John van Dongen heeft op mijn verjaardag, twee dagen geleden, een artikel op LinkedIn gepubliceerd waarin hij pleit voor “totaalonderwijs“. Hij heeft mij gevraagd te reageren op dit concept. Dat doe ik in deze bijdrage.
John stelt dat onderwijsinstellingen veel hebben geleerd ten aanzien van online leren op afstand. Hij geeft aan dat het nu zaak is om gebruik te maken van de geleerde lessen en om “totaalonderwijs” vorm te geven.
Totaalonderwijs gaat uit van één totale leeromgeving, waarbij face-to-face leren binnen het klaslokaal en leren binnen een online omgeving tegelijkertijd en flexibel worden ingezet.
Deze omschrijving bevat m.i. twee elementen:
- Face-to-face leren en online leren zouden tegelijkertijd moeten worden ingezet. Ik ga ervan uit John bedoeld: geïntegreerd, in onderlinge samenhang. Face-to-face leren en online leren maken dan een substantieel onderdeel uit van het onderwijs en versterken elkaar. Dit noemen we echter al heel lang ‘blended learning’. Eigenlijk zou dit ‘gewoon’ goed onderwijs moeten zijn. Een aparte term als ‘blended learning’ zou eigenlijk overbodig moeten zijn. Dit element rechtvaardigt m.i. in elk geval niet de term ’totaalonderwijs’.
- Je moet in staat zijn om face-to-face leren en online leren flexibel in te zetten. Je zou bijvoorbeeld in staat moeten zijn om meer online leren toe te passen als we te maken krijgen met een tweede besmettingsgolf, en VO-scholen bijvoorbeeld weer gesloten moeten worden (hopelijk maken we dat niet meer mee). We zouden dan geen ‘remote emergency teaching‘ meer moeten toepassen, maar de keuze moeten maken voor een ander model van blended learning. Je maakt dus andere keuzes ten aanzien van ontwerpcriteria. Ik onderstreep het belang van dit ‘adaptieve vermogen’, maar ik betwijfel of dit het begrip “totaalonderwijs” rechtvaardigt.
Ik ben erg huiverig voor het introduceren van nieuwe begrippen. Je houdt je al snel bezig met semantiek. Er moet sprake zijn van een nieuwe lading als je kiest voor een andere vlag. Volgens mij is bij “totaalonderwijs’ geen sprake van een nieuwe ‘lading’.
Het flexibel over kunnen stappen naar een ander model voor -vooruit- blended learning, als de situatie erom vraagt, vergt wel veel van een onderwijsinstelling en het personeel. Echter, naarmate
- een onderwijsinstelling beter heeft nagedacht over blended learning (o.a. koppeling met visie, pedagogische opvattingen, didactisch concept, inzicht in didactische eigenschappen asynchroon en synchroon online leren),
- geïnvesteerd heeft in professionalisering en ondersteuning van medewerkers,
- ruimte geeft voor het ontwerpen en ontwikkelen van blended learning
- en geïnvesteerd heeft in materialen, leertechnologie etcetera
des te beter is de onderwijsinstelling in staat andere keuzes te maken ten aanzien van het blended learning model.
Nota bene
John van Dongen maakt de analoog met ’totaalvoetbal’ waar de wereld volgens hem in 1988 voor het eerst mee kennismaakte. Net als blended learning is totaalvoetbal echter ouder dan je denkt. Ernst Happel is ermee begonnen bij Feyenoord, met als resultaat de eerste Europacup voor een Nederlandse landskampioen. Later heeft Rinus Michels totaalvoetbal bij Ajax en het Nederlands elftal van 1974 toegepast. Bron.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Dank voor je artikel Ruben.
Als een van de meedenkers aan het nieuwe begrip Totaalonderwijs wil ik toch graag aangeven waarin Totaalonderwijs verschilt van Blended Learning.
Bij Blended Learning ligt de focus op een (de juiste) mix van contactonderwijs en digitaal onderwijs. Het onderwijs zelf is daar dus de focus.
Bij Totaalonderwijs willen we ons richten op de mensen die het moeten doen: de leraren en docenten. Vandaar de analogie met totaalvoetbal, waar een verdediger de indertijd ongekende de opdracht kreeg af en toe ook een aanvalsactie te ondernemen: niet zijn specialiteit, maar soms gewoon het meest effectief.
NB: het succes daarvan zag de wereld natuurlijk vooral bij het winnen van de Europacup in 1988.
Op dezelfde manier willen we leraren en docenten toerusten om zich absoluut te blijven specialiseren, en zich tegelijk het meest effectieve van het digitale onderwijs eigen te maken. We beogen met Totaalonderwijs dus om docenten in hun kracht te zetten, zodat ze energie en ruimte overhouden om zich ook te begeven in dingen die ze minder makkelijk afgaan.
Voorbeeld: ben je een docent die vooral specialist is in het klassikaal vertellen van mooie verhalen waarbij leerlingen aan zijn/haar lippen hangen? Blijf dat vooral doen! En leer tegelijk om zo’n verhaal af en toe ook op te nemen voor een Flipping the Class filmpje, al dan niet behulp een collega (die daar dan weer specialist in is).
Met Totaalonderwijs zetten we op deze manier niet alleen Blended Learning in, maar ook Hybrid Teaching, eLearning, Flipping the Class, enzovoort. Totaalonderwijs is dus een overkoepelend begrip waarmee scholen de wedstrijd kunnen winnen: het aanbieden van gewoon goed onderwijs waar leerlingen en leraren met meer plezier aan deelnemen.