Ik moet toegeven dat ik de sessie van Jeroen van Merriënboer niet heel aandachtig heb gevolgd. Hij ging eerst in op de redenen om meer competentiegericht leren. Het onderwijs is vaak sterk gefragmenteerd. We moeten meer naar complexe, holistische domeinen. Met veel aandacht voor relaties tussen domeinen. Ook zijn er de bekende transferproblemen. Dit zijn allemaal aanleidingen voor competentiegericht leren, maar dat wist ik eigenlijk al. En ik heb dit inmiddels al zó vaak gehoord, dat ik toen maar ben gaan mailen en bloggen. Vervolgens bleek dat ik in elk geval minder goed in staat ben om meerdere taken tegelijkertijd en met aandacht uit te voeren.
Van Merriënboer lichtte ook zijn 4C/ID-model toe. Ik ga daar niet verder op in omdat daar al op Internet veel over te vinden is. Hij ging ook in op verschillende vormen van vraagsturing (in de vorm van onafhankelijke deeltaakoefening, ‘just-in-time’ open leren, en echt vraaggestuurd onderwijs) en op verschillende werkzaamheden die docenten moeten gaan uitvoeren. Zoals het ontwerpen van leertaken, scaffolding (begeleiden, maar deze begeleiding na verloop van tijd afbouwen), modelling (onder meer voordoen) en monitoren. Leertaken noemde hij de scharnierpunten om integratie te bereiken.
Het sprak me erg aan dat Jeroen van Merriënboer aan het eind van zijn bijdrage in ging op de kritiek die binnen dag- en weekbladen op competentiegericht onderwijs wordt gespuid. Hij gaf aan deze kritiek niet te herkennen. Naar zijn mening gaat het bij deze manier van leren namelijk niet om zelfstandig werken, maar om zelfstandig leren werken. Ook blijft kennis belangrijk en speelt de docent een actieve rol (maar een andere rol) binnen het leerproces. Van Merriënboer stelde ook dat bij competentiegericht leren het leren niet alleen in de praktijk plaats vindt, maar in een leersituaties die sterk op de praktijk lijken.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie