Reflectie op de 21e editie van de Online Educa Berlijn #OEB15

De meest recente editie van de Online Educa Berlijn (OEB) was m.i. weer de moeite waard. In deze blogpost wil ik terugblikken op de afgelopen twee dagen. Wat zijn de belangrijkste zaken die ik in Berlijn heb opgepikt?

De OEB is een prima gelegenheid om te praten met (oude) bekenden, die je -ook al kom je uit hetzelfde land- eigenlijk alleen treft in Berlijn. Ik vond het dit jaar wel opvallend dat ik veel bekenden, waarvan ik wist dat ze er waren, niet heb gezien en/of gesproken. Met zo’n 2000 deelnemers is het ‘event’  namelijk groot, je kunt kiezen uit veel sessies. De organisatie had een uitgebreide app laten maken die je onder meer in staat stelde om te netwerken. Ik heb echter niet het idee dat MyOEB uitgebreid voor dit doel is ingezet. Zelf heb ik ‘m wel gebruikt om sessies te plannen, en om stellingen aan het publiek voor te leggen. De eerste dag hebben volgens mij maar vier sessies gebruik gemaakt van de poll-mogelijkheid.

Ik wil niet te uitgebreid stil staan bij de aanwezige politiemacht. Vooral woensdagavond en donderdagochtend heb ik tientallen agenten bij de ingang zien staan. Vrijdag was dat niet het geval. Vast onder het moto: voorkomen is beter dan genezen.

Catch BoxIk zal het verder niet meer hebben over de niet heel erg betrouwbare wifi of over de veel te warme ruimtes. Ik beschouw het als een gegeven. Je kunt m.i. niet meer klagen over het eenzijdige format van de sessies. Ik heb afwisselende sessies meegemaakt, waarbij vooral interactie in kleine groepen goed werkte. Dit vraagt wel om een specifieke zaalopstelling. Verder werd tijdens de plenaire sessies gebruik gemaakt van de twitter hashtag #oebtalk. De niet-twitteraars konden vragen en opmerkingen mailen. Een leuk gadget vond ik de blauwe kubusmicrofoon die je door de zaal kon gooien als iemand in het publiek een vraag wilde stellen. Zie foto.

Maar het valt me op dat een relatief grote groep deelnemers zich niet mengt in de interactie (en niet alleen omdat men zit te livebloggen zoals ik). De Engelse voertaal is vermoedelijk een drempel, net als de soms enorme ruimtes en grote aantallen deelnemers. Maar of dat de enige redenen zijn?

Op woensdag schreef ik dat er meer Nederlanders dan Duitsers aanwezig waren. Volgens de definitieve cijfers blijkt dat niet het geval te zijn. We zijn weer tweede geworden, achter Duitsland. Zijn we er wéér ingetrapt!

Dan wat betreft de inhoud.

  • De meeste sessies en sprekers waren wat mij betreft dik in orde. De derde spreker tijdens de openingssessie vond ik tegenvallen. Een wat erg algemeen verhaal. In mijn verslag heb ik ook informatie uit het persbericht over de opening gebruikt waardoor zijn bijdrage in mijn blogpost wat meer inhoud kreeg. Ik had als lid van de redactie van e-learning.nl weer perstoegang.
  • De sprekers van de openingssessie hadden lang niet altijd een positief verhaal over de moderne samenleving en de rol die technologie onderwijs. Pedro de Bruyckere vergeleek donderdagavond de wijze waarop we praten over technologie met seks-educatie op scholen: we hebben het alleen over de risico’s, niet over het plezier.
    Uiteraard biedt (leer)technologie veel kansen en mogelijkheden. Ik vind het echter goed dat we juist op een conferentie als de OEB ook oog hebben voor risico’s, en zelfs gevaren. De waarschuwing van Cory Doctorow voor de ’surveillance-state’, de verschijningsvormen daarvan binnen het onderwijs (big data, learning analytics), met als gevolg een onveilige leeromgeving en risicomijdend gedrag, zijn mij uit het hart gegrepen. We moeten voorkomen dat jongeren de “beta-testers of the surveillance state” worden. Overigens is ‘surveillance-society’ m.i. een betere term: Het is zeker niet alleen de staat die surveilleert. Nadrukkelijk ook instellingen die bovendien wars zijn van veel overheidsbemoeienis.
    Onderwijsorganisaties en opleidingsinstituten staan daarom voor de uitdaging om betekenisvol en prudent om te gaan data. Tijdens de sessie met jongeren werd m.i. pijnlijk duidelijk dat jongeren zich lang niet altijd bewust zijn van de gevaren hiervan. Een belangrijke taak voor het onderwijs.
  • Veranderingen van het arbeidssysteem en hun gevolgen voor leren stonden centraal tijdens de openingssessie die ik op dag twee heb bijgewoond. De aanwezigen verschilden van mening over de inpact die bijvoorbeeld artificiële intelligentie en robotisering op ons werk hebben. We hebben nog geen zekerheid over de vraag of bepaald werk zal verdwijnen, of dat werk zal veranderen als gevolg van deze ontwikkelingen. Maar dat deze ontwikkelingen grote gevolgen voor het arbeidssysteem hebben, is wel duidelijk.
    Als werk gaat verdwijnen, dan zal dat vooral routinematig en laaggeschoold werk zijn. Deze werknemers kunnen niet zo maar ‘omgeschoold’ worden tot kenniswerkers. Er zijn namelijk grenzen aan de ‘schoolbaarheid’ van individuen, al kwam dat in de discussie niet echt aan bod. Als er dan geen fatsoenlijk sociaal beleid wordt gevoerd, dan zal dit leiden tot sociale spanningen. Volgens mij is de kloof tussen hoog en laag opgeleiden nu al zichtbaar. Hoog opgeleiden zullen overigens ook vaker eisen aan werk stellen. Het moet een hoger doel dienen, werknemers moeten over autonomie beschikken en er moeten voldoende ontwikkelmogelijkheden voor ‘kenniswerkers’ zijn.
    Opening OEB15Deze veranderingen vragen veel van individuen. Ze moeten grote hoeveelheden informatie cureren, analyseren en op basis daarvan beslissingen nemen. Werknemers moeten vanuit de doelen van organisaties op basis van intuïtie beslissingen nemen. Zelfsturing –do it yourself– is daarbij belangrijk, en niet het volgen van voorschriften en vastgelegde processen. Samen kunnen werken in multidisciplinaire en multiculturele teams, met behulp van moderne technologieën, is daarbij ook van belang.
    Ik vraag me daarbij overigens wel of of de relevantie hiervan voor het midden- en kleinbedrijf net zo groot is als voor internationaal opererende corporates op het gebied van technologie (die een zeer actieve rol spelen in deze discussie) en voor de steeds groter wordende groep zzp-er’s die binnen verschillende opdrachten met diverse betrokkenen moeten samenwerken. Gedeeltelijk wel, gedeeltelijk niet, vermoed ik.
    Het belang van deze en andere vaardigheden is overigens eigenlijk onomstreden. Wat wel omstreden is, is het vreemde koepelbegrip “21st Century skills”. Dat bleek onder meer tijdens het Online Educa Debat, dat dit jaar overigens het vuurwerk van andere jaren miste.  De debaters aan het Online Educa Debat verschilden overigens niet heel sterk van mening.
    Waar ‘we’ het ook niet over eens zijn, is of je deze vaardigheden überhaupt kunt doceren en of het wel de taak van het onderwijs is om jongeren hier op voor te bereiden. Zouden ouders dit niet moeten doen? Maakt het geen deel uit van de opvoeding? Zelf denk ik dat ouders hier lang niet altijd toe in staat zijn, en dat het mede daarom een zaak voor de school is. Je kunt een aantal van deze vaardigheden m.i. echter niet als zodanig doceren. Maar je kunt via het organiseren van zelfgestuurd leren er wel voor zorgen dat dergelijke vaardigheden worden ontwikkeld.
  • Wir sind das Volk
    Story of Berlin. 1989: people-powered innovation

    Het valt me dat een aantal sprekers tijdens de openingssessies van dag 1 en dag 2 sterk de nadruk legden op het ‘empoweren’ van het individu, op het bewerkstelligen van veranderingen via het gedrag van mensen (bijvoorbeeld als het gaat om innovaties van werkrelaties). Spreker David Price benadrukte het belang van “people-powered innovation”, en illustreerde tot welke innovaties dit heeft geleid. We kunnen inderdaad meer gebruik maken van “professionele amateurs”. “People-powered innovation” is m.i. een waardevol concept. Tegelijkertijd moeten we ons bewust zijn van de libertaire ideologie die hier vaak aan ten grondslag ligt. Pedro de Bruyckere wees hier onlangs terecht op. De grote nadruk op individuele vrijheid en verantwoordelijkheid heeft bikkelharde kanten. Ben je niet succesvol, dan is dat je eigen schuld, terwijl dat lang niet altijd het geval is. Niet iedereen beschikt over dezelfde aanleg en intelligentie. Bovendien hebben we te maken met collectieve goederen en belangen waar slecht voor wordt gezorgd als je ze overlaat aan individuen. Ik denk aan de zorg of het milieu. We moeten ons hierbij ook realiseren dat belangrijke innovaties op het gebied van technologie geïnitieerd zijn door overheden (denk aan Defensie die met Arpanet eigenlijk de basis heeft gelegd voor het huidige internet).

  • Het concept van de flipped classroom trekt nog steeds veel belangstelling. Tijdens de OEB was maar één sessie over dit onderwerp geprogrammeerd (de sessie die ik mocht voorzitten). En deze zaal puilde uit. De organisatie meldde me dat ze zeker 50 mensen de deur hebben moeten wijzen. Wat betreft inhoud maakte deze sessie duidelijk hoe belangrijk een zorgvuldige voorbereiding van de flipped classroom  is. Je moet heel goed nadenken over de samenhang en afhankelijkheid van de leeractiviteiten die je voorafgaand aan bijeenkomsten laat uitvoeren, en tijdens bijeenkomsten. Een bijeenkomst moet nutteloos zijn, zonder voorbereiding. Een vondst vond ik ook de beslissing om aan te geven dat je studenten geen huiswerk geeft (opdrachten), maar hen vraagt vooraf video’s te bekijken. De kwaliteit van de video blijkt ook van groot belang te zijn (authentieke inhoud, toegepast, met humor). Verder is het van belang om met lerenden afspraken te maken over de werkwijze, en te werken aan committment voor gedeelde verantwoordelijkheid voor het onderwijs. Duidelijk werd ook dat het concept van de flipped classroom veel vraagt van een docent, maar ook kan leiden tot goede resultaten.
  • Zelfgestuurd leren op de werkplek kan bijdragen aan de professionele ontwikkeling van werknemers, en kan ook bijdragen aan het succes van een organisatie. De interactieve sessie Getting Self-Directed Learning to Work van Laura Overton en Clark Quinn maakte onder meer duidelijk dat afdelingen L&D hier graag mee aan de slag gaan, maar dat slechts een kleine groep hier al in slaagt. Een belangrijke conclusie die ik trek op basis van deze sessie is dat het heel belangrijk is om als organisatie zelfgestuurd leren niet alleen te stimuleren, maar om deze manier van leren ook te organiseren. De Daelzicht Academie, één van mijn klanten, heeft dat goed begrepen.
    In feite is dat ook de boodschap van de recente blogpost van Herman van de Bosch: Informeel leren met collega’s: begin van innovatie. Je bent er dan ook niet met het strakke onderscheid formeel-informeel leren (zoals ik vaker heb betoogd). Wellicht is dat ook de reden dat deze sessie over Self-Directed Learning ging, en niet over Informal Learning. Een goede zaak, waar volgens mij het onderwijs ook een boodschap aan zou moeten hebben. Duidelijk is dat zelfgestuurd leren een blijvertje zal zijn tijdens de Online Educa.
  • De sessie met studenten vond ik tegen vallen. We weten inmiddels wel dat veel jongeren intensief gebruik maken van mobiele devices, en applicaties als SnapChat of WhatsApp. Wat mij stoorde was dat de volwassenen in de zaal weinig kritisch waren ten aanzien van het gedrag van jongeren, en niet echt de dialoog aangingen over manieren van effectief leren. Waarom zou het onderwijs zich moeten aanpassen aan gedrag dat aantoonbaar contraproductief werkt voor effectief leren? En leren jongeren wel effectief als we niet daadwerkelijk de dialoog aangaan over mediagebruik (overigens zonder daarbij belerend te worden)? Ik hoop verder dat het gros van de jongeren zich meer bewust is van zaken als privacy en beveiliging van data, dan de aanwezige panelleden.
  • Leermanagement systemen en elektronische leeromgevingen zijn blijvertjes, al ontbrak BlackBoard dit jaar bijvoorbeeld tijdens de Online Educa. Je ziet wel, net als verleden jaar, dat er bedrijven zijn die oplossingen bedenken voor specifieke leervraagstukken waar de traditionele leeromgevingen geen goed antwoord op hebben. Zogenaamde application program interfaces zorgen dan voor integratie van die specifieke toepassingen binnen een elektronische leeromgeving. De mogelijkheid om andere toepassingen via API’s te integreren is vandaag de dag eigenlijk wel een vereiste.
  • RobotArtificiële intelligentie, het internet der dingen en robotisering zijn duidelijke trends op het gebied van technology enhanced learning. Deze fenomenen zijn bepaald geen ‘new kids on the block’. Je merkt wel dat toepassingen op deze terreinen steeds meer worden ingezet, en ook steeds meer zichtbaar worden ingezet. De toegankelijkheid, kracht en toepasbaarheid ervan nemen toe.
    Er wordt wel eens over geklaagd dat we de laatste jaren geen echt spectaculair nieuwe technologieën met toegevoegde waarde hebben gezien (140 tekens in plaats van vliegende auto’s). “We haven’t seen nothing yet”, denk ik dan.
  • Op de beurs zie je ook veel toepassingen die traditionele manieren van leren op een moderne manier mogelijk maken. Ik denk aan tools voor assessment, anti-plagiaat en steeds meer oplossingen voor online proctoring. Het belang van online video voor leren neemt ook toe. Toepassingen hiervan nemen ook in kracht toe. Ik was bijvoorbeeld onder de indruk van de 360 graden live streaming en on-demand video oplossing van Presentations2Go waarmee leren aan authenticiteit kan winnen. Ik heb helaas relatief weinig tijd genomen om naar veel andere toepassingen te kijken.

Dit zijn de belangrijkste zaken die ik heb opgepakt van editie 2015 van de Online Educa Berlijn. Aangezien ik ook nog zelf een besloten workshop heb verzorgd, heb ik maar een fractie van de sessies bij kunnen wonen. Het risico bestaat dus dat ik belangrijke zaken heb gemist. Bekijk ook mijn foto’s op Flickr.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *