Verbetering arbeidsproductiviteit vraagt om meer dan nieuwe technologie

De afgelopen jaren hebben arbeidsorganisaties fors geïnvesteerd in ICT om de arbeidsproductiviteit te vergroten. Het is sterk de vraag of dit is gelukt. Dit heeft verschillende redenen. Eén daarvan is dat we hiervoor niet de meest passende technologie gebruiken.

Volgens Sarah Evans slagen organisaties er onvoldoende in om technologie te gebruiken voor verbetering van de productiviteit. Men probeert het wel, maar zonder veel succes. Volgens Evans is de kern van het probleem:

Because they lacked a fundamental commitment to launch an entire culture overhaul (more about this later). Not necessarily “cleaning house,” but changing the WAY people work individually, collaboratively and publicly. The key lies in this trifecta, partnered with the right people on board.

Evans stelt onder meer dat medewerkers op kantoor wekelijks 28 uur besteden aan email, aan het zoeken van informatie en aan interne samenwerking. Tachtig procent van de Amerikanen werkt ongeveer een dag per week over omdat men zo veel tijd besteed aan dergelijke werkzaamheden. De lat wordt ook hoger gelegd omdat klanten bijvoorbeeld verwachten sneller reacties te ontvangen omdat technologie wordt gebruikt die dit mogelijk maakt.

Volgens de auteur kunnen zogenaamde ‘social collaboration tools’ dit probleem helpen aanpakken. Een social collaboration platform -dat uit meerdere tools kan bestaan- heeft dan vier functies:

  • Het delen van informatie en kennis bevorderen.
  • Kennis borgen.
  • Acties faciliteren.
  • De positie van mensen versterken.

Het risico bestaat echter dat deze platforms niet effectief worden ingevoerd.

Volgens Sarah Evans is het belangrijk dat deze platforms gebruikersvriendelijk zijn, en veel aandacht besteden aan ‘user experience’. Deze platforms moeten ook leuk zijn om te gebruiken. Zeventig procent van de werknemers voelt zich namelijk minder betrokken dankzij problemen met communicatie.

De auteur stelt dat je social collaboration platforms open moeten zijn, zodat je ze bij wijze van spreken een leven lang kunt gebruiken, en niet alleen binnen de organisatie waar je op dat moment werkt. Er zou dan wel een onderscheid gemaakt moeten kunnen worden tussen, bijvoorbeeld, privétaken en publieke taken. Ook zou je de mogelijkheid moeten hebben om artefacten direct en openbaar te publiceren.

Dergelijke platforms zouden in staat moeten zijn om de workflow binnen organisaties te ‘ontwrichten’. Communicatie zou hiermee verbeterd en efficiënter moeten worden, medewerkers zouden beter toegerust moeten worden om hun werk effectiever te kunnen doen.

Er is echter meer nodig dan technologie om dit te bewerkstelligen, concludeert Evans. De noodzakelijke culturele verandering is complexer te realiseren. Dit vraagt om leiderschap, en om het beëindigen van het ophemelen van het druk zijn. Het vraagt ook om een einde aan het misbruik van email, en om meer samenwerking.

Sarah Evans schetst een mooi beeld van een platform dat voor informeel leren gebruikt kan worden, binnen en tussen organisaties. OpenU, waar ik projectleider van ben, heeft die potentie (al hebben we nog wel e.e.a. te doen). Er zijn echter wel nog de nodige vragen te beantwoorden, bijvoorbeeld als het gaat om eigenaarschap van data. Als je open platforms op deze manier wilt gebruiken, kies je bijvoorbeeld impliciet voor cloud computing.

De grootste uitdaging zit echter in de verandering van de leercultuur. Het vraagt om zelfverantwoordelijkheid en zelfsturing (‘Do It YourSelves’), om openheid, samenwerking, durven delen. Voor individuen en organisaties is dat dikwijls een cultuurshock.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *