De impact van ICT op onderwijs is volgens mij van drie factoren afhankelijk. En of technologie ons gedrag verandert, is wat mij betreft afhankelijk van de ‘affordances’ van die technologie.
Een paar dagen geleden schreef ik een blogpost over de impact van de iPad op het onderwijs. Via Twitter en via de reactiemogelijkheid van mijn weblog kwamen hier commentaren op, met als strekking:
- Wordt de impact van ICT op onderwijs niet vaak overschat (denk aan de impact van de TV)?
- Verandert technologie het gedrag van mensen wel, of gebruiken mensen technologie voor gedragsverandering?
Ik wil uitgebreider stil staan bij deze twee vragen.
Wordt de impact van ICT op onderwijs niet vaak overschat?
Roy Amara van de denktank Institute for the Future heeft ooit gezegd dat de invloed van technologie op de korte termijn wordt overschat, en op de langere termijn wordt onderschat.
Eind 2009 heeft columnist Gordon Crovitz geïllustreerd dat voorspellingen op het gebied van technologie de plank meestal misslaan. De invloed van ICT wordt meestal onderschat, in plaats van overschat. Zo dacht de voorzitter van IBM in 1943 dat de markt voor computers niet groter dan vijf zou zijn, en geloofde Microsoft’s Steve Balmer niet dat mensen honderden dollars zouden betalen voor een iPhone.
Crovitz haalt schrijver Arther C. Clarke aan die ooit de drie wetten van voorspellen opstelde:
1. When a distinguished but elderly scientist states that something is possible, he is almost certainly right. When he states that something is impossible, he is very probably wrong; 2. The only way of discovering the limits of the possible is to venture past them into the impossible; and 3. Any sufficiently advanced technology is indistinguishable from magic.
Hoe zit het met de invloed van technologie op het onderwijs? De impact van technologie op het onderwijs is wat mij betreft afhankelijk van drie factoren. In de eerste plaats van het onderliggende pedagogisch-didactische paradigma. Technologie is niet pedagogisch-didactisch neutraal. De meeste ’technologieën’ (zoals het schoolbord, de overheadprojector of de TV) gaan uit van klassikale instructie. De overheadprojector heeft daardoor bijvoorbeeld niet geleid tot ander onderwijs. Bovendien zijn technologieën meestal pas waardevol voor leren als zij gecombineerd worden met didactiek en content. De televisie faciliteerde daardoor zelfgeorganiseerd leren niet, terwijl het internet dat met gratis cursussen en initiatieven als de Khan Academy wel doet.
Hoe nauwer technologieën aansluiten bij heersende pedagogisch-didactische paradigma’s des te sneller ze worden geadopteerd. Hoe minder technologieën aansluiten bij heersende pedagogisch-didactische paradigma’s des te groter hun innovatieve impact op het onderwijs, als ze breed worden geadopteerd.
Op de tweede plaats is de impact afhankelijk van de vraag wie ‘eigenaar‘ is van de technologie: wie kan beslissen of technologie wordt gebruikt binnen het onderwijs? Bij de televisie was dat de docent. De leerkracht besliste of School TV werd gekeken, terwijl lerenden nu zelf beslissen welke internetbronnen zij op welk moment raadplegen om bijvoorbeeld werkstukken te maken (School TV werd onder schooltijd uitgezonden). Als een school er in slaagt smartphones te blijven verbieden, dan zal de invloed van deze technologie op het onderwijs uiteraard gering zijn.
Op de derde plaats zijn de eigenschappen en ‘affordances’ van technologieën van invloed op de impact ervan op het onderwijs. Paul Kirschner vertaalt ‘affordances’ als “de waargenomen eigenschappen van een ding in samenhang met een gebruiker die beïnvloedt hoe het wordt gebruikt“. Technologieën hebben volgens Kirschner ook onderwijskundige en sociale ‘affordances’, die niet los staan van de context waarin de technologieën worden gebruikt.
De eigenschappen en ‘affordances’ beïnvloeden de impact die een technologie heeft op het onderwijs. Hoe intuïtiever een toepassing, des te groter de impact. Hoe duurder een technologie, des te kleiner de invloed. Wat dat betreft is nog weinig te zeggen over de impact van de tablet PC op het onderwijs, op de lange termijn.
De vraag wat de impact van ICT op het onderwijs is, en of deze wordt overschat, is daarmee lastig op een eenduidige manier te beantwoorden.
Verandert technologie het gedrag van mensen wel, of gebruiken mensen technologie voor gedragsverandering?
Rintse van der Werf verwijst in haar reactie op mijn blogpost over de impact van de iPad op het onderwijs naar het klassieke mediadebat tussen Richard Clark en Robert Kozma (alweer bijna 20 jaar geleden). Ik zit meer op Kozma’s lijn, en denk dat het begrip ‘affordances’ ook een cruciale rol speelt bij de vraag of technologie op zich gedrag van mensen verandert, of dat mensen technologie gebruiken om ander gedrag te vertonen. Beide fenomenen komen volgens mij voor.
Marshall McLuhan gaf aan dat mensen eerst tools ontwikkelen, en dat deze technologieën vervolgens bijdragen aan de ontwikkeling van mensen. Deze Canadese mediafilosoof stelde dat een medium niet alleen een kanaal is waarmee je informatie communiceert. Een medium is volgens hem ook een omgeving met ingrediënten waarin culturen zich ontwikkelen. Zo moet je ook tegen internettechnologie aan kijken.
Wat mij betreft zijn het vooral de ‘affordances’ die er toe bijdragen of mensen zich anders gaan gedragen. Intuïtieve smartphones met de eenvoudige en goedkope app WhatsApp zorgen er daardoor voor dat 45% van de jongeren tussen 13 en 17 jaar met een smartphone per week meer dan 100 berichten per week versturen. Met behulp van de TomTom op mijn iPhone stippel ik vooraf nooit meer een route uit, terwijl ik dat een paar jaar geleden wel deed. Dankzij incheck-tools laten veel mensen nu publiekelijk weten waar zij zich bevinden, terwijl men daar voor die tijd nooit behoefte aan had. Twitter was aanvankelijk bedoeld om te laten weten wat je aan het doen was, maar werd vervolgens ook gebruik voor het zoeken naar antwoorden op vragen.
Affordances als transportabelheid, gebruikersgemak en connectiviteit maken dit mogelijk.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
“We tend to OVER-estimate the effect of a technology in the short run and UNDER-estimate the effect in the long run.”
Roy Amara (1925-2007)
Oeps. Twee keer overschat geschreven. Dank.
Ik vind het voorwoord van Joseph Kessels dat hij schrijft in het boek ‘Omdat het werkt’ wel mooi aansluiten bij deze blog. Citaat van Joseph: ‘Er ontwikkelt zich een ongrijpbare en levendige verzameling van gemeenschappen en gevarieerde contacten, vrienden en profielen met inspirerende ervaringen, uitwisseling en gedeelde kennis. Kan daarnaast nog wel een officiële wereld bestaan van onderwijzen, instrueren, examineren en hiërarchieën
van wetenden en onwetenden?’ Dit is geen antwoord op de vraag maar wellicht helpt het de vragen te verfijnen tot wat ons in het onderwijs te doen staat. (http://losmakers.nl/download/)