Op 12 juni 2018 heeft minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het eerste exemplaar ontvangen van de van de derde Marktmonitor Private aanbieders van beroepsopleidingen. Ik ga deze marktmonitor niet samenvatten, maar wil er wel kort op reflecteren.
Op e-learning.nl is al een persbericht van de brancheorganisatie voor private aanbieders, NTRO, te vinden. De samenvatting met conclusies is apart na te lezen (pdf). En de marktmonitor zelf kun je ook in z’n geheel lezen (pdf).
Mijn opmerkingen
- Ik krijg behoefte aan een kwalitatieve aanvulling. Maakt leren op de werkplek bijvoorbeeld ook deel uit van blended learning? Wat zijn redenen dat het aandeel ‘leren op de werkplek’ iets is afgenomen (2010: 28%, 2017: 25%). Hoe komt het dat respondenten verwachten dat blended learning binnen het eigen bedrijf het sterkst zal groeien, terwijl men meent dat afstandsonderwijs/e-learning voor de markt als geheel het hardste zal groeien?
- De totale marktomzet blijft nagenoeg gelijk. Eerlijk gezegd valt me dat tegen, als je kijkt naar de noodzaak van een leven lang leren. Ik had een veel sterkere groei verwacht. Ik weet, er wordt meer geleerd dan via private beroepsopleidingen. Gezien de urgentie van je permanent blijven ontwikkelen, zou je m.i. een flinke stijging van de marktomzet mogen verwachten.
Faciliteren arbeidsorganisaties in toenemende mate meer informele vormen van leren? Organiseert men cursussen, opleidingen en trainingen vaker zelf? Neemt microlearning de plaats in van privaat beroepsonderwijs? Hebben deze aanbieders last van nieuwe partijen op deze markt die niet in de registers van de Kamer van Koophandel voorkomen?
Ik heb eerder geschreven over de mogelijk ontwrichtende invloed van de opkomst van nieuwe aanbieders en andere ontwikkelingen. Heeft men daarmee te maken en perkt dat groei in? - Blended learning neemt toe (2010: 15%, 2017: 24%), evenals afstandsonderwijs/e-learning (2010: 9%, 2017: 12%). Contactonderwijs neemt af, maar blijft vooralsnog de meest dominante vorm van opleiden. Hierbij moeten we ons natuurlijk realiseren dat blended learning diverse vormen kan hebben. Zie de elf modellen die ik onderscheid. Het onderzoek maakt daar verder geen onderscheid in.
- Werkgevers zijn de belangrijkste afnemers in de opleidingsmarkt waarbij het marktaandeel voor de private en publieke werkgevers ongeveer gelijk is. Een veel genoemde trend op het gebied van leren en ontwikkelen is dat werknemers zelf meer verantwoordelijkheid gaan dragen voor hun eigen leren. Hoe verhoudt de genoemde bevinding zich tot deze trend?
- De ontwikkeling van microcredentialing zie je m.i. ook in dit onderzoek terug. Zo neemt het opleidingsaanbod gericht op een branche- en beroepscertificaat relatief toe. Meer dan de helft van de opleidingen duurt bovendien niet langer dan een week. Goed om te zien dat private aanbieders van beroepsopleidingen hierin meebewegen.
- Worden diploma’s en certificaten minder belangrijk? Met name het belang van diploma’s wordt weleens ter discussie gesteld (niet door mij als het om regulier onderwijs gaat). Bijna zestig procent van de opleidingen in 2017 leidt niet tot een wettelijk, branche- of beroepscertificaat. Minder dan tien procent leidt tot een mbo- of hbo-diploma.
- Het aandeel opleidingen op hbo-niveau is gedaald ten opzichte van 2014 (van 40% naar 34%). De opleidingen op vmbo-en mbo-niveau kennen een groeiend marktaandeel. Dit kan betekenen dat hoger opgeleiden naar verhouding minder profiteren van investeringen in een leven lang leren. Op zich is dat geen slecht nieuws. Er zou sprake zijn geweest van echt goed nieuws als de totale marktomzet was toegenomen.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie