Student engagement: belangrijk en complex

De betrokkenheid van lerenden wordt vaak gezien als een belangrijke ‘beïnvloeder’ van studiesucces. Tegelijkertijd blijkt het een complex concept te zijn. Ik heb vanmiddag twee publicaties over dit onderwerp gelezen waarvan in in deze blog post de belangrijkste elementen wil presenteren.

Student engagement
Foto: john T. Spencer, Flickr

In Defining Student Engagement verkennen Rick Axelson en Arend Flick (2011) het betreffende begrip. Zij benadrukken dat veel belang wordt gehecht aan dit begrip, maar dat er tegelijkertijd veel discussie is over dit complexe concept. Student engagement wordt vaak opgevat als de manier waarop studenten betrokken zijn bij en geïnteresseerd zijn in hun leren, de wijze waarop zij verbonden zijn met hun klassen, hun instituties en met elkaar. Student engagement wordt gezien als een valide en betekenisvolle indicator van de kwaliteit van een instituut.

In hun paper stellen Axelson en Flick dat student engagement veelal betrekking heeft op de kwantiteit en kwaliteit van de fysieke en psychologische energie die studenten investeren in de schoolervaring. Daarbij wordt met name gekeken naar gedrag zoals de tijdsbesteding aan huiswerk, het contact tussen medewerkers en lerenden of participatie in samenwerkend leren.

De auteurs stellen daarbij echter dat engagement niet persé hoeft te blijken uit zichtbaar gedrag. Soms lijken studenten betrokken, maar blijken ze het niet te zijn. Ook het omgekeerde komt voor. Er is eerder sprake van een diffuse realiteit, van meerdere dimensies waarbij niet duidelijk is op welke manier de typen betrokkenheid -gedrag, emotie en cognitie- met elkaar samen hangen, en van invloed zijn op leren.

Zij pleiten voor een definitie die zich beperkt tot het niveau van de betrokkenheid van de student bij het leerproces, waarbij tevens de relatie wordt gelegd met leerdoelen, leercontexten, type studenten en processen waardoor zij betrokken worden:

How do we engage (cognitively, behaviorally, and/or emotionally) type X students most effectively in type Y learning processes/contexts so that they will attain knowledge, skill, or disposition Z?

Verder benadrukken de auteurs dat diverse betrokkenen (studenten, instituties) verantwoordelijkheden hebben ten aanzien van student engagement. Dit betekent dan ook dat student engagement niet zo maar gezien kan worden als een element van de prestaties van een onderwijsinstelling. Dat maakt het echter ook ingewikkeld om te bepalen waardoor student engagement wordt bevorderd of belemmerd: het kan aan veel aspecten liggen.

Hetzelfde geldt voor de relatie tussen engagement en leren. Zeer betrokken lerenden kunnen slechte cijfers halen omdat zij bijvoorbeeld kwalitatief slecht onderwijs krijgen. De causale relatie tussen leren, betrokkenheid en studieresultaten is volgens de auteurs niet duidelijk. We weten bijvoorbeeld weinig over de omstandigheden die van invloed zijn op betrokkenheid van lerenden. Wel is bekend dat de kwaliteit van docenten grote invloed heeft op betrokkenheid, dat groepsvorming van invloed is op betrokkenheid (maar niet hoe) en dat te gemakkelijke en te complexe taken negatief van invloed zijn op de betrokkenheid.

In een tweede publicatie schrijven Deakin Crick en Goldspink (2014) dat lerenden in het Canadese K12 onderwijs minder betrokken zijn, naarmate zij langer op school zitten. Een grootschalig Amerikaans onderzoek onder jongeren laat zien dat 98% van de lerenden aangeeft zich soms te vervelen op school, terwijl tweederde aangeeft zich elke dag op school te vervelen.

Zij geven ook aan dat een groot aantal factoren betrekking heeft op engagement:
– Persoonlijke factoren zoals intelligentie.
– Persoonlijkheidskenmerken zoals zelfvertrouwen.
– De institutionele omgeving.
– De kwaliteit van het doceren en de didactiek.

Deakin Crick en Goldspink hebben met name gekeken naar de relatie tussen de ‘aanleg’ van lerenden, hun identiteit en de betrokkenheid bij leren (met gevolgen voor de didactiek). Wat betreft aanleg is bijvoorbeeld gekeken naar zaken als; jezelf beschouwen als een persoon die leert en verandert, het leggen van verbindingen en het zien van betekenis in leren, of creativiteit. In totaal onderscheiden de auteurs zeven aspecten op het gebied van aanleg.

Zij concluderen onder meer dat sprake is van een sleutelrol voor de aanleg van lerenden in relatie tot betrokkenheid van lerenden. Daarbij gaat het met name om de manier waarop lerenden om kunnen gaan met het onbekende, met onzekerheden en tegenstrijdigheden. Het didactisch ontwerp van leeractiviteiten zou vooral eigenaarschap moeten bevorderen, terwijl docenten lerenden met name vertrouwen zouden moeten geven, en een sfeer van vertrouwen zouden moeten bevorderen. De kwaliteit van de relatie tussen lerenden en docenten speelt hierbij een belangrijke rol.

Axelson, R., Axelson, R. D., & Flick, A. (2011). Defining Student Engagement. Change, 43(1).

Ruth Deakin Crick & Chris Goldspink (2014) Learner Dispositions, Self-Theories and Student Engagement, British Journal of Educational Studies, 62:1, 19-35, DOI: 10.1080/00071005.2014.904038

 

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *