Vernieuwende didactische aanpakken?

Sinds 2012 publiceert de Britse Open Universiteit het rapport “Innovating Pedagogy” waarin men nieuwe vormen van doceren, leren en beoordelen beschrijft. Vlak na de jaarwisseling heeft men in samenwerking met het Centre for the Science of Learning & Technology (SLATE)] van de Noorse Universiteit van Bergen, het zevende rapport uitgegeven met daarin tien innovaties “that are already in currency but have not had a profound influence on education in their current form”. Een aantal ‘innovaties’ zijn volgens mij overigens al heel lang “in currency”.

Innovating Pedagogy 2019Het rapport (pdf) is behoorlijk omvangrijk (45 pagina’s), maar bevat ook een uitgebreide samenvatting. Bovendien worden de tien innovaties ook op de website van het rapport samengevat.

Pedro de Bruyckere schrijft dat veel onderwerpen voor hem niet nieuw zijn. Hij geeft als voorbeelden ‘Playful learning’, ‘Learning through wonder’, ‘making thinking visible’ en ‘Place-based learning’ . ‘Decolonising learning’ is volgens hem controversieel. ‘Roots of empathy‘ is daar aan gerelateerd.

Action learning‘ is volgens mij ook een concept uit de jaren tachtig of negentig, en dus allesbehalve nieuw.

Blijven over:

  • Leren met robots. Daarbij doelt men onder meer op intelligente software assistenten (zoals chatbots) en op de robots die je nu soms in de klas ziet, bijvoorbeeld in het kader van communicatie. Verder zal artificiële intelligentie in toenemende mate worden gebruikt voor het beoordelen. Deze ontwikkeling is inderdaad betrekkelijk nieuw. Ik verwacht hier ook veel van. De toegevoegde waarde ervan is aanzienlijk omdat AI het werk van docenten kan verlichten (o.a. het deels automatiseren van nakijkwerk) of versterken (bijvoorbeeld eenvoudige vragen van lerenden onmiddellijk beantwoorden). De auteurs schatten de impact terecht als ‘hoog’ in, en de ‘timescale’ als ‘medium’.
  • Drone-based learning. Drones kunnen lerenden landschappen vanuit verschillende perspectieven laten bestuderen. Lerenden kunnen data verzamelen die anders moeilijk te verzamelen zijn. Volgens de samenstellers van het rapport ontwikkelen lerenden door het gebruik van drones nieuwe vaardigheden zoals het plannen van routes -moet je daarom drones inzetten?- en het interpreteren van visuele aanwijzingen in het landschap. ‘Drone-based learning’ zou ook een waardevolle discussie kunnen bevorderen over het verantwoord gebruiken van nieuwe technologieën in leerruimten buiten het klaslokaal. Je kunt drones inderdaad gebruiken voor veldwerk. Hierbij gaat het echter om een vrij specifieke toepassing. Ik zie drones daarom niet breed binnen het onderwijs toegepast worden. De term vind ik overigens nogal bespottelijk. We spreken toch ook niet van ‘student response system-based learning’ of ‘online video-based learning’. De auteurs schatten de potentiële impact als ‘medium’ in. Ik schat de impact op het onderwijs beduidend lager in.
  • Visual studios: knooppunten (‘hubs’) waar lerenden creatieve processen samen ontwikkelen en ontwerpen. Deze ontwikkeling is nauw gelieerd met experimenteren, samenwerkend leren, co-creatie, communities of practices en naar mijn mening ook met ‘maker education’. Online omgevingen worden dan gebruikt voor het creëren van artefacten (zoals ontwerpen of video’s) en interactie. Digital storttelling wordt hier ook vaak toegepast. Deze ontwikkeling is ook niet heel nieuw. Je ziet verschillende initiatieven al langer bestaan. De scope is naar mijn mening breder dan onderwijs waarbij drones worden ingezet, maar smaller dan artificiële intelligentie.

Samenvattend kun je volgens mij stellen dat editie 2019 van “Innovating Pedagogy” niet heel veel nieuwe vormen van leren, doceren en beoordelen bevat. De samenstellers hadden wellicht beter nog enkele jaren kunnen wachten voordat zij een nieuwe editie van dit rapport hadden gepubliceerd.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *