Van 30 november tot en met 4 december 2020 vond editie 2020 van de Online Educa plaats. In deze bijdrage wil ik reflecteren op de OEB 2020, die dit jaar niet in Berlijn maar voor het eerst en noodgedwongen online plaatsvond. Wat is me inhoudelijk opgevallen? Wat vind ik van de opzet? Was er ruimte voor socialisatie? Hoe was de beleving? Hoe beviel het bloggen tijdens online sessies?
Ik wil beginnen met het geven van een groot compliment aan de organisatie. Zij zijn er in geslaagd een inhoudelijk interessant en gevarieerd evenement te organiseren. Er was sprake van veel afwisseling en dynamiek. Technisch is de OEB 2020 nagenoeg vlekkeloos verlopen. Petje af. Ik heb met plezier deelgenomen.
In onderstaande terugblik verwijs ik naar bijdragen van sprekers. Ik heb echter een verslag per dag gemaakt. Je zult dus even moeten zoeken naar de specifieke bijdrage waar ik naar verwijs.
Inhoud
Impact COVID-19
Er was, zoals ik al verwachtte, veel aandacht voor de impact van de coronacrisis op onderwijs in het algemeenheid en op ervaringen met online leren tijdens afgelopen voorjaar in het bijzonder. Verschillende sessies gingen in op ervaringen van instellingen. De toonzetting was over het algemeen optimistisch. Een aantal keynotesprekers gaf aan dat COVID-19 uiteraard verschrikkelijke gevolgen heeft gehad. Denk aan het aantal overledenen of de toegenomen verschillen in cognitieve ontwikkeling tussen kinderen van hoog opgeleide ouders en kinderen van lager opgeleide ouders.
Tijdens de OEB word je je ook bewust van de bevoorrechte positie waarin wij in Nederland verkeren, zelfs tijdens de coronacrisis. Asha Kanwar van de Commonwealth of Learning wees onder meer op de enorme digitale kloof en sociale ongelijkheid. Zij vertelde ook wat haar organisatie hier aan heeft proberen te doen.
Verschillende bijdragen belichtten echter nadrukkelijk ook de kansen van deze crisis voor innovatie van het onderwijs en voor de adoptie van online en blended learning. Veel docenten hebben stappen gezet op het gebied van digitalisering en zijn meer gemotiveerd om zich te verdiepen in leertechnologie en digitale didactiek.
Ik weet dat zo net nog niet. Afrikaanse landen hebben veel meer ervaringen hebben met pandemieën. Denk aan Ebola. Dergelijke rampen hebben negatieve gevolgen gehad o.a. voor de onderwijsinfrastructuur.
Ik heb ook een aantal presentaties bijgewoond (op dag drie en vier) waaruit duidelijk werd dat scholen gedurende de coronacrisis, mede door middel van professionalisering en ondersteuning van docenten, geïnvesteerd hebben in verbetering van het ontwerp van hun online onderwijs (van stabiliseren naar innoveren):
Tijdens de OEB werd nadrukkelijk ook gewezen op de complexiteit van ‘simultaan onderwijs’. Helaas gingen de sprekers daar in hun 15 minuten durende presentatie niet heel erg uitgebreid op in. Het volgende genoemde idee om bij online leren op afstand ook aandacht te schenken aan gezondheid en gemeenschapsvorming wil ik hier graag herhalen:
Organiseer online digitale wedstrijden tussen scholen met behulp van de Strava App, waarbij scholen/studenten/ouders/grootouders betrokken werden bij het proberen te winnen van wedstrijden op basis van wie het meest kon lopen/lopen/oefenen op een bepaalde dag. Dit hielp ook de digitale gemeenschapsgeest te creëren.
Provocerende gedachten
Het waren vooral een aantal keynote-sprekers die de online aanwezigen uitdaagden om eens meer fundamenteel na te denken over maatschappelijke veranderingen en hun impact op de inhoud van en wijze waarop wij leren. “Thought provoking” noemen ze dat in het Angelsaksisch taalgebied. Je kunt de inhoud niet morgen toepassen in je eigen praktijk, maar het zet je wel aan het denken. Nik Gowing stelde bijvoorbeeld dat we te maken hebben met zaken die we ooit als ‘ondenkbaar’ hebben beschouwd, of waarvoor we onze ogen lang hebben gesloten en hoopten dat het ‘ondenkbaar’ was (zoals de klimaatcrisis, COVID-19 of de Brexit).
Gowing vergeleek de huidige tijd niet met een oorlog, maar met ‘war time’. We hebben andere bekwaamheden nodig hebben, dan voorheen, om daar mee om te gaan. Meer bescheiden zijn, luisteren en samenwerken met anderen om tot oplossingen te komen.
Volgens Tony O’Driscoll bevinden we ons nu in een “liminal space”. Dit is de ruimte tussen een oude wereld en een in opkomst zijnde wereld. We kennen die nieuwe wereld nog niet. We voelen ons daardoor verloren.
Sean Michael Morris pleitte ervoor om de mens veel meer centraal te stellen, en niet het onderwijssysteem of de technologie die we gebruiken voor het verzorgen van onderwijs. We gebruiken data onder meer voor het creëren van schijnzekerheden rond studiegedrag, terwijl we eigenlijk veel meer verbeeldingskracht nodig hebben om humanisering van het onderwijs te realiseren waarbij de ontwikkeling van lerenden centraal staat.
De bijdrage van Pak Tee Ng uit Singapore had weer een heel andere toonzetting. Hij pleitte voor geleidelijke verandering van de wijze waarop we onderwijs verzorgen (blended learning), zonder de missie van het onderwijs uit het oog te verliezen.
Impact van digitalisering op kennis en vaardigheden
De eerste keer dat ik de OEB bezocht was in 2003. Toen werd, als ik me goed herinner, ook al gesproken over zeer snelle technologische veranderingen en de gevolgen die dit zou moeten hebben voor bekwaamheden waarover mensen moeten beschikken, de inhoud en wijze waarop onderwijs verzorgd moet worden en voor een leven lang leren.
Tijdens deze editie van de OEB was dit niet anders. Veel sprekers beginnen hun bijdrage met de maatschappelijke veranderingen als gevolg van digitalisering. Dit kwam bijvoorbeeld aan de orde tijdens de bijdrage van Andreas Schleicher van de OECD en van Tony O’Driscoll. Schleicher schetste bijvoorbeeld vier mogelijke scenario’s voor het onderwijs, als reactie om om te gaan met veranderingen:
Asha Kanwar van de Commonwealth of Learning schetste op haar beurt drie mogelijke scenario’s voor onze toekomst (gewenst, waarschijnlijk, mogelijk). In het mogelijke scenario zullen natuurrampen die als gevolg van de klimaatcrisis ontstaan bijdragen aan de vernietiging van infrastructuren voor leren, materialen, en verlies aan data.
Overdreven? Daar waar wij in West-Europa veel last zullen krijgen van droogte en hogere temperaturen wordt men in Afrikaanse landen en in Zuid-Oost Azië daadwerkelijk geconfronteerd met orkanen en overstromingen als gevolg van klimaatverandering, die voor een groot deel op het conto kan worden geschreven van Westerse landen. Kanwar stelde dat volledig face-to-face onderwijs ook bijdraagt aan het klimaatprobleem. Volgens Kanwar laat onderzoek namelijk zien dat volledig face-to-face onderwijs tot 3x zoveel CO2 uitstoot leidt dan online onderwijs. Dus ook vanuit die optiek is het noodzakelijk om in elk geval blended learning te gaan toepassen. Elke sector moet immers z’n verantwoordelijkheid nemen voor het terugdringen van de CO2-uitstoot.
Ik vind het mooie aan de OEB dat je hier ook geconfronteerd wordt met niet-Westerse perspectieven op onderwijs, opleiden en het gebruik van leertechnologie.
In het learning café met o.a. Gilly Salmon hebben we in dit kader op een heel aardige manier stilgestaan bij drijfveren van veranderingen, vanuit verschillende perspectieven (zoals de lerende, kennis en het doceren). Verder ging Yoram Wind op dag 1 in op tien volgens hem noodzakelijke onderwijsveranderingen. Bijvoorbeeld: van gescheiden werelden van onderwijs en onderzoek naar interdisciplinaire kennisnetwerken, waarbij op innovatieve manieren wordt geleerd. Ook in de bijdrage van Europees Commissaris Maryia Gabriel ging het over de gevolgen van digitalisering voor het onderwijs. Zij presenteerde haar ambities en plannen om hier wat aan te doen. Zij wil onder meer de ontwikkeling van een hoogwaardig digitaal onderwijsecosysteem bevorderen.
Er was echter niet alleen aandacht voor vaardigheden zoals kritisch om kunnen gaan met grote hoeveelheden informatie of het samen kunnen oplossen van complexe problemen. Zowel Andreas Schleicher als Maryia Gabriel benadrukten de noodzaak om meer te investeren in de ontwikkeling van basisvaardigheden. Daar schort het ook nogal aan, aldus deze sprekers.
Intermezzo
Bij bijdragen over snelle maatschappelijke veranderingen en de impact van digitalisering vraag ik me overigens weleens af: is dit niet van alle tijden?
De Eerste Wereldoorlog was eigenlijk ook iets ‘ondenkbaars’. Niemand wilde deze oorlog, en toch kwam ie er. Verder werd een jaar of veertig geleden al benadrukt dat verbeeldingskracht belangrijk is (verbeelding aan de macht). Televisie en vliegtuig hebben grote invloed gehad op het leven van generaties voor mij. En ook tijdens de zogenaamde stabiele periode (tussen de tweede wereldoorlog en de huidige tijd) zijn er heel wat crises geweest (Vietnam, genocide in Rwanda, ’troubles’ in Noord-Ierland, apartheid, enzovoorts).
Mensen hebben altijd te maken gehad met maatschappelijke veranderingen. Daarmee wil ik problemen als klimaatverandering niet bagatelliseren, integendeel. Maar ik vraag me af of mensen niet altijd veerkrachtig moesten zijn, in staat zich aan te passen en samen werken bij het oplossen van complexe problemen. Wel zie je dat we door de eeuwen heen steeds hogere eisen zijn gaan stellen aan werknemers, en zie je dat routinematig werk steeds meer uitgevoerd wordt door computers. Ook is dankzij globalisering sprake van meer onderlinge afhankelijkheden.
Tegelijkertijd duurt het vaak een jaar of tien voordat nieuwe technologie echt grote invloed heeft, bijvoorbeeld op leren, opleiden en onderwijs. Veel ‘nieuwe technologieën’ zijn helemaal niet zo nieuw, maar kennen vaak een rijke historie. Dat is bijvoorbeeld het geval met artificiële intelligentie. Ik vond het bijvoorbeeld illustratief dat de slides van de laatste keynote spreker over belangrijke leertechnologieën (zoals multi-device learning, data en analytics of AI) drie jaar oud waren.
Microcredentials
In de sterke openingskeynote van dag twee ging Beverly Oliver in op de toenemende wereldwijde aandacht voor microcredentials en de daarmee samenhangende actuele vraagstukken. Zij stelde onder meer dat traditionele aanbieders veel laten liggen als het gaat om het bedienen van leven lang lerenden. Professionals zullen het traditionele onderwijs de rug toe keren als deze aanbieders niet meer werk zullen maken van microcredentials. Dat betekent ook echt ander onderwijs en een andere inrichting van het onderwijs. Traditionele aanbieders leggen bijvoorbeeld sterke nadruk op het belang om microcredentials te kunnen stapelen, uiteindelijk tot diploma’s. Microcredentials hebben vooral ook waarde van zichzelf. Je kunt voor jouw ontwikkeling ook voldoende hebben aan aparte microcredentials.
Ontwerp van online en blended learning
Je kon tijdens deze OEB verschillende sessies bijwonen over het ontwerpen en ontwikkelen van online en blended learning. Ik heb twee sessies hierover bijgewoond. Op de eerste plaats een sessie over het “Six Steps” Model Design for High-quality Online Learning Experiences. Divers onderzoek ligt ten grondslag aan dit model. De zes stappen zullen menigeen dan ook, als het goed is, bekend voorkomen.
De tweede sessie was een interactieve sessie over het toepassen van design thinking, waarbij we onder andere in subgroepen, in aparte Whereby-omgevingen en met behulp van Miro, werkten met de Lottery game tool om ideeën te genereren. De werkwijze werd op die manier wel duidelijk, en dat was mooi.
Ik vraag me hierbij wel af of je bij design thinking niet dikwijls blijft steken bij het ontwikkelen van prachtige prototypes, zonder dat deze prototypes ook daadwerkelijk worden vertaald in echte toepassingen op het gebied van leren, opleiden en onderwijs.
Investeer in docenten
Er was veel waardering voor inspanningen die docenten de afgelopen maanden hebben gepleegd om de de noodzakelijke en noodgedwongen omslag te maken richting online en blended onderwijs. Pak Tee Ng maakte echter duidelijk hoe belangrijk het is dat de samenleving structureel waardering heeft voor het werk van docenten en hoe belangrijk het is voor het realiseren van veranderingen dat je investeert in de ontwikkeling van docenten.
Tijdens een sterke paneldiscussie over professionalisering van docenten met o.a. Diane Laurillard werden veel tips en ideeën gegeven voor betekenisvolle en effectieve deskundigheidsbevordering. Daarbij gaat het onder meer erom dat professionaliseringsactiviteiten moeten leiden tot resultaten die docenten daadwerkelijk in hun praktijk kunnen toepassen. Verder werd onder meer het belang benadrukt van ruimte voor het kunnen delen van ervaringen en voor het van en aan elkaar leren.
Het was echter pijnlijk om te zien dat docenten in eigenlijk geen enkel West-Europees land voldoende tijd krijgen om te investeren in de ontwikkeling van blended en online onderwijs. Is het dan gek dat alleen de beperkte groep zeer intrinsiek gemotiveerde docenten hierin investeren? Het ontwerpen en ontwikkelen van online en blended learning is helaas dikwijls nog vrijwilligerswerk.
Big data, learning analytics en AI
Het gebruik van big data voor het analyseren van patronen in leergedrag en het gebruik van big data ten behoeve van AI was wederom een belangrijk thema. Verleden jaar was er veel aandacht voor de ‘donkere kant’ van deze ontwikkeling (privacy en ethiek). Dit jaar lag de nadruk op de toepassingen. Dat bleek bijvoorbeeld op dag vijf uit de presentaties van Guy Wilmshurst Smith van Network Rail (VK) en Elisabetta Galli van de Santander Group in Spanje. Ik kom daar bij de veranderende L&D-functie op terug. Tijdens deze laatste dag van de OEB was er ook een dubbele keynote door Barbara Wasson en David White. Wasson beschreef de historische ontwikkeling van learning analytics, vanaf de jaren zestig. Volgens haar moet learning analytics vooral worden gebruikt om lerenden, docenten en onderzoekers sterker te maken. Empowerment in plaats van surveillance. Een pleidooi dat mij uit het hart gegrepen is.
David White ging in op de gespannen verhouding tussen creativiteit enerzijds en technologie en data anderzijds. Technologie en data hebben vaak te maken met efficiëntie. Creativiteit heeft juist baat bij ruimte, geen regels, bij verbindingen, bij experimenten en processen zonder dat voorop staat wat het gewenste product moet zijn. Creativiteit kan niet in systemen worden vastgelegd. Volgens White moeten ook niet denken dat data altijd volledig zicht bieden op de werkelijkheid. Daar moeten we heel voorzichtig mee zijn. Wat is het verhaal erachter? Binnen games als Mindcraft gaan creativiteit en technologie overigens wel weer prima samen.
Ik heb overigens ook op dag drie een sessie bijgewoond over case-based learning waarbij studenten een casus over wat je kunt doen aan klimaatverandering moesten oplossen door het gebruik van data. Ik dacht dat deze sessie over learning analytics ging…
Virtuele klas en didactiek
Het gebruik van synchroon online leren is de afgelopen maanden explosief toegenomen. We kunnen het potentieel van virtuele klas-sessies echter veel beter benutten. Jo Cook liet ons op dag twee aan den lijve ervaren hoe je een kwalitatief goede virtuele klas-sessie kunt faciliteren. Uit mijn beschrijving van deze sessie kun je diverse tips halen zoals elke drie minuten interactie en markeer in de chat als een nieuw onderwerp wordt besproken.
Jo adviseerde ook face to face ‘delivery’ te deconstrueren. Zij heeft het over digital body language. Je moet ook kijken wat deelnemers prettig vinden. Daarom moet je niet verplichten om de camera aan te zetten.
Het viel me op dat andere presentatoren van life sessies tijdens de OEB 2020 de tips van Cook niet echt in de praktijk brachten. In veel gevallen volgde een vraag- en antwoord-sessies na een presentatie van een ruim kwartier. Erg vond ik dat niet. De inhoud was meestal boeiend en leent zich ook niet altijd voor het delen van eigen ervaringen.
Jo Cook vroeg in haar sessie wel heel intensief naar eigen ervaringen van deelnemers. Bijvoorbeeld: wat vonden jullie de belangrijkste uitdaging toen je onderwijs en trainingen synchroon online moest gaan verzorgen? Het kan echter ook voorkomen dat mensen nauwelijks of geen ervaringen hebben met de inhoud. Dan wordt het lastig om ervaringen te delen.
Virtual reality en augmented reality
Verschillende sessie gingen over virtual reality en augmented reality. Ik heb ook rond om deze trends twee sessie bezocht. Daarnaast besteedde ook David Kelly in zijn afsluitende keynote aandacht aan deze ontwikkeling. Kelly wees daarbij op de beperkte scope van VR en de bredere toepassingsmogelijkheden van augmented reality. Dat betekent dat VR toegevoegde waarde heeft voor betrekkelijk weinig leervragen (bijvoorbeeld oefenen in gevaarlijke situaties), en AR voor meer leervragen (denk ook aan performance support).
Ik vond het mooi om te zien hoe Carl Boel ‘evidence-informed’ principes besprak die belangrijk zijn bij het ontwerpen van VR-leerervaringen. Bijvoorbeeld over het belang van nuttige, doelgerichte feedback. Anders is het gewoon een spel. Mijn ervaring is dat je binnen VR-omgevingen juist vaak heel beperkte feedback krijgt.
Willi Bernhard liet ons tijdens een twee uur durende workshop op dag vijf kennis maken met de virtuel reality omgeving Hubs.mozilla.com. Het mooi van deze open source omgeving is dat je hierin gebruik kunt maken van bepaalde formats zoals een campus of een eiland. Je hoeft dus niet zelf een omgeving te bouwen, maar je kunt je richten op de didactische scenario’s zoals een escaperoom in een doolhof of een postersessie.
Je kunt deze omgeving gebruiken met behulp van een cardboard en smartphone of met een headset zoals de Oculus Go. Ik zou deze omgeving echter vooral gebruiken met een laptop. Je beschikt daardoor namelijk over meer interactiemogelijkheden. Aan de andere kant is de ‘immersieve ervaring’ wel beduidend minder. Volgens Bernhard is de leercurve van deze toepassing beperkt, en een stuk toegankelijker dan bijvoorbeeld Second Life.
De veranderende L&D-functie
De functie ‘Learning and Development’ binnen arbeidsorganisaties evolueert. De aandacht voor deze trend is ook een jaarlijks terugkerend fenomeen tijdens de OEB, zoals ik al verwachtte. Dat heeft te maken met klachten over het onvoldoende leveren van een bijdrage aan organisatiestrategie en aan de prestaties van een organisatie. L&D zou zich bezig moeten houden met meer leerinterventies dan opleiden alleen en ook meer aannemelijk moeten maken wat de toegevoegde waarde is van L&D voor de arbeidsorganisatie. Learning analytics en het realiseren van veranderingen zijn daarom ook werkterreinen voor de L&D-functie.
Donald Taylor benadrukte dit in zijn keynote op dag twee. Taylor stelde ook dat L&D-ers onvoldoende kennis over leren toe passen en nog te vaak in de val van pseudowetenschap trappen. Ik deel die mening maar vraag me tegelijkertijd af waarom de OEB-organisatie ruimte geeft aan sessies over neurolinguïstisch programmeren. Over pseudowetenschap gesproken…
Op dag vijf onderstreepten Guy Wilmshurst Smith van Network Rail en Elisabetta Galli van de Santander Group het belang van learning analytics en verandermanagement als werkterrein van L&D. Guy liet zien hoe zij data gebruiken om managers inzicht te geven in de relatie tussen ‘performance issues’ en de ontwikkeling van bekwaamheden van medewerkers. Elisabetta vertelde over de realisatie van een nieuw L&D-ecosysteem, Dojo. Dojo is eigenlijk een connector die externe content, Moocs, interne content en LMS/LXP’s aan elkaar koppelt.
Het valt me wel op deze sprekers de nadruk legden op het identificeren van een ‘skills gap’ binnen een organisatie en het aanpassen van medewerkers zoals die kloof kan worden overbrugd. Deze benadering verhoudt zich bepaald niet goed tot het pleidooi van Sean Michael Morris voor het centraal stellen van de lerende, en voor pleidooien voor meer creativiteit (bijvoorbeeld van David White).
Ook binnen arbeidsorganisaties kun je kijken naar hoe je bestaande deskundigheden beter kunt benutten en kun je investeren in de ontwikkeling van de werknemer, ook als deze vervolgens de arbeidsorganisatie verlaat. Niet investeren in de ontwikkeling is veel erger, ook voor de arbeidsorganisatie.
Kritiek op het hoger onderwijs
Traditiegetrouw spaarde de OEB ook nu het hoger onderwijs niet. Dat kwam dit keer het sterkste naar voren in het OEB Debat op woensdagavond. Ongeveer tweederde van degenen die zich hebben uitgesproken over de stelling, steunden degenen die van mening waren dat bijvoorbeeld beroepsonderwijs veel relevanter is voor de samenleving dan universitair onderwijs. Je hebt ook geen universitaire opleiding nodig om maatschappelijk succesvol te zijn.
Het valt mij hierbij op dat deze mensen makkelijk voorbij gaan aan het feit dat onderwijs er niet alleen voor is om bekwame arbeidskrachten af te leveren, maar ook verantwoordelijk opererende, geëmancipeerde en kritische burgers. Bovendien zijn hoger opgeleide mensen gelukkiger, gezonder en succesvoller. Tegenstanders van de stelling waarschuwden ervoor om het kind met het badwater weg te gooien. Ik ben het daar mee eens. Universitair onderwijs en beroepsonderwijs zijn beiden belangrijk.
Opzet
De OEB-organisatie heeft gebruik gemaakt van de applicatie ‘Swapcard’. Als je inlogde kreeg je een welkomstvideo te zien. Je kon vervolgens op basis van de congresagenda je eigen agenda samenstellen (en deze exporteren naar je gewone agenda). Op basis van gemaakte keuzes en jouw profiel kreeg je ook suggesties. Vlak voor aanvang van een sessie, ontvang je een herinnering. Na afloop een verzoek om de sessie te evalueren. Verder kon je deelnemers zoeken, ermee chatten en afspraken maken voor een virtuele meeting. Je kon deelnemers niet echt spontaan ontmoeten.
De sessies begonnen (meestal) keurig op tijd. Deelnemers uit diverse tijdzones werden begroet met goedemorgen, goedemiddag en goedenavond. Het scherm met de presentator en de slides verschenen in beeld. Livestreaming werd gerealiseerd door Streaming Valley. Je ziet sprekers tijdens een plenaire online sessie beter dan in een enorme zaal met zo’n 2000 deelnemers. De chat kon je gebruiken voor conversaties. Dat gebeurde meestal ook. Het tabblad Questions gebruikte je voor vragen. Sprekers konden ook polls gebruiken. Daar is in mijn sessies weinig gebruik van gemaakt. Sprekers van plenaire sessies werden geïntroduceerd door een voorzitter, die ook het vraag- en antwoord onderdeel modereerde. Je merkt ook dat de drempel om een sessie te verlaten online een stuk lager is. Ik heb een sessie bijgewoond waarbij 9 van de 25 deelnemers het einde hebben gehaald.
Je kon kiezen uit verschillende onderwerpen (geordend naar zes thema’s), en diverse formats. Ik heb deelgenomen aan plenaire sessies waarbij de spreker meestal zo’n 20-25 minuten aan het woord was, en jij schriftelijk vragen kon stellen. Ik heb ook deelgenomen aan interactieve sessies waarvoor de sprekers bijvoorbeeld Zoom (inclusief Break-out Rooms), Whereby of Adobe Connect gebruikten. Een interessant format was ook de online haardvuursessies waar je in de applicatie Remo informeel met elkaar kon praten rond relevante onderwerpen zoals didactiek bij online en blended learning. Er waren verder met Presentations2Go opgenomen presentaties van 15 minuten die je kon bekijken, terwijl je via de chat vragen kon stellen en met elkaar kon converseren.
Technisch gezien verliep de online editie van de OEB eigenlijk probleemloos. Ik had één keer een probleem met de verbinding. Dan is het handig dat je de opname meteen terug kunt kijken. Maar eigenlijk is dit een plezierig format. Tijdens de reguliere OEB vinden vaak sessies van anderhalf uur plaats moet daarbinnen vier presentaties. Er is dan altijd wel één presentatie die minder boeit.
Uiteraard was er ook het Online Educa Debat in Lagerhuis-stijl. Dat was weer de moeite waard. De borrel ontbrak helaas.
Je kon verder leveranciers online bezoeken, en sprekers zoeken. Ik heb geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om afspraken te maken met leveranciers. Ik vind het waardevol om over de beurs te wandelen en te scannen of ik nieuwe leertechnologieën zie. Ik kijk graag naar demonstraties. Soms maak ik een uitvoeriger praatje met een leverancier. Dat doe ik meestal spontaan.
Als ik het goed heb begrepen vertelde Donald Taylor bij de opening dat meer dan 1700 deelnemers uit meer dan 60 landen zouden participeren. Dat zijn er minder dan bij een gewone versie van de OEB, maar nog steeds best veel. Ik heb geen idee hoeveel mensen daadwerkelijk hebben deelgenomen, en in welke intensiteit. Je kon sessies in je congresagenda plaatsen. Maar dat hoefde niet. En als je je officieel had ingeschreven voor een sessie, dan kon je nog niet opkomen dagen. Vaak was je met zo’n 50 mensen in een sessie. Minder kon ook. Plenaire sessies zijn waarschijnlijk veel drukker bezocht. En dan zijn er uiteraard deelnemers die in eigen tijd en tempo opnames bekijken.
Eigenlijk was dit een prima opzet voor een dergelijk online event. In totaal heb ik dit jaar 21 uur besteed aan de OEB (exclusief bloggen). Verleden jaar was dat 18 uur.
Socialisatie en beleving
Ik heb geen idee of veel gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om online met mensen af te spreken. Ik ben daar in elk geval minder toe geneigd geweest. Dat komt ook doordat ik deelname aan de online OEB heb afgewisseld met regulier werk. Ik heb wel twee maal deelgenomen aan een haardvuursessie van een half uur, en dat is best goed bevallen.
Het online netwerken en kort chatten vind ik minder aangenaam dan spontaan of op afspraak samen koffiedrinken of samen een Weizenbier drinken in de ‘Marlene Bar’. Maar wellicht is dat ook een kwestie van wennen.
Je hebt naar mijn mening ook geen echte ‘conferentiebeleving’ omdat:
- je vanuit je eigen kantoor deelneemt,
- je het gewone werk afwisselt met regulier werk,
- een fysieke beurs met interessante stands ontbreekt,
- je geen spontane ontmoetingen hebt
- en je niet met anderen afspreekt om samen te eten of koffie te drinken.
Het voortdurend switchen tussen congres en regulier werk is ook behoorlijk vermoeiend. Dat komt ook doordat ik vijf dagen ermee bezig ben geweest, in plaats van de gebruikelijke woensdag(middag) t/m vrijdag. Andere keren ervaar ik de OEB ook als vermoeiend. Dat komt echter ook door de lange dagen die je dan ‘maakt’ (mede dankzij borrels en etentjes).
En wat heb ik Berlijn gemist….
Aan de andere kant was ik vrijdagavond wel met borreltijd thuis, heb ik geen tijd besteed aan reizen en heb ik veel geld gespaard. Ik realiseer me ook dat nu waarschijnlijk veel mensen hebben deelgenomen voor wie de Online Educa anders niet toegankelijk is. Tijdens de afsluiting van de laatste keynote waren er deelnemers die weer vroegen om een online editie volgend jaar.
Als het om wat voor reden niet mogelijk of lastig is om een conferentie fysiek bij te wonen, dan is online participatie een prima alternatief. Met name als de prijs, zoals nu bij de OEB, relatief laag is. Online confereren doet, net als ‘gewoon’ online leren, wel een beroep op zelfregulering. Je mist ook een deel van de beleving. Maar wellicht is dat, zoals gezegd, ook een kwestie van wennen, en van technologie die o.a. spontaan ontmoeten beter kan faciliteren dan nu het geval is.
Een ‘simultaan congres’ dan maar, waarbij je kunt kiezen tussen face-to-face of online? Dat is, net als ‘simultaan onderwijs’ complex om te organiseren.
Deelname uit Nederland
Het viel me op dat Nederlandse onderwijsinstellingen dit keer met veel minder deelnemers vertegenwoordigd waren dan anders. Sommige hogescholen gaan soms met tientallen deelnemers naar Berlijn. Nu bijvoorbeeld met vier deelnemers. Naar de redenen kan ik gissen. Komt het nu niet uit en zou men anders ook niet naar Berlijn zijn gegaan? Worden docenten wel vrij geroosterd voor een face-to-face evenement, maar niet voor een online conferentie? Mist men de beleving van een face-to-face evenement en de ruimte voor sociale contacten? Lag het aan het relatief laat switchen van face-to-face naar online, of aan het onverwacht spreiden over vijf dagen?
Of gaan veel mensen vooral naar Berlijn om met elkaar samen te zijn, en over onderwijs (en andere zaken) te praten? Aan de combinatie inhoud/prijs zal het niet hebben gelegen.
Hoe beviel het bloggen?
Om live te kunnen bloggen heb ik de browser met congresapplicatie Swapcard links in het scherm gezet (ongeveer 75% van het scherm) en een teksteditor rechts in het scherm. Daardoor kun ik de presentator en de slides goed zien en aantekeningen maken. Bij praktisch alle sessies ging dat goed (met Tony O’Driscoll had ik wel moeite). Het lukte me bijna niet om te participeren in de chat terwijl de presentator presenteerde. Maar dat is bij een live OEB niet anders. Daarna kon ik de teksten nog bewerken en in WordPress plannen. Ik ben eigenlijk wel tevreden over deze manier van live bloggen.
Tot zover mijn uitvoerige terugblik op inhoud en opzet. Zoals gezegd verdient de organisatie van de OEB een groot compliment.
De volgende OEB vindt (hopelijk toch weer face-to-face) plaats op 1-3 december 2021. De data staan al in mijn agenda.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Bedankt voor je blogs vorige week! Ik vond het erg waardevol om na de conferenties het nog eens na te kunnen lezen.
Graag gedaan