Eind jaren negentig hadden we te maken met sterk stijgende aandeelkoersen, als gevolg van de explosieve groei van de internet-sector, en hun toeleverende bedrijven. Er werd gesproken van een “nieuwe economie” waarin de financiële waarde van een (internet)bedrijf niet langer bepaald zou worden door omzet of winst, maar door het menselijk kapitaal. Über-voorspeller Maurice de Hond richtte Newconomy op, en Kevin Kelly schreef zijn “Nieuwe regels voor de nieuwe economie”. De uitkomst is bekend: een groot aantal mensen verloor hun baan en/of veel geld omdat de wetten van de Oude Economie toch nog steeds geldigheidswaarde hadden, De Hond beperkt zich inmiddels weer tot peilingen en Kelly’s boek is bij De Slegte beland.
Hieraan moest ik denken toen ik het boek Society 3.0 van Ronald van den Hoff uit had. Van den Hoff is directeur-eigenaar van CDEF Holding BV, waartoe onder meer het succesvolle Seats2Meet behoort. In zijn boek beschrijft hij de opkomst van een ‘globale’ samenleving van ‘wereldmensen’ die gezamenlijk hun verantwoordelijkheid nemen, dankzij sociale media ‘interconnected’ zijn en op heel andere manieren waarde creëren. Deze nieuwe samenleving kenmerkt zich met name door een Interdependente Economie, die gebaseerd is op duurzaamheid, verbondenheid en wederkerigheid, en door andere vormen van samenwerking en besluitvorming.
Society 3.0 schetst het beeld van radicale veranderingen op het gebied van de leefwereld, arbeid, financiën, democratie, het onderwijs, de zorg en de ontwikkelingssamenwerking. Het zijn de zelfverantwoordelijke wereldburgers die dankzij nieuwe internettechnologie deze transformaties bewerkstelligen.
Ik geloof niet in de kracht van de verandermechanismen die Van den Hoff beschrijft. Bovendien heb ik moeite met zijn analyse van de problemen (die de urgentie om te veranderen bepalen), en met zijn mensbeeld. Maar ik heb ook waardering voor onderdelen van zijn boek.
In de inleiding en het eerste deel van Society 3.0 (dus ongeveer de eerste 120 bladzijden) stelt Ronald van den Hoff de –in zijn ogen- misstanden van onze hedendaagse samenleving aan de orde. Zijn stijl is in dit deel die van een pamflet en doet mij sterk denken aan Pim Fortuyn.
Hij doet mijns inziens ook aan stemmingmakerij als hij bijvoorbeeld een lange lijst met zelfstandige bestuursorganen presenteert, en daarbij in een bijzin vermeldt dat het in het kader van het boek niet relevant is te bepalen welke organisatie wel of niet een ‘quango’ is. Of als hij de eigen vermogenspositie van politie en onderwijs naar mijn idee te simpel voorstelt (“En wij maar denken dat daar altijd geld tekort is…”).
In het tweede deel van Society 3.0 schetst Van den Hoff de invloed van het “voorwaardenscheppende instrumentarium – het internet en de sociale netwerken”. Dit instrumentarium draagt er toe bij dan burgers met elkaar kunnen samenwerken in wisselende informele structuren, niet langer passieve consumenten zijn (maar ‘prosumers’), veel beter dan voorheen geïnformeerd zijn en nieuwe mogelijkheden hebben om waardenetwerken te vormen (in plaats van waardeketens), en als autonome zelfstandige professionals te voorzien in hun onderhoud. Volgens hem verlopen communicatie en samenwerking steeds intelligenter en beter waarbij producten en diensten op persoonlijke situaties zijn afgestemd.
De auteur beschrijft de kracht van sociale netwerken op een veelomvattende, heldere, en veel minder ‘schreeuwerige’ manier dan zijn analyse in deel 1. Vervolgens werkt hij de impact ervan op verschillende maatschappelijke sectoren uit. Zo zouden we niet meer moeten investeren in de uitbreiding van luchthaven Schiphol of van de Rotterdamse haven, maar in de grootste internet hub van Europa. Ook pleit hij voor innovaties van de voedselketen (en dichterbij produceren), en voor het toepassen van principes van de peer-to-peer economie.
De gevolgen voor het onderwijs komen ook summier aan bod. Van den Hoff leunt hierbij sterk op de opvattingen van de Sudburry scholen en John Moravec, en pleit voor een leven lang leren, leren in netwerken, open education, leren niet alleen op school, en actief leren:
“Onze leerinstituten moeten lerende mensen opleveren, die kennis kunnen produceren door het bestaande te delen met anderen en vervolgens te remixen met nieuwe ideeën; die verandering en ontwikkeling als noodzakelijk en tevens doodgewoon ervaren; mensen die zichzelf laten zien en zich gedragen als betekenisgevende wezens; mensen die hun eigen weten, ervaring en kennis kunnen mobiliseren en organiseren voor zichzelf en in relatie tot anderen; WereldMensen bedoel ik.”
Opvallend daarbij is dat Ronald van den Hoff geen woord wijdt aan de huidige tegengestelde tendens van standaardisering en ‘verschoolsing’. Hoewel hij in dit deel vaker de vinger op de zere plek legt, gaat hij ook in dit deel overigens regelmatig kort door de bocht. Bijvoorbeeld:
“Geef patiënten gewoon een chipje op hun zorgpas, met daarin hun medische basisgegevens en laat dat pasje updaten bij ieder (huis)artsbezoek. Combineer dat met de eigen dossiers die patiënten zelf gaan bijhouden op Google Health (gratis) en we hebben een eerste grote stap gemaakt, tegen minimale kosten.” Als je je maar enigszins hebt verdiept in de manier waarop Google omgaat met privacy, dan zul je zo’n voorstel natuurlijk nooit doen.
Mijn belangrijkste kritiekpunt op dit deel betreft echter het mensbeeld van Van den Hoff. De grote meerderheid van de mensen bestaat helemaal niet uit zelfverantwoordelijke professionals, die met elkaar waardenetwerken op basis van onder andere wederkerigheid vormen. Zij hebben juist moeite met massa’s informatie, interacties en grote aantallen applicaties, en gaan betrekkelijk passief om met sociale media. Zij verdienen hun brood binnen traditionele arbeidsorganisaties die zich zullen aanpassen aan veranderende omstandigheden, net zoals de ‘brick-and-morter’-bedrijven van vijftien jaar geleden dat hebben gedaan. Van den Hoff’s mensbeeld is m.i. te zeer gekleurd door de Zelfstandige Professionals, die hij bij Seats2Meet over de vloer krijgt. Maar dat is een minderheid, en dat zal volgens mij ook zo blijven.
Het laatste deel van Society 3.0 gaat over het functioneren van innovatieve organisaties binnen deze nieuwe samenleving., die activiteiten ordenen rond uitgangspunten als leiderschap (sturend op visie, faciliterend en verbindend), cultuur (waarbij van en aan elkaar leren essentieel is), Transactional Business Concepting (andere manieren van produceren en creëren) en Social Business Concepting (het sociale deel van het business model).
In het bovenstaande heb ik kritiek geleverd op de in mijn ogen vaak populistische, ongenuanceerde en vaak kort-door-de-bocht formulerende stijl van Ronald van den Hoff. Tegelijkertijd neem ik mijn hoed af voor de veelomvattendheid van zijn meer dan 440 pagina’s tellende boek, en de grote hoeveelheid bronnen die hij heeft geraadpleegd. Als lezer word je overspoeld door feiten, voorbeelden en concepten. Zijn opvattingen in deel 2 en 3 kunnen in het hoger onderwijs zeker worden gebruikt om te reflecteren op maatschappelijke ontwikkelingen. Vooral die passages waarin hij in zijn algemeenheid schrijft over de mogelijke impact van sociale media, en over Organisatie 3.0. Maar ik zou ook altijd andere bronnen gebruiken.
De auteur verwacht een “tsunami” aan maatschappelijke veranderingen als gevolg van virtuele sociale netwerken. Zoals gezegd geloof ik niet in een dergelijk transformatief vermogen van sociale media. Er zullen ook andere maatregelen genomen moeten worden om een dergelijke –m.i. op zich wenselijke- ‘revolutie’ te bewerkstelligen. Net zo min als internettechnologie meer dan tien jaar geleden een einde maakte aan de ‘oude economie’ (Van den Hoff spreekt van een ‘zombie economie’). Ik vrees dus dat de hoog gespannen verwachtingen (weer) niet waar worden gemaakt.
http://www.ronaldvandenhoff.nl/
Rubens, W. (2011). Recensie 2 door Wilfred Rubens. In: Expertise. Praktisch visieblad voor hoger onderwijs. 5/4, 26-27
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie