom regelmatig tenenkrommende uitspraken tegen: misvattingen, valkuilen, achterhaalde opvattingen….zoals..
• dat je docenten het best vooraf, cursorisch applicaties kunt laten doorspitten, omdat grondige kennis van programma’s de fantasie zou prikkelen!!!. Didactiek van de koude grond. Het werkt eerder averechts.
• dat bijvoorbeeld Bloom een handzaam instrument zou bieden om ‘leerniveaus’ te bepalen en leerlijnen uit te stippelen. (Het idee om daar ‘behavioral verbs’ aan te koppelen, is nog een graadje erger!!). Alsof de cognitieve psychologie sinds het midden van de vorige eeuw heeft stilgelegen.
• dat de SMART-formule een probaat hulpmiddel zou zijn om eenduidige doelen te formuleren.
• dat ‘de Generatie Einstein’ zou kunnen multitasken. (Hooguit kwantumcomputers kunnen dat.)
• dat aandacht voor leerstijlen de effectiviteit van het leren zou bevorderen
• …en zo kan ik gemakkelijk nog even doorgaan.
Wat me ook hooglijk verbaast is dat het ‘4inB’-model nog niet is afgedankt. Het heeft niets specifiek met onderwijs van doen. ICTI hoort te vertrekken vanuit de onderwijsambities van de docent. Hem komt de sleutelrol toe. Merkwaardig dat uitgerekend die rol van van docent zo relatief weinig aandacht heeft gekregen. Hij is in veel gevallen over het hoofd gezien.
Ik ben het met je eens: ICT biedt ongekende kansen om het onderwijs te verbeteren, te versterken en te vernieuwen. Maar zolang dat niet consistent en concreet vertaald wordt naar de werkvloer blijft het inderdaad dweilen met de kraan open. (zoals ook Luc de Vries stelt).
Juist vanwege de redenen die jij noemt -het maakt onderwijsleerprocessen mogelijk waaraan tot voor kort nooit geappelleerd werd, of die praktisch onuitvoerbaar waren), vraag ik me af e-learning (incluis blended learning) op dezelfde aspecten ‘afgerekend’ kan worden als face-to-face leren. Denk aan de plicht dat contactonderwijs alleen door fysiek contact gerealiseerd kan worden (en mee mag tellen).
Verder ben ik het met je eens dat er met enige regelmaat geroeptoeterd wordt. Het Vier-in-Balans model heeft wat mij betreft zeker waarde als het gaat om factoren waarmee rekening gehouden moet worden om ICT op een goede manier in te bedden in het onderwijs. De docent neemt daarin juist een cruciale plaats in. Ik vind het model overigens niet volledig. Maar dat is een ander verhaal.
Wilfred, twee kanttekeningen:
• Ik vind het ‘fysieke aspect’ betrekkelijk irrelevant. Onderwijs draait om leren. Inclusief sociaal/pedagogische kanten (ook sociaal-constructivistische motieven). Steeds meer andere kanalen/media voegen nieuwe dimensies toe: CSCL, You Tube… …vul maar in. Fysieke aspecten vervagen. Er wordt niettemin geleerd. (‘leuke’ voorbeelden bij Kurzweil, Kaku e.a).
Neemt niet weg: ik onderschrijf je pleidooi voor Digitale Didactiek. Al is het maar om wat kritischer te kijken naar zaken als die, waar Scardamalia & Bereiter de vinger op leggen: ‘typical school ‘projects’ involve producing a visible object, such as an illustrated report or (the latest rage) a Web page”. (Schools as Knowledge Building Organizations.. jaartal onbekend).
• Dat de docent een centrale plaats zou innemen in 4inB (en ‘aanverwante artikelen’) ben ik niet met je eens. Tekenend is de titel van “KENNISNET Onderzoekreeks nr. 18, 2009”: “Hier heb ik niets aan”. Met name de essays waarin het om eigenaarschap en betrokkenheid gaat, zijn duidelijk op dit punt. Aanbod VOOR en OVER docenten is wat anders dan VANUIT (de vraag van) docenten.
Als we de docent een sleutelrol toekennen zou het voor de hand liggen, uit te gaan van zijn onderwijsambities; zijn onderwijsbenadering en zijn ambities om met ICT zijn vakmanschap (meesterschap) te vergroten. Duurzame ICT-Integratie is alleen mogelijk als het van binnenuit komt.
‘4inB’ benadert de zaak van boven-/ buitenaf. Het is docent-overstijgend. Je kunt het model ook op verplegers of wijkagenten loslaten. Vandaar die voortdurende correcties, aanvullingen, accentveranderingen (Leiderschap, Samenwerking… en ‘een Evenwichtige Balans’ als stoplap).