Bij de invoering van leertechnologie kun je stuiten op een gebrek aan bereidheid van docenten en opleiders om deze technologie te gaan gebruiken. Op basis van een paneldiscussie onderscheidt Emma Kate Fittes vier redenen. Volgens mij zijn er meer redenen.
Fittes noemt de volgende redenen:
Is er een einddoel?
De selectie van leertechnologie vraagt om een doelgerichte aanpak. De technologie moet bijdragen aan specifieke doelen die richting geven. Docenten hebben behoefte aan technologieën die bijvoorbeeld tijd besparen en de betrokkenheid van lerenden vergroten, niet aan technologie omwille van de technologie.
Bevordert het product creativiteit of alleen maar consumptie?
Leertechnologieën moeten meer zijn dan enkel middelen voor informatieconsumptie. Ze moeten creativiteit en interactie bevorderen en lerenden ondersteunen bij het oplossen van problemen. Leertechnologieën moeten betekenis en inhoud toevoegen aan het leerproces van de lerenden.
Zijn lerenden erbij betrokken?
De betrokkenheid van lerenden zelf is cruciaal. Leertechnologie moet aantrekkelijk zijn voor lerenden. Anders leidt dit tot klachten bij docenten, en zal de technologie uiteindelijk niet worden geïmplementeerd. Lerenden moeten zich eigenaar voelen van de technologie die ze gebruiken.
Is er een gemeenschap die ondersteunt?
Onderwijsinstellingen en opleidingsinstituten hebben vaak niet de capaciteit om uitgebreide training te geven. Het succes van een leertechnologie wordt daarom mede bepaald door de aanwezigheid van een groep vroege gebruikers die kunnen fungeren als ondersteuningsnetwerk voor hun collega’s. Leveranciers van leertechnologie moeten gemeenschappen en netwerken opbouwen waar docenten elkaar kunnen ontmoeten, problemen kunnen oplossen en ideeën kunnen uitwisselen. Deze gemeenschappen bieden docenten inzicht in realistische scenario’s en omstandigheden waarin de leertechnologie kan worden gebruikt.
Ik heb eerder over dit onderwerp geschreven (o.a. hier en hier). Volgens mij zijn er diverse redenen waarom docenten wel of juist niet aan de slag gaan met nieuwe technologie. Ik baseer me daarbij op verschillende bronnen (H. Nathans, 2005, R.B. Kanter, 2012, Ehlen cs, 2015, Ubell, 2016) en mijn praktijkervaring:
- De verandering is niet in het (persoonlijk) belang van medewerkers. Docenten kunnen het gevoel hebben dat hun status of positie wordt aangetast als ICT wordt ingevoerd. Deze gevoelens worden gevoed door verhalen over dat hun expertise op internet kan worden opgezocht. Je zit dit nu weer terug in de suggesties dat ChatGPT docenten op termijn kan vervangen (wat m.i. niet zo is). Anderzijds waren massive open online course juist positief van invloed op de status van docenten. Ook kunnen docenten vrezen minder plezier te beleven aan het nieuwe werk. Een docent die bijvoorbeeld gepassioneerd hoorcolleges verzorgd, staat niet te springen om kennisclips. Een ander voorbeeld is dat docenten het idee hebben autonomie te verliezen of dat zij bang zijn dat het onderwijs er qua kwaliteit niet op vooruit gaat door ICT te gebruiken. De angst voor een hogere werkdruk, mede dankzij het teacher bandwith probleem, is ook voorbeeld hiervan.
- Onduidelijkheid. Er wordt bijvoorbeeld niet duidelijk gemaakt wat “blended learning” betekent voor de invulling van de functie. Verder kunnen docenten ook verkeerde of andere verwachtingen hebben bij het gebruik van ICT. Ook is vaak niet duidelijk welke doelen en resultaten de organisatie wil bereiken met ICT in het onderwijs. Daar wijst Fittes ook terecht op als zij het over het einddoel heeft. Een ander aspect van onduidelijkheid is dat sommige medewerkers niet weten of het project ook hen aangaat, of dat men het idee heeft ook te maken te krijgen met de verandering, maar niet weet hoe.
- Onverwerkt verleden. Veel organisaties hebben verschillende reorganisaties en vernieuwingen achter de rug. Hoe ouder je bent, des te meer innovaties heb je vermoedelijk voorbij zien komen. Deze veranderingen zijn lang niet altijd op een goede manier verlopen. Er kan sprake zijn van oude “wonden”, een gebrek aan vertrouwen, angst voor het nemen van risico’s of van een gevoel de innovatie als eens gezien te hebben. Veel organisaties zijn te typeren als “verwaarloosde organisaties”.
- Medewerkers weten het beter en voelen zich niet serieus genomen. Binnen onderwijs heb je dikwijls te maken met professionals die vaak veel ervaring hebben op hun vakgebied. Daarbij doel ik niet alleen op docenten, maar bijvoorbeeld ook op ICT-ers die al jaren proberen verantwoordelijkheid te nemen voor een stabiele en betrouwbare omgeving. Vervolgens komt er “iemand” die roept dat een aantal zaken anders moeten, zonder daadwerkelijk met betrokkenen gesproken te hebben. Niet vreemd dat betrokkenen zachts gezegd niet staan te juichen. Sowieso blijken mensen niet graag verrast te worden. Het betrekken van diverse belanghebbenden maakt hier ook deel van uit.
- Angst niet aan nieuwe eisen te kunnen voldoen. Daarbij gaat het om het hebben van vertrouwen in eigen kunnen, in het beschikken over basale ICT-vaardigheden en in het vermogen om een brug te kunnen slaat tussen de mogelijkheden die ICT biedt en het leren dat je wilt faciliteren. Hier valt ook onder dat docenten -ook op basis van ervaringen- bang zijn dat een minder betrouwbare ICT-omgeving kan leiden tot ruis in de les, en daarmee ook tot gezichtsverlies.
- Medewerkers zien er de zin niet van in. Medewerkers vragen zich al voor welk probleem ICT een oplossing is: het gaat toch goed… Wat voegt deze leertechnologie toe? Dit heeft bijvoorbeeld te maken met het niet zien van een relatie met de onderwijsvisie (zie ook wat Fittes schrijft over creativiteit versus consumptie). Deze houding kan ook voortkomen uit een gebrekkige affiniteit met ICT. Ook vragen medewerkers zich af of ze hun werk nu heel anders moeten gaan doen.
- Gebrek aan commitment van de organisatie. Dat blijkt uit onvoldoende technische en didactische ondersteuning (Fittes heeft het over een gemeenschap die ondersteunt), en amper ruimte om jezelf voor te bereiden. Verder krijgen docenten weinig tijd voor het ontwikkelen van blended learning of online leren. Ook is men bang dat zij geen eigenaar zijn over hun intellectuele eigendom.
- De leertechnologie blijkt niet gebruikersvriendelijk te zijn. De leertechnologie is onvoldoende intuïtief en te complex.
Communicatie (inclusief feedback vragen), professionalisering, ondersteuning, het geven van keuzevrijheid bij het gebruik van leertechnologie, ervoor zorgen dat systemen onderwijs- en leerprocessen faciliteren in plaats van sturen, duidelijke mijlpalen en een tijdspad, in een vroegtijdig stadium medewerkers betrekken bij visieontwikkeling en doelbepaling, en daadwerkelijk gespreid leiderschap spelen hierbij wat mij betreft een belangrijke rol.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie