Deze week is het Week van de Nieuwe Technologie. In het kader van deze week hebben Michael van Wetering (Kennisnet) en ik vandaag in het Innovatiehuis in ‘s-Hertogenbosch een themamiddag verzorgd over trends op het gebied van ICT in het MBO.
Ik mocht deze middag aftrappen met een korte inleiding over trends in het MBO. Wat speelt er in het middelbaar beroepsonderwijs, en welke bijdrage kan ICT daar bij leveren?
Nu speelt er sinds jaar en dag heel veel binnen het MBO. Heel veel van deze zaken hebben te maken met de inhoud van het beroepsonderwijs (denk aan de nieuwe kwalificatiestructuur), en met de organisatie van het MBO (bijvoorbeeld onderwijslogistiek). Ik heb in mijn inleiding een aantal trends met betrekking tot leren besproken, en aangegeven hoe ICT daar een bijdrage aan kan leveren (zonder dat sprake is van een wondermiddel).
- Motivatie en ‘engagement’ van studenten zijn een issue. Nog steeds vallen te veel jongeren uit, en is het met de betrokkenheid van veel lerenden niet altijd even goed gesteld. Learning analytics kunnen bijvoorbeeld zicht bieden op de voortgang van studenten, en indicaties bieden voor interventies.
- Er ligt een hoge druk op de schouders van MBO-scholen om meer onderwijstijd in te zetten. Tegelijkertijd hebben scholen veel vrijheid om naar eigen inzicht hun onderwijsprogramma’s samen te stellen. Synchroon online leren wordt meer en meer gezien als een vorm van contactonderwijs, en kan worden gebruikt om op een efficiënte manier contactonderwijs te faciliteren.
- Versterking van de loopbaanoriëntatie en beroepskeuzevoorlichting. Via video en online of virtuele werkbezoeken kun je studenten in een vroeg stadium kennis laten maken met de beroepen die voor hen interessant en kansrijk kunnen zijn.
- De lat op het gebied van taal en rekenen wordt hoog gelegd, onder meer dankzij de centrale examinering. Tegelijkertijd zijn er grote verschillen tussen studenten op dit terrein. ICT kan helpen jongeren meer op maat te ‘bedienen’. Kwalitatief goede, adaptieve programma’s zijn daarbij een belangrijk aandachtspunt.
- Er wordt, ook binnen het MBO, in toenemende mate gepleit voor meer flexibiliteit. Keuzedelen zouden meer flexibiliteit moeten kunnen bieden. Flexibiliteit is echter geen doel op zich. Het gaat er namelijk om dat het MBO beter kan inspelen op de enorm gedifferentieerde doelgroep (wat betreft achtergronden, leerbehoeftes, voorkennis, enzovoorts). Dat kan prima met ICT.
- Sinds jaar en dag is het realiseren van een soepele doorstroom door doorlopende leerlijnen, een hot issue. Ook zijn er experimenten met de samenvoeging van de bovenbouw van de basisberoepsgerichte leerweg en mbo 2. Je kunt ICT gebruiken om bepaalde deficiënties weg te werken via extra online programma’s zodat studenten gemakkelijker doorstromen naar het HBO. Andersom zouden leerlingen uit de bovenbouw van de basisberoepsgerichte leerweg via online leeromgevingen samen moeten kunnen leren met studenten uit mbo 2.
- Het mbo wil talentvolle studenten prikkelen het uiterste te halen uit hun mogelijkheden. Ook dit pleit weer voor een vorm van differentiatie, waarbij ICT ingezet kan worden. Aan de andere kant hebben we ook te maken met passend onderwijs waarbij lerenden zo veel mogelijk binnen het reguliere onderwijs hun talenten moeten kunnen ontplooien. Ook hierbij kan ICT helpen, bijvoorbeeld door studenten met een vorm van autisme een duidelijke structuur te bieden.
- Studenten leren op stage of op een BBL-plaats, thuis, op school. Of in het buitenland. Ze leren met tal van mensen, in een beroepsgemeenschap of netwerk. Hoe kunnen we die leerervaringen waarderen en borgen? Hoe kunnen we leren in communities en netwerken faciliteren zonder dat betrokkenen altijd naar school hoeven te komen?
- Het MBO zou een meer prominente rol moeten spelen op het gebied van een leven lang leren. Daarbij gaat het onder meer om het voorkomen dat de zogenaamde onderklasse van (half of laag) opgeleide werknemers groeit, waar ook (gedwongen) zelfstandigen zonder personeel en werklozen in de leeftijdscategorie tussen de 20-30 jaar met een diploma op hooguit mbo-niveau 1 of 2 toe behoren. Deze groep is extra kwetsbaar door de robotisering en verdringing op de arbeidsmarkt. Via een combinatie van leren en werken zou deze groep naar een hoger diploma gebracht moeten kunnen worden. ICT kan daarbij helpen leren, privé en werken beter beter met elkaar te combineren.
Samenvattend kunnen drie ICT-trends deze ontwikkelingen in het MBO-faciliteren.
- Betrekkelijk nieuwe technologieën zoals virtual reality maar ook interactieve online video’s kunnen leiden tot didactische verrijking, en de betrokkenheid van studenten bij het onderwijs helpen vergroten (al is daarvoor meer nodig dan technologie). Maar ook een meer betrekkelijk eenvoudige oplossing als digitaal toetsen bevordert dat studenten een beter beeld kunnen krijgen van hun progressie. Gamification kan hier ook een bijdrage aan leveren. Hetgeen van belang is voor de motivatie. Als je ICT gebruikt om lerenden structuur te bieden, bijvoorbeeld door gebruik te maken van deadlines en automatische notificaties, dan bevordert dit ook ‘engagement’.
Diverse technologieën maken adaptief leren mogelijk. Dan hebben we het niet alleen over zeer geavanceerde toepassingen voor de langere termijn, maar ook om technologieën die op kortere termijn een zekere mate van ‘adaptiviteit’ faciliteren. Denk daarbij aan een combinatie van digitale toetsen met learning analytics. Microcredentials en digitale badges maken het ten slotte ook mogelijk dat voorgeprogrammeerde ‘leerroutes’ kunnen worden aangepast, omdat deze technologieën aantonen dat studenten zich ook buiten de reguliere opleiding om hebben ontwikkeld. - Studenten kunnen dankzij ICT ook bij tal van opleidingsinstituten gaan studeren. Grenzen vervagen door werkplek leren, online leren en leren op school. Dit vraagt wellicht ook om veranderende wetgeving omdat heersende wetgeving sterk uitgaat van leren bij één instelling.
Na mijn inleiding is Michael ingegaan op twee instrumenten uit het Technologiekompas van Kennisnet die je kunt gebruiken voor het maken van keuzes voor leertechnologieën die je kunt inzetten.
- De hype cycle
- De Strategic Technology Map
De hype cycle kun je gebruiken voor het in kaart brengen van risico’s en het rendement van technologieën. Bij deze hype cycle kun je de verwachtingen ten aanzien van het gebruik afzetten tegen de tijd dat de technologie bestaat (de volwassenheid van ICT en de mate waarin de technologie wordt gebruikt). Volgens Kennisnet laat deze hype cycle zien dat je vroeg met een technologie aan de slag kunt gaan, maar dat je ook te lang door kunt gaan met een technologie.
Deelnemers kregen de opdracht om één van de door mij genoemde thema’s te nemen, en daarbij technologieën te selecteren waarmee het thema gerealiseerd kan worden. Deze technologieën moest men op de hype cycle positioneren.
Daaruit bleek dat technologieën ook, bijvoorbeeld als gevolg van een nieuwe versie, ook terug in de hype cycle kunnen gaan. Verder bleek dat het lijkt of mensen het hebben over verschillende technologieën, maar in feite hetzelfde bedoelen. Ook kan een bepaalde technologie voor de ene toepassing verder op de hype cycle zitten, dan voor de andere toepassing. Zo is adaptieve technologie voor rekenonderwijs redelijk ver doorontwikkeld, maar bestaan adaptieve leerprogramma’s bijvoorbeeld nog niet voor verpleegtechnisch handelen (en mogelijk zullen deze programma’s hiervoor ook nooit gerealiseerd kunnen worden).
De ‘strategic technology map’ is een instrument waarmee je kunt aangeven of een technologie vooral bijdraagt aan de ‘organisatorische productiviteit’ of aan de ‘persoonlijke productiviteit’. Een managementinformatiesysteem is een voorbeeld van het eerste (‘corporate green light’), ‘bring your own device’ is een voorbeeld van het tweede type productiviteit (‘people’s choice’). De twee andere onderdelen zijn de ‘cold case’ en de ‘hot spot’. Zowel organisatie als gebruiker wordt niet warm of koud van een ‘cold case’, al is de technologie wel een belangrijke ‘enabler’. Als de technologie wordt vervangen door een andere technologie, wordt niemand daar enthousiast van, zolang de technologie maar werkt. De ‘hot spot’ draagt dan bij aan zowel de organisatorische productiviteit als aan de persoonlijke productiviteit.
Je kijkt bij dit instrument nadrukkelijk ook naar de samenhang tussen verschillende technologieën. Dit is een belangrijke, maar ook complexe oefening. Deelnemers hebben dit instrument toegepast bij het gekozen thema en de geselecteerde technologieën. Daarbij realiseerde men zich dat vaak meer nodig is dan een technologie om bijvoorbeeld het ‘engagement’ van lerenden te vergroten. De combinatie met de positionering op de hype cycle leidde tot de vraag of je op korte termijn wel fors moet investeren in de technologieën die je nodig vindt bij een thema. Als de betreffende technologieën zich in overgrote meerderheid in het begin van de hype cycle bevinden, dan kan het wel eens verstandig zijn om het voorlopig te laten bij een vooronderzoek of een kleinschalig experiment.
Het viel mij ook op dat de verwachtingen ten aanzien van adaptieve leertechnologieën en -middelen (te?) hooggespannen zijn om lerenden meer ‘op maat’ te kunnen benaderen. Tenslotte faciliteert de toepassing van dit instrument de discussie of de technologieën wel echt bijdragen aan de oplossing van een probleem.
Hieronder vind je mijn slides.
Hieronder staat de presentatie van Michael.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie