Via Google Alerts kom ik net een artikel tegen over ontwikkelingen en trends binnen de Belgische opleidingswereld. Dit artikel gaat onder meer in op het aandeel e-learning:
- 3,7% van de opleidingsbureaus gebruikt e-learning en multimedia bij leren.
- E-learning kent een gestage groei:
in 2006 werd deze vorm niet of amper toegepast, terwijl het in 2008 al door 6,8 % van de opleidingsverstrekkers werd gehanteerd.
Het artikel stelt verder dat binnen organisaties "klassieke opleidingsvormen" dominant zijn. Werkplekleren komt op plek twee, terwijl 41% gebruik maakt van 'blended learning'. De verwachting is dat het aandeel 'klassieke opleidingen' fors zal afnemen, ten gunste van ‘blended learning’, e-learning en werkplekleren.
Het is volgens mij voor het eerst dat ik dergelijke cijfers zie over Belgisch 'opleidingsland'. Ik schrok aanvankelijk van het aandeel ' e-learning'. Ik vind dat een laag cijfer, normaliter wordt het aandeel ' e-learning'op twintig tot dertig procent geschat (in een Westers land; in deze presentatie passeren cijfers de revu). Het aandeel 'blended learning' komt op mij wel weer als 'omvangrijk' over.
Verder zie je een vergelijkbare ontwikkeling als elders: verwachte afname van 'klassiek opleiden' ten gunste van onder meer e-learning.
Het lastige van dit soort artikelen (en de onderliggende onderzoeken) is echter: welke definitie gebruiken we? Vergelijken we misschien appels met peren?
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie