Programma’s voor gepersonaliseerd leren: pas op de plaats en kritische reflectie zijn noodzakelijk

Er bestaan zeer verschillende beelden over gepersonaliseerd leren. De positieve intentie is: hoe kunnen we lerenden zo optimaal mogelijk ondersteunen in hun ontwikkeling, waarbij we rekening houden met diverse leerbehoeften en achtergronden van lerenden? De laatste jaren wordt daarbij nadrukkelijk gekeken naar de rol van technologie. Daarbij signaleren we op het snijvlak van gepersonaliseerd leren en educatieve technologie bedenkelijke ontwikkelingen, die het noodzakelijk maken om een pas op de plaats te maken en kritisch te reflecteren op waar we nu eigenlijk mee bezig zijn.

Dit is de belangrijkste aanbeveling van Faith Boninger, Alex Molnar en Christopher M. Saldaña. Zij zijn verbonden aan de Universiteit van Colorado Boulder. Zij hebben een gedegen rapport geschreven: Personalized Learning and the Digital Privatization of Curriculum and Teaching.

Lees ook deze Engelstalige samenvatting, waarop deze blogpost deels is gebaseerd.

In dit rapport beschrijven de auteurs beloftes en beperkingen van gepersonaliseerd leren, mede vanuit historisch perspectief. Zij identificeren de belangrijkste aannames, gaan in op de rol van de technologie-markt en zij beschrijven mogelijke gevolgen van de gebruikte digitale technologieën. Ook kijken de onderzoekers naar relevant wetenschappelijke bewijs.

Zij relateren de huidige praktijk daarbij nadrukkelijk aan het behaviourisme. Dit is m.i. niet helemaal terecht omdat gepersonaliseerd leren ervan uitgaan dat lerenden uiteindelijk niet allemaal hetzelfde hoeven te leren, terwijl dat bij het behaviourisme in feite wel het geval is. Het werken met stimulus-response mechanismen vormt wel een gemeenschappelijkheid, evenals het “drill and practice” tot je inhoud beheerst.

Tegelijkertijd stellen Boninger cs dat er ook pleitbezorgers van gepersonaliseerd leren die de nadruk leggen op een ‘humane leeromgeving’ en op het ontwikkelen van een relatie tussen lerenden en volwassenen.

Verder constateren de auteurs dat een algemene definitie van ‘gepersonaliseerd leren’ ontbreekt. In 2014 heeft de Bill and Melinda Gates Foundation ten behoeve van een groep van organisaties de volgende werkdefinitie van gepersonaliseerd leren geformuleerd:

Personalized learning seeks to accelerate student learning by tailoring the instructional environment—what, when, how and where students learn—to address the individual needs, skills and interests of each student. Students can take ownership of their own learning, while also developing deep, personal connections with each other, their teachers and other adults.

In een aantal pagina’s stellen de auteurs vraagtekens bij een aantal aannames van de huidige praktijk van gepersonaliseerd leren. Bijvoorbeeld over hoe feiten en vaardigheden worden geleerd of over de vraag of algoritmes wel in staat zijn te bepalen wat er geleerd moet worden. De rol van de docent wordt bij gepersonaliseerd leren met ICT bovendien nogal uitgekleed.

De auteurs constateren dat gepersonaliseerd leren enorm wordt gepusht, onder meer door fondsen van steenrijke filantropen zoals de familie’s Gates en Zuckerberg, door tech-bedrijven, investeerders en politici.

De bevindingen van hun analyse zijn niet mis:

  • Invloedrijke programma’s gaan uit van twijfelachtige veronderstellingen over onderwijs en leren.
  • Er is sprake van eigenbelang van de technologie-industrie.
  • De privacy van lerenden is ernstig in het geding.
  • Er is sprake van een gebrek aan ondersteuning voor gepersonaliseerde leerprogramma’s vanuit onderzoek.

Ondanks de “many red flags” is de druk om gepersonaliseerde leerprogramma’s in te voeren zeer groot. Beleidsmakers blijven het fenomeen omarmen, zonder dat sprake is van serieus toezicht of verantwoording.

De onderzoekers waarschuwen ervoor dat de koppeling van gepersonaliseerd leren aan commerciële software en digitale platforms, er toe kan leiden dat belangrijke beslissingen over onderwijs in private handen komen te liggen, waarbij de privacy van lerenden en docenten in het gedrang komt. Tenzij sprake is van “informed policies”.

Een ander mogelijk negatief gevolg is dat het pedagogisch-didactisch proces wordt verstoord waardoor het vermogen van lerenden om te leren en te groeien als mensen en als deelnemers aan een democratische samenleving wordt belemmerd.

By emphasizing data collection and analysis over other instructional considerations, digital personalized learning programs inevitably reflect a restricted, hyper-rational approach to curriculum and pedagogy that reduces students’ agency, narrows what they can learn in school, and limits schools’ ability to respond effectively to a diverse student body.

Gezien het huidige gebrek aan toezicht en verantwoording, adviseren de auteurs scholen en beleidsmakers dan ook een pauze in te lassen ten aanzien van de verdere implementatie van gepersonaliseerde leerprogramma’s.

Eerst zouden stringente “review, oversight, and enforcement mechanisms” moeten worden ingesteld. Een onafhankelijke overheidsinstantie zou volgens de samenstellers in het leven moeten worden geroepen die verantwoordelijk is voor de evaluatie van de pedagogisch-didactische benaderingen, de beoordeling en de gegevensverzameling van digitale gepersonaliseerde leerprogramma’s.

Deze nieuwe entiteit zou ook verantwoordelijk moeten zijn voor het implementeren en afdwingen van waarborgen om de veiligheid en privacy van gegevens van studenten en docenten te waarborgen. Onafhankelijke experts zouden hierbij een belangrijke rol moeten spelen.
De onderzoekers werken dit in een aantal concrete aanbevelingen uit.

Personalized Learning and the Digital Privatization of Curriculum and Teaching is het resultaat van een desk research. De auteurs hebben een scherpe analyse geschreven, waarbij zij, vooral als het gaat om de onderliggende veronderstellingen, de vinger een aantal malen op zere plekken leggen. Ze wijzen ook terecht op de belangen en daarmee verbonden risico’s van de tech-industrie.

Terecht kaart men ook een gebrek aan van onderzoek waaruit blijkt dat technologiegedreven gepersonaliseerde programma’s daadwerkelijk bijdragen aan goede leerresultaten. Dit laatste zou voldoende reden moeten zijn om terughoudend te zijn in het grootschalig toepassen van dergelijke programma’s.

Eerst uitproberen, vervolgens evalueren en onderzoeken. Daarna breder invoeren. Zoals zo vaak bij innovaties wordt te snel overgegaan naar brede implementaties.

Ik vraag me wel af of een overheidsinstantie de meest aangewezen entiteit is voor het uitvoeren van toezicht, onder meer op pedagogisch-didactische benaderingen. Verder zouden experimenten m.i. zonder veel bureaucratie uitgevoerd moeten worden. Afspraken over het verzamnelen, opslaan en verwerken van data, transparantie over beslissingen en verantwoording achteraf zijn wel noodzakelijk.

 

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *