Populariteit microcredentials neemt toe

Een toenemend aantal instellingen voor hoger onderwijs biedt programma’s van beperkte omvang aan die gewaardeerd worden. Deze ontwikkeling speelt vooral in op de ontwikkeling van een leven lang leren, en vraagt het nodige van aanbieders.

Certificaat
Foto: Nemo, Pixabay

Volgens Jeffrey Young zou het jaar 20017 wel eens het jaar van de microcredential kunnen worden. Persoonlijk lijkt me dat wat overdreven. Het jaar is immers bijna om, en er is nog geen sprake van een grote doorbraak van deze ontwikkeling. Toch maakt Young duidelijk dat deze trend steeds belangrijker wordt. Het SURF Trendrapport (2016) stelt dat microcredentialing inhoudt

dat de onderwijsinstellingen hun onderwijs opknippen in kleine eenheden en hieraan een beoordeling of waardering koppelen. Deze losse onderwijseenheden kunnen zij niet alleen aan hun eigen studenten aanbieden, maar ook aan andere, nieuwe doelgroepen, zoals scholieren of professionals. Vervolgens kunnen de instellingen digitale badges verstrekken aan iedereen die zo’n eenheid succesvol afrondt. Daardoor krijgen deze eenheden een zelfstandige waarde. Toekennen van badges aan behaalde prestaties betekent overigens niet automatisch dat een onderwijsinstelling er ook studiepunten voor geeft binnen een regulier curriculum.

Microcredentials kunnen in toenemende mate een rol spelen op het gebied van een leven lang leren. Jeffrey Young  schrijft dat steeds meer “elite colleges” kortdurende programma’s aanbieden tegen betrekkelijk lage kosten, maar wel voorzien van een certificaat. Deze programma’s geven een impuls aan een leven lang leren. EdX biedt op dit moment veertig ‘MicroMasters’ aan, terwijl Coursera het afgelopen jaar vijftig ‘Specializations’ aan het aanbod heeft toegevoegd. De wijze van financiering verschilt (totaal bedrag of bedrag per maand), en ook wat je met een credential kunt doen (wel of geen vrijstellingen, zeg maar). Coursera biedt ook aanvullende diensten aan (diagnostiseren, beoordelen). Udacity werkt vooral samen met bedrijven.

Reguliere instellingen voor hoger onderwijs bieden al langer kortlopende programma’s aan. Deze ontwikkeling heeft binnen het HBO een impuls gekregen sinds het rapport van de commissie Rinnooy-Kan over een leven lang leren. In toenemende mate maakt men hierbij gebruik van blended en online leren. In ons land ontstaat dit aanbod naast het regulier aanbod. In de VS is volgens Young sprake van een verschuiving van publiek gefinancierd hoger onderwijs naar privaat gefinancierd onderwijs.

Young staat in zijn bijdrage meer uitvoerig stil bij de opbouw van MicroMasters. Ze beslaan 30% van het reguliere curriculum van een masteropleiding (vijf cursussen) voor $  1000. Er is ook geen toelatingsprocedure. Verder valt het grote aantal deelnemers op, waardoor een MicroMaster toch $ 4 miljoen heeft opgebracht.

Instellingen zouden drie redenen hebben om deze programma’s aan te bieden:

  • Bezig zijn met innovatie.
  • Marketing (relatief goedkoop).
  • Aanvullende inkomsten genereren.

Het succes van een MicroMaster is afhankelijk van de “marketability” van het onderwerp.

Jeffrey Young  gaat in zijn bijdrage ook in op de gevolgen voor de onderwijsinstelling. Men zal een meer commerciële ‘mindset’ moeten ontwikkelen. Een deel van de docenten vreest dat microcredentials schadelijk kunnen zijn voor de naam van de instelling.

Ik vind dit een interessante ontwikkeling, die ook de evolutie van MOOC-aanbieders illustreert. Dankzij het online en internationale karakter weet men een groot aantal lerenden te bereiken, waardoor een dergelijke cursus bij een relatief lage prijs toch voldoende opbrengsten heeft. Overigens vind ik het wel ‘mee vallen’ met het ‘microgehalte’ van het betreffende aanbod. Ik ben ook benieuwd naar cijfers over uitval van dit aanbod.

Terecht benadrukt Young dat je als instelling wel een bepaalde cultuur nodig hebt die het succes hiervan bepaalt. Reguliere onderwijsinstellingen vinden het vaak al lastig om te werken met volwassenen. Het alleen in kleine stukken hakken van je bestaande opleidingen is niet voldoende. Wat betreft inhoud en didactiek zul je zaken moeten aanpassen (bijvoorbeeld meer ruimte voor ‘ervaringsleren’). Via deze programma’s komt online leren en het hanteren van meer commerciële attitude daar nog eens bij (grote mate van flexibiliteit, snel inspelen op veranderingen, omgaan met onzekerheden, hoge mate van servicegerichtheid, enzovoorts).

Deze ontwikkeling gaat overigens voor een groot deel voorbij aan een aantal bezwaren die vaker ten aanzien van de praktijk van een leven lang leren worden geuit (onvoldoende just-in-time, weinig to the point, kloof tussen leren en werken, onvoldoende vraaggericht, enzovoorts).

Werkplek leren en performance support zijn echter ook niet de heilige graal van leren en ontwikkelen. Ik verwacht dat dit aanbod een prima plek kan hebben binnen een leven lang leren, dat door het nieuwe kabinet gestimuleerd wordt via de individuele leerrekening.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *