Gisteren maakte het CBS bekend dat ruim 1 miljoen Nederlanders nooit gebruik maken van internet. Ik gaf aan dat problematisch te vinden. Een aantal volgers op Twitter vroeg zich met name af waarom 75-plussers online moeten zijn. Wat mij betreft zijn zelfstandigheid en het voorkomen/doorbreken van een isolement hierbij sleutelwoorden.
We leven in tijd waarin we steeds meer afhankelijk worden van internet(technologie). Het internet is één van de drijvende krachten achter innovatie, en is bovendien van grote invloed op de ontwikkeling van de arbeidsmarkt. Mede dankzij internet verdwijnen er banen (denk aan de retail), maar komen er ook nieuwe banen bij (denk aan de Zalando’s, Cool Blue’s, enzovoorts). Mary Meeker heeft dat de afgelopen week nogmaals geïllustreerd. Het gaat daarbij niet alleen om banen waarvoor je hoog opgeleid moet zijn. Wel maak je uiteraard alleen kans op dergelijke banen als je over zekere ICT-vaardigheden beschikt.
Daarom is het problematisch dat veel laag opgeleiden niet online zijn. Zij maken minder kans op de nieuwe werkgelegenheid, terwijl een deel van de banen waarvoor zij wel in aanmerking komen, verdwijnen. Uiteraard is het ‘online zijn’ niet voldoende om deze nieuwe banen te kunnen vervullen, en besef ik ook dat er grenzen zijn aan de ‘leer- en ontwikkelcapaciteit’ van een deel van deze doelgroep. Er zijn daarom vanzelfsprekend ook andere maatregelen nodig om te voorkomen dat deze doelgroep armoede gaat lijden. Maar daar wil ik het verder niet over hebben.
Het argument van de werkgelegenheid gaat uiteraard niet op voor de 75-plussers. Waarom vind ik het toch problematisch dat 50% van de 75-plussers internet nooit gebruikt?
Behalve dat internet van invloed is op innovatie en arbeidsmarktontwikkeling, doen we ook andere zaken meer en meer online. Dankzij internet verloopt het betalingsverkeer veel efficiënter, kunnen we ons zelf blijven ontwikkelen en onderhouden we contacten met anderen die we zonder internet niet zouden kunnen onderhouden. Je kunt er ook op wachten dat kassières worden vervangen door betaalterminals en scanners.
Ik vind het belangrijk dat ouderen zo lang mogelijk en zo veel mogelijk zelfstandig moeten kunnen functioneren binnen een samenleving die steeds meer hybride wordt (verweven met internet). Door niet online te zijn, word je veel meer afhankelijk van anderen. Laat ik dat illustreren aan de hand van een voorbeeld uit mijn eigen omgeving.
Mijn moeder is 79 jaar. Zij heeft tot ongeveer twee jaar geleden nooit gebruik gemaakt van internet. Mijn moeder is echter een vrouw die erg hecht aan haar zelfstandigheid. En terecht. Ik heb haar op een gegeven moment gezegd dat zij steeds meer afhankelijk zal worden van onder andere mij omdat bijvoorbeeld banken af zullen stappen van het analoge betalingsverkeer of daar extra geld voor (gaan) vragen. Denk alleen aan de afschriften waarmee je overzicht houdt op je rekening. Op een gegeven moment heeft zij een iPad in bruikleen gekregen. Na wat instructies en oefenen doet zij haar bankzaken sindsdien online. Verder bezoekt zijn af en toe mijn blog en andere websites.
Mijn moeder heeft ook mijn iPhone 5 gekregen, toen ik overstapte naar type 6. Zij had een mobiele telefoon voor senioren (grote knoppen, groot scherm), maar maakte daar nauwelijks gebruik van. Het sms-en heeft zij nooit onder de knie gekregen omdat dat op die telefoon erg omslachtig werkte. Toen ik mijn nieuwe iPhone aanschafte, en zij klaagde over haar ouderwetse en onhandige telefoon, heb ik haar mijn ‘oud exemplaar’ gegeven. Deze werkt veel intuïtiever. Met als gevolg dat zij nu met name WhatsApp gebruikt.
Toen wij ‘vroeger’ op vakantie gingen, belden we als we waren aangekomen en als we weer thuis waren. Nu sturen mijn zus en ik korte berichtjes en foto’s, ook als we bijvoorbeeld een weekendje weg gaan. Een aantal (aangetrouwde) nichtjes appen mijn moeder foto’s en video’s van hun kinderen. Zonder WhatsApp communiceer je niet over die zaken, terwijl met name ouderen deze interacties wel erg op prijs stellen. Beelden zeggen daarbij meer dan woorden, en sowieso bel je je tante niet op als je met je zoontje naar de speeltuin bent geweest. Dergelijke interacties worden m.i. ook belangrijker naarmate je eigen omgeving door natuurlijk verloop kleiner wordt.
Mijn moeder is één van de weinige vrouwen in haar familie/kennisenkring die (sporadisch) gebruik maakt van internet. De andere dames zijn afhankelijk van hun partner of kinderen voor het regelen van financiën etcetera. Is dat erg? Ik vind van wel. Volgens mij word je niet geboren om eerst zelfstandig te worden, en daarna weer afhankelijk. Als het niet anders kan, is dat natuurlijk een ander verhaal.
Om zo lang mogelijk en zo veel mogelijk zelfstandig te kunnen handelen, zul je dus als 75-plusser vandaag de dag online moeten zijn. Verder kan internet ook een belangrijke rol vervullen in het onderhouden van contacten met anderen (dichtbij en ver weg), en daarmee in het voorkomen/doorbreken van een isolement.
Daarom vind ik het problematisch dat 50% van de 75-plussers geen internet gebruikt. Ouderenbonden vinden dat organisaties mensen daarom de keuze moeten geven tussen digitaal en analoog. Eerlijk gezegd vind ik dat een achterhoedegevecht.
Naar mijn mening kan de groep 75-plussers die niet online is, nog verder worden verkleind. Door hen bewust te maken van het belang en de waarde van online zijn, en door hen te ondersteunen in het gebruik ervan. Het helpt dat internettechnologie steeds gebruikersvriendelijker en krachtiger wordt.
Uiteraard blijft er groep over die fysiek of cognitief niet in staat is om te leren internet te gebruiken. Ik kan me voorstellen dat elk verzorgingstehuis en welzijnsorganisatie voor ouderen voorzieningen hebben om degenen die echt niet zelfstandig online kunnen functioneren, hierbij te helpen.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Mijn moeder van 71 heeft sinds 4 jaar een computer en ze vindt het geweldig. Internetbankieren durft ze dan nog niet maar ze zoekt dingen op via Google, kijkt voetbal via de laptop en weet meer over Roda JC dan menige andere fan 🙂 Dus ja, eens met jouw bevindingen.