Eén van de beperkingen van de dominante elektronische leeromgevingen, vind ik, is het besloten karakter ervan. Ik heb dan ook met genoegen het artikel Open Access Learning Environments van Kenneth Mentor gelezen. Mentor toont enerzijds begrip voor het feit dat onderwijsinstellingen kiezen voor besloten omgevingen (vanwege organisatorische redenen zoals privacy en intellectueel eigendom). Toch beschouwt Mentor deze besloten benadering als een gemiste kans. Hij beschouwt leren namelijk als
a process through which we take what we know (or think we know) and compare that to other realities and experiences before reintegrating this new knowledge. This process requires a public process.
Ik kan me wel vinden in zijn benadering. Het zou -veel beter dan nu het geval is- mogelijk moeten zijn om binnen elektronische leeromgevingen gedifferentieerd om te gaan met de mate van openheid. Ik kan me voorstellen dat het wenselijk is dat sommige discussies bijvoorbeeld een besloten karakter hebben. Maar dat zal lang niet voor alle elementen uit een cursus- of groepsruimte gelden. Binnen een ELO kun je helaas vaak alleen een cursus- of groepsruimte publiek of privé maken. Dat moet gedifferentieerder kunnen. Zoals Mentor het terecht formuleert:
the guiding force is pedagogy rather than technological convenience.
Tegelijkertijd zie je dat ELO’s qua licentiestructuur vaak uitgaan van staffels van aantallen gebruikers (medewerkers, studenten). Bij een meer open benadering is het de vraag of deze berekeningswijze houdbaar blijft. Je kunt natuurlijk achteraf naar gebruik betalen, maar dat levert weer voor afnemende instellingen onzekerheid op. Mentor noemt dit argument overigens niet.
Steeds vaker -maar wat mij betreft nog véél te weinig- kiezen aanhangers van de ‘open access’ benadering daarom voor eigen oplossingen, buiten de instelling om. Veel applicaties maken dit ook mogelijk. Ze zijn eenvoudig in gebruik, web-based en in veel gevallen gratis. Wel wordt een onderwijsinstelling er vaak niet vrolijk van. Mentor geeft dit ook aan. De eigen applicaties worden minder gebruikt (terwijl de instelling er wel voor moet betalen) en voor de ICT-afdeling wordt het ‘ELO-landschap’ maar moeilijk beheersbaar. Men hoeft weliswaar niets te installeren en geen nieuwe systemen te beheren, maar er zullen hoe dan ook ondersteuningsvragen worden geformuleerd. En denk ook aan de belasting van het netwerk. Mentor geeft hierover aan:
faculty members using open access solutions often become their own technical support staff, thereby reducing demands on university support systems. Finally, if university support staff is devoting large amounts of time in support of commercial courseware, or have skill sets that prevent innovation, they may have also fallen into the “disruptive technology” trap.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Daarnaast is het soms juridisch voor onderwijsinstellingen noodzakelijk om een archief bij te houden van de zgn. “syllabus” op basis waarvan een tentamen wordt afgenomen en een certificaat uitgereikt. Een dergelijk archief beheren wordt moeilijk met allemaal “patchwork” toepassingen.
Ik heb onlangs (op de studiedag in KATHO) de geslotenheid van onderwijsinstellingen vergeleken met middeleeuwse kloosters…
Ik zou willen pleiten voor een mix. Het gebruik van de Open Access-mogelijkheden van Web 2.0. Daarnaast een gesloten omgeving om een aantal redenen. Voor mij zou de kern zijn dat (in het huidige bestel) de onderwijsinstelling verantwoordelijk is voor het (borgen van) uiteindelijk resultaat. Daarvoor is het nodig dat formele (digital) toetsing en (digitale) werkstukken op een officiële plek worden gemaakt of gedeponeerd. Dat zou met alle ontwkkelingen natuurlijk wel anders kunnen worden, maar vooralsnog is dat niet zo. Daar komt bij dat de leeromgeving een belangrijke bron van gegevens is die verantwoord moeten worden. Voor de betrouwbaarheid van de gegevens moet je kunnen uitgaan van een beveiligde omgeving. Dus voor het leren: open access, voor de borging van het resultaat daarvan: gesloten omgeving.