Tijdens de tweede dag van de SURF Onderwijsdagen stonden de verschillende sessies in het teken van het ontwerpen van het onderwijs van de toekomst, inclusief de vraagstukken die deze toekomst met zich mee brengt. Onderstaande blogpost is een impressie van deze tweede dag.
Christien Bok (SURF) en Karim Amhgar (dagvoorzitter) openden dag twee van deze Onderwijsdagen, en wel op het levendige plein met de stands.
Christien memoreerde de gesprekken van gisteren over de grootschalige ervaringen met ‘EHBO-onderwijs’. We kunnen daardoor wel beter nadenken over hoe we ons onderwijs kunnen vormgeven in tijden van transitie, en daarvoor de noodzakelijke acties te ondernemen. Een investeringsimpuls uit het nationaal groeifonds voor digitalisering van het onderwijs moet dat mogelijk maken (aangevraagd, nog niet toegekend) . Doelen daarvan zijn:
- Benutten van digitalisering voor kwaliteitsverbetering.
- Verbetering digitale vaardigheden docenten en studenten.
- Vergroten van de wendbaarheid van het onderwijs.
Onderzoek doen en het opbouwen van een nationale kennisinfrastructuur voor het onderwijs zijn daarbij van groot belang. De indieners van het voorstel voor de investeringsimpuls willen investeren in wetenschappelijk en toepasbaar onderzoek en de resultaten daarvan toepasbaar maken voor de praktijk. Aandacht voor publieke waarden is daarbij een belangrijk onderwerp. Verder moeten voorzieningen worden ontwikkeld om onderwijs op een goede en veilige manier te kunnen gebruiken.
In het nieuwe plan wil men samenwerken in transitiehubs om ambities te helpen realiseren. Daarbij wordt o.a. samengewerkt met marktpartijen.
Hoe gaan vernieuwingen werken in de eigen instelling? Daar moeten centra voor doceren en leren voor zorgen. Instellingen kunnen daar zelf vorm aan geven.
De initiatiefnemers hebben samen een agenda gemaakt om uitdagingen van de toekomst te helpen realiseren. Digitalisering moet bijdragen aan onderwijs van wereldklasse.
Blended onderwijs was er altijd al
Vervolgens mocht Barend Last -één van de winnaars van de onderwijsawards van dit jaar- een column met de titel “Blended onderwijs was er altijd al” voorlezen.
Hij heeft een haat/liefde verhouding met die term. Net als veel docenten. Waar komt dat ‘zuchten’ vandaan? Is blended learning wel zo nieuw? Er zijn mensen hier al heel lang mee bezig. Wat doet dat met de docent? Wat verandert er echt aan die rol?
Barend gebruikte de metafoor van een docent die lesgeeft op een onbewoond eiland met een boom aan vier studenten. Dan ga je als docent vertellen en vragen stellen. Op een dag komt er een boot aan met papieren en potloden. Studenten kunnen dan meer. Maar wat verandert er aan jouw rol? Die introductie van potlood en papier vraagt om nieuwe vaardigheden. Daarna komt er een bootje met boeken. Studenten kunnen nu ook lezen, en in combinatie met potlood en papier heb je nog meer mogelijkheden. Wat verandert er aan jouw rol en wat vraagt dit van de student (denk aan zelfsturing)?
Zo bieden nog steeds meer technologieën jou mogelijkheden. Maar je moet dat creëren tot een logisch geheel.
Barend ging ook in op de vraag: wat is technologie? Volgens Wikipedia is dat het geheel aan technieken, vaardigheden, methoden en processen dat gebruikt wordt voor de productie van goederen en diensten, of ter verwezenlijking van een doel, zoals wetenschappelijk onderzoek.
De rol van docent verandert bij de introductie van technologie en vraagt veel van vaardigheden. Je moet andere strategieën toepassen. Onderwijs geven wordt niet makkelijker, maar wel krachtiger.
Moet een docent dan elke rol die hierbij komt kijken uitvoeren? Teams moeten dit realiseren. We moeten blended learning volgens Barend niet meer presenteren als iets nieuws of het ‘nieuwe normaal’. Focus je op het onderwijsontwerp waarbij je technologie inzet als deze meerwaarde heeft.
Technologie is niet per definitie goed. We moeten het niet meer hebben over blended learning, maar over gewoon goed onderwijs. Dan zal de ‘diepe zucht’ bij docenten gaan verdwijnen.
Flexibilisering van het onderwijs/microcredentials als aanjager van een leven lang leren?
Ik mocht samen met Ulrike Wild (WUR) en Bart Lamboo (Versnellingsplan) aanschuiven bij Tjip de Jong die vandaag twee podcasts opnam. In deze podcast zijn we ingegaan op microcredentials als middel voor de vormgeving van een leven lang ontwikkelen. Ik heb uiteraard zelf geen aantekeningen gemaakt. Je kunt de podcast zelf beluisteren.
Onderwijs in 2027 and beyond
Marcel Brosens becommentarieerde drie actuele schetsen voor het onderwijs van de toekomst:
- Leren digitaliseren (transitieagenda)
- SURF Strategisch plan
- Digitalliseringsimpuls onderwijs
Hoe zien de leerervaringen van studenten tegen die tijd uit? Hij deed dat aan de hand van zijn kinderen.
2027
Onderwijs wordt gevolgd bij verschillende onderwijsinstellingen (mbo, hbo, universiteit). De student rondt de opleiding af op mbo niveau, en gaat een online vervolgopleiding volgen bij een andere universiteit.
De student heeft één onderwijsidentiteit voor mbo, hbo, wo, en niet een studentnummer per instelling. Alles wat de student doet, komt in een veilig digitaal portfolio terug. De student kan bepalen met wie het portfolio wordt gedeeld. De student heeft keuzemogelijkheden voor campusonbderwijs of online. Opleidingen worden samen met studenten en bedrijfsleven kortcyclisch te ontwikkelen. Vakken worden dwars door onderwijssectoren gevolgd en administratieve systemen zijn met elkaar verbonden.
Marcel vroeg ook of de zaal vond dat dit een stap is of een sprong. De meeste aspecten werden toch wel als een ‘sprong’ ervaren.
2030
Studenten kunnen dan zelf leerdoelen formuleren met hulp van een studiecoach. Verder beschikken we over een nationaal oriëntatiepunt voor vakken mbo, hbo, wo. Studenten stellen een leerpad samen op basis van deze vakken. Digitale leermaterialen zijn via 1 plek beschikbaar en de studiedata zijn veilig beschikbaar, onder meer om via een online tutor persoonlijke coaching te krijgen (als hulpmiddel, naast de docent van vlees en bloed). Deze technologie is ontwikkeld in samenwerking met een ed tech bedrijven. Met name het zelf samenstellen van een leerpad wordt als een sprong ervaren. Dit heeft mogelijk te maken met niveauverschillen van studenten. Al zou je wellicht eerder moeten spreken over theoretisch en praktisch opgeleid.
2033
Studenten gaan bijvoorbeeld eerst werken en daarna leren. Studenten hebben een persoonlijk onderwijsbudget dat zij huh leven lang kunnen besteden. Verder is er sprake van leerplannen die bestaan uit studeren en leren in de praktijk. Er is geen sprake van vaste collegejaren, van opleidingen (voltijd/deeltijd) en van initieel/post-initieel. Je kunt over een langere tijd op school zitten, maar dat hoeft niet.
Marcel realiseerde zich dat het vooral bevoorrechte studenten op deze manier kunnen worden. We zouden er echter voor moeten zorgen dat dit onderwijs voor alle lerenden toegankelijk is.
Visualiseren van flexibel onderwijs
Lex Freund (HR) en Corneel den Hartogh (VU) gingen in op de organisatie van onderwijs met behulp van studiedata. Zij gingen aan de hand van een casus in op het zichtbaar maken van flexibel onderwijs.
In de toekomst zouden studenten hun eigen leerpaden moeten kunnen samenstellen, al dan niet resulterend in een diploma. We hebben nu echter ook al een situatie waarin studenten keuzevrijheid hebben. Hoe ziet het huidige situatie uit? Wat is de nulsituatie?
Dat kun je doen vanuit instellingsperspectief (hoe wordt gebruik gemaakt van keuzevrijheid?) of vanuit nationaal perspectief (uitwisseling tussen instellingen). Dat visualiseren zou via een dashboard voor specifieke belanghebbenden, zoals bestuurders of adviseurs, gerealiseerd moeten worden. Daar is in deze casus mee geëxperimenteerd. Het gaat dan vooral om beleidsmatige data. Data gebruiken om docenten te informeren en studenten te adviseren is niet aan de orde.
Wat zou je willen weten aan data over keuzevrijheid? Bijvoorbeeld hoeveel belangstelling is er voor, bijvoorbeeld, minoren? Kan ik voldoen aan de vragen die vanuit andere instellingen worden gesteld? Wat betekent dat voor de financiële positie? Je kunt in beeld brengen hoeveel studenten van de eigen instelling bijvoorbeeld aan een minor deel nemen en hoeveel studenten deelnemen aan minoren van andere faculteiten (binnen en buiten de eigen instelling). Je ziet ook de impact op de benodigde capaciteit.
Een ander inzicht is het antwoord op de vraag in hoeverre studenten binnen de eigen sector blijven studeren.
Vervolgens lieten de sprekers zien hoe je data uit Kies op Maat kunt gebruiken voor analyses. De sprekers hebben deze data gebruikt voor het onderzoek. Via Kies op Maat kunnen studenten aanbod zoeken bij meer dan 30 instellingen. Zij kunnen zich inschrijven, waarna de verrekening plaats vindt. Daar wordt in 15 jaar tijd steeds meer gebruik van gemaakt. Sommige instellingen krijgen daardoor meer studenten en meer inkomsten, terwijl andere instellingen juist geld moeten afdragen. Je kunt aan de hand van data profileren op specifiek aanbod.
Uit deze casus blijkt ook dat faculteiten of opleidingen op een heel eigen manier registeren. Dat maakt dan het vergelijken en analyseren lastig. Je kunt bijvoorbeeld niet altijd zien welke vakken zijn gevolgd. We zouden dan ook op een meer uniforme manier registreren. Bepaal daarbij wel wat de belangrijkste dingen zijn die je wilt registeren.
Als je onderwijs meer wilt flexibiliseren, dan moet je wel weten hoe je die flexibiliteit gaat registreren. Je hebt dan ook uniformiteit tussen instellingen nodig. Een Europees of nationaal raamwerk helpt daarbij. Een informatieregistratiesysteem moet daarbij de behoefte aan data volgen. Datawetenschappers moeten daarbij nauw samenwerken met degenen die opleidingen organiseren.
Informatieregistratiesystemen zijn oorspronkelijk echter nooit bedoeld geweest voor het maken van dit soort analyses. Dat vraagt dus om aanpassingen en afspraken maken.
Pe(e)rfectVaardig: online vaardig(er)?
OU-collega Ellen Rusman presenteerde een online (feedback & reflectie) methode voor interactief & praktijkgericht vaardighedenonderwijs. Het doel hiervan is om studenten (zelf en samen) gestructureerd vaardiger te laten worden, zonder de docent meer te belasten.
Vaardighedenonderwijs krijgt steeds meer aandacht, maar die leer je niet in één keer. Het vergt veel oefenen en begeleiden, terwijl docenten maar beperkte tijd hebben om studenten te begeleiden.
Kan deze methode daar aan bijdragen? Zij gebruiken video-verrijkte rubrics met (peer)feedback. Je kunt daardoor vaardigheden zichtbaar maken. Studenten kunnen deze methode naar behoefte gebruiken. Feedback wordt via een ‘vaardighedenwiel’ met tips en tops gevisualiseerd. Voortgang wordt ook automatisch gemonitord. Zowel feedback als feed forward worden gegeven. Formatief beoordelen neemt hierbij een belangrijke plaats in.
Ellen en haar collega’s gaan nog onderzoeken wat de (leer)effecten en bruikbaarheid zijn. Onderzoek wordt uitgevoerd bij Rechtswetenschappen (twee universiteiten) en Psychologie (OU). Daarbij wordt gekeken naar effectiviteit, efficiëntie en aantrekkelijkheid. Is er bijvoorbeeld sprake van een positief effect op de docentbelasting? Men wil ook een antwoord krijgen op de vraag of dit onderwijs volledig online kan worden verzorgd.
Vaardigheden zijn o.a. het houden van een pleidooi en presenteren. Je hebt dus vaardigheden nodig die je goed in beeld kunt brengen.
Hoe ziet die methode eruit?
- Voorbereiden (waar moet ik me in ontwikkelen?, rubric bestuderen, oefenen van peer feedback in vaardigheidsclusters; rubrics bevatten links naar video’s)
- Oefenen (zelffeedback geven en anderen feedback geven op basis van opgenomen video; opnames via webcam; je kunt pas feedback vragen nadat je zelffeedback hebt gegeven)
- Peerfeedback geven.
- Feedback bekijken (o.a. in rondes, op basis clusters en beheersingsniveau, in een soort taartdiagram; zie foto).
- Doelen stellen (voor een volgende keer op basis van doelen van de vorige keer en feedback).
Studenten moeten feedback toepassen in een volgende presentatie. Studenten krijgen in de rubric video’s te zien die goede voorbeelden van vaardigheden laten zien en minder goede voorbeelden. Presenteer de video’s als een goed voorbeeld. Het gaat er niet om dat studenten docenten gaan nadoen.
Studenten houden binnen deze methode vier presentaties. Er wordt ook gekeken naar wat beter werkt: feedback achteraf of tijdens. De doelgroep studenten in het onderwijs varieert (jongere studenten en OU-studenten). Het ingangsniveau verschilt sterk.
Het gebruik van de tool leidde er tot nu toe toe dat mensen meer gaan oefenen, voor dat ze de video gaan delen met anderen.
Volgens Ellen zijn studenten blij om te kunnen oefenen. Zij weten dat zij dit nodig hebben. De methode maakt ook deel uit van een vak. De tijdsindicatie ervan is nog lastig in te schatten. Die ervaringen worden nu ook verzameld. Docenten zijn enthousiast. Zij hebben de perceptie dat studenten beter zijn gaan presenteren.
Waarde(n)vol onderwijs
Fleur Jongepier (Radboud Universiteit) sloot de SURF Onderwijsdagen in rap tempo af met een keynote waarin zij inging op vaak lastige ‘waardendialogen’ binnen ICT en onderwijs. Je hoeft volgens haar echter geen ethicus te zijn om na te denken over ethiek en ICT en onderwijs.
Zij ging in op de voordelen van analoog onderwijs (zoals minder moeite en meer sociaal). Digitaal heeft ook voordelen (efficienter, CO-2 neutraler, etc).
Fleur hield ons verschillende situaties voor waarin je de ene keer kiest voor online en de andere keer fysiek.
Er zijn veel spanningen die jouw keuzes ten aanzien van online of fysiek onderwijs. Denk daarbij ook aan de spanningen rond online proctoring, misbruik van data, autonomie, rechtvaardigheid, macht, etcetera.
Wat is het juiste in digitale tijden? Organisaties voelen zich onmachtig of besteden ‘ethiek’ uit. Ze kunnen in een theoretische kramp schieten (eerst abstraheren) of alles relativeren.
Hoe mee om te gaan?
- Je doet al aan ethiek. We maken voortdurend morele keuzes. De vraag is doen we dat impliciet of expliciet. Stellen we ons daarover de goede vragen? Denken we over impliciete waarden na?
- Twee-sporen ethiek. Je hebt vaak weinig ruimte, maar ook fundamentele kritiek leveren en kleine verbeteringen realiseren. Wees idealist en realist tegelijkertijd.
- Een vleug anti-theorie. We hebben als mens best een besef over rechtvaardigheid of autonomie. Kijk naar een concrete casus. Morele theorie kan helpen, maar niet voor iedereen. Voorkom dat morele theorie je lam legt.
- De waarde van perspectivisme om om te gaan met relativisme. Als je tussen twee kwaden moet kiezen, dan is dat tragiek. Je weet in noodsituaties vaak wat de juiste morele keuze is. Maar vanwege onvoorspelbaarheid, zoals bij digitalisering het geval is, kun je geen morele keuzes maken. Wees dan bescheiden en open over de keuzes die je maakt. Ga actief op zoek naar perspectieven van collega’s, studenten, ontwikkelaars. Vraag aan studenten wat ze vinden van zaken als monitoren.
De Speld live mocht dag twee uiteindelijk afsluiten. Hilarisch.
Nota bene: vandaag ontving collega-edublogger en voortrekker van i-coaches, Pascal Koole, onder meer en trouwens ook terecht een onderwijsaward.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie