Er is een heus ideologisch debat gaande op het gebied van 'open education'. Kern van de discussie: je hebt meer nodig dan vrij toegankelijke leerstof (open educational resources), om te kunnen spreken van 'open education'. Je hebt onder meer een radicale pedagogiek nodig om de toegankelijkheid van het onderwijs te vergroten. Ook is het daarbij de vraag of veranderingen vanuit bestaande instituties kunnen worden gerealiseerd. Het zijn vooral de usual suspects zoals George Siemens, Dave Wiley, Stephen Downes, Graham Attwell (hier, hier en hier) en Martin Weller die zich in dit debat mengen.
Ik doe dat niet. Ik moet wel denken aan de initiatieven op het gebied van open leren van ongeveer twintig jaar geleden. Destijds -als ik me goed herinner- werd open leren vooral gekoppeld aan individuele leertrajecten en aan zelfstandig leren (binnen het middelbaar beroepsonderwijs en het dag- en avondonderwijs). De lerende had hierbij een grote eigen verantwoordelijkheid, en bestudeerde de leerstof (eerst schriftelijk, later ook op CD ROM's) in eigen tempo, in open leercentra. De Vapro profileert zich hier nog steeds mee. Verder valt op dat de term 'open leren' vooral nog in Vlaanderen wordt gebruikt.
Sinds die tijd is er meer aandacht gekomen voor samenwerkend leren, is mobiele en draadloze technologie open leercentra overbodig aan het maken en wordt er in het Nederlandse (middelbaar beroeps)onderwijs nog nauwelijks meer gesproken over open leren. Het traditionele open leren (ik heb het dus niet over open universiteiten) heeft dan ook weinig te maken met open education.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie