Vijf mythes over blended learning

Volgens Chelsea Waite en Jenny White zijn er vijf mythes over blended learning in omloop, die bestreden moeten worden. Zij doen dat met behulp van zeven modellen voor blended learning die het Christensen Institute voor het K-12 onderwijs onderscheidt.

In totaal zijn er volgens mij elf modellen voor blended learning te onderscheiden, als je ook naar het mbo, hoger onderwijs en bedrijfsopleidingen kijkt.

De mythes zijn in elk geval:

  1. Blended learning is een exclusieve aanpak. Blended learning gaat niet ten koste van andere innovatieve benaderingen. De modellen voor blended learning kun je gebruiken in aanvulling op, bijvoorbeeld, de toepassing van projectonderwijs. Volgens de auteurs komt dat omdat blended learning een bepaalde structurele flexibiliteit biedt die andere innovatieve benaderingen ten goede komt. Bijvoorbeeld: lerenden kunnen meer in eigen tempo studeren en docenten houden meer tijd over om lerenden te ondersteunen bij projecten die lerenden zelf kunnen initiëren. Mijn opmerking: je ziet dat de werkzaamheden van docenten verschuiven. Dit betekent echter niet per definitie dat zij tijd overhouden.
  2. Ik doe aan gepersonaliseerd leren – niet aan blended learning. Je kunt volgens de auteurs gepersonaliseerd leren ook zonder technologie realiseren. Denk aan een individuele docent voor elke lerende. Blended learning maakt echter personalisering op grote schaal mogelijk. Ook nu benadrukken Waite en White weer dat blended learning docenten kan helpen tijd vrij te maken om individuele lerenden te helpen, en lerenden in staat kan stellen meer controle te krijgen over het eigen leren. Mijn opmerking: je kunt op diverse aspecten flexibiliseren (tijd, plaats, tempo, niveau, inhoud). Dikwijls wordt hierbij gewezen op adaptieve technologie. Je kunt blended learning echter ook inzetten om je didactiek meer activerend te maken. Je past blended learning niet alleen toe om meer te flexibiliseren.
  3. Blended learning is hetzelfde als lerenden die de hele dag met koptelefoons voor beeldschermen zitten. Volgens Waite en White heb je met blended learning de mogelijkheid om lerenden te laten kiezen hoe zij het beste leren. Dat kan individueel werken met een computer impliceren, maar vaak niet. Veel scholen passen volgens de auteurs bij blended learning juist samenwerkend leren en ‘hands-on’-leren toe. Lerenden met een koptelefoon op voor een beeldscherm plaatsen is volgens hen een ontwerpkeuze, en niet de keuze voor de blended learning modellen zelf. Mijn opmerking: de auteurs begeven zich hiermee op glad ijs. Je moet m.i. vooral kijken naar welke leeractiviteiten effectief zijn, en niet welke voorkeur lerenden hebben voor bepaalde leeractiviteiten. Wat je aangenaam vindt, hoeft nog niet bij te dragen aan daadwerkelijk leren. Daar komt bij dat sommige modellen (zoals het lab rotation-model) wel degelijk veel beeldschermwerk impliceren. Je kunt echter inderdaad ook kiezen voor andere modellen en aanpakken waarbij lerenden niet de hele dag achter een beeldscherm zitten.
  4. Blended learning impliceert disruptie van het bestaande onderwijssysteem. Blended learning faciliteert flexibiliteit onder meer in tijd en ruimte, en biedt mogelijkheden om in te spelen op individuele behoeften van lerenden. Blended learning leidt volgens Waite en White echter niet per definitie tot disruptie. Je kunt blended learning toepassen zonder het hele onderwijssysteem aan te moeten passen. Er is vaak eerder sprake van duurzame innovatie, van verbeteringen van het bestaande systeem. Mijn opmerking: klopt. Het ene model van blended learning vraagt om veel meer veranderingen dan het andere model.
  5. Het Flex-model is het toppunt van blended learning. Het gaat echter om het beter inspelen op behoeften van lerenden, en welke manier van leren daar het beste bij past. Het flex-model doet dit per definitie. Dit model is echter ook een disruptief model. Dat niet haalbaar is voor elke school. Mijn opmerking: je kunt bij blended learning veel keuzes maken, en de verandering meer of minder radicaal insteken. Er is geen sprake van ‘de beste aanpak’.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Een reactie

  1. Dat ICT docenten tijd zou besparen is een mythe die ervoor zorgt dat ICT in het onderwijs na al die jaren nog steeds is voorbehouden aan een kleine groep ‘hobbyende’ leraren die dit overwegend doen in eigen tijd.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *