Open en online onderwijs: food for thought voor beleidmakers #elearnmooc

Bestuurders van instellingen voor hoger onderwijs zullen een strategische visie moeten ontwikkelen ten aanzien van open education, en massive open online courses. Dat bepleit het rapport ‘Open en online onderwijs en de toekomst van het Nederlandse hoger onderwijs‘ dat gisteren is gepubliceerd. Een rapport met meer vragen dan antwoorden, dat betrokkenen wel aan het denken zal zetten.

Unbundling
Foto Unbundling: Cubernate

Gisteren is het rapport ‘Open en online onderwijs en de toekomst van het Nederlandse hoger onderwijs‘ verschenen. De auteurs Remco van der Dussen en Timo Kos zijn/waren afkomstig van CapGemini (Kos werkt inmiddels bij de TU Delft) Opdrachtgever was Surf.

De auteurs willen met het rapport bestuurders ondersteunen in het beantwoorden van strategische uitdagingen als gevolg van open education (in het bijzonder MOOCs). Volgens mij zijn zij daar in geslaagd.

Eerst geven zij een beknopte en mooie overzichtelijke beschrijving van actuele ontwikkelingen op het terrein van MOOCs. Handig voor bestuurders. Voor degenen die deze ontwikkeling intensiever volgen, biedt dit deel weinig nieuws. Opvallend is ook dat zij bij de begripsbepaling wel ingaan op ‘online’ en ‘open’, maar niet op de elementen ‘massive’ en ‘course’.

In het volgende onderdeel hebben Van der Dussen en Kos een analyse gemaakt van de mogelijke impact van MOOCs op basis van het concept unbundling en de theorie van disruptive innovation. Ik vond het interessant om te lezen dat kredietbeoordelaar Moody’s heeft geadviseerd om niet meer te investeren in lokaal opererende, private, universiteiten. Deze universiteiten zouden niet kunnen concurreren met gerenommeerde universiteiten die dankzij MOOCs internationaal kunnen concurreren. Als private universiteiten gaan verdwijnen doordat investeerders zich terugtrekken, dan gaat dit ten koste van de toegankelijkheid van campusonderwijs. Voor mij is dat een bevestiging dat het reguliere hoger onderwijs vooral een publiek gefinancieerde voorziening moet blijven, en in elk geval niet afhankelijk mag worden van ‘vulture capitalists‘.

Een paar dagen geleden heb ik ook al aandacht besteed aan unbundling. Remco van der Dussen en Timo Kos stellen terecht dat het theoretisch denkbaar is dat het opleidingsaanbod in een open wereldmarkt ‘ontkoppeld’ gaat worden, en studenten meer regie nemen op de inrichting van hun eigen leerpaden (de complexiteit daarvan mag overigens niet onderschat worden). Zij wijzen daarbij m.i. ook terecht op de ingewikkeldheid van onderwijs dat uit een aantal samenhangende diensten bestaat. Zij wijzen op het bestaan van specifieke diensten die al langer los kunnen worden ingekocht, en geven aan andere industrieën al langer te maken hebben met ‘onbundeling’ van diensten. In dit deel van het rapport sommen zij een aantal interessante vragen op rond ontkoppeling en de rol en de positie van instellingen (p. 29 en 30). Zo wijzen zij bijvoorbeeld op mogelijke verschillen tussen WO en HBO, en op het vraagstuk van ‘lokalisering’ van het onderwijs. In feite is ontkoppeling dankzij internettechnologie al langer mogelijk. Door leerstof op grote schaal open beschikbaar te stellen fungeren MOOCs echter als katalysator van deze ontwikkeling.

Een tweede perspectief op de impact van MOOCs is dat van de disruptieve innovatie. De auteurs schrijven dat deze ‘ontwrichtende’ innovatie ook weer vanuit financieel-economisch perspectief wordt geïnitieerd (hoge financiële kosten voor samenleving en individu, steeds lagere maatschappelijke waarde).  Door de innovatieve combinatie van bestaande technologieën (zoals YouTube en schaalbare leerplatforms) is het mogelijk om een eenvoudigere en goedkopere versie van een cursus aan te bieden. Dit gebeurt deels door nieuwe spelers op de markt. Een belangrijk verschil met bestaande cursussen is wat mij betreft overigens de maatschappelijke erkenning en waardering. Vooralsnog (?) hebben MOOCs niet dezelfde status als een reguliere cursus of module. Dit aspect is volgens mij cruciaal voor de uiteindelijke impact van MOOCs, samen met het kwaliteitsaspect. Als een MOOC een volwaardige vervanger wil worden van een reguliere cursus dan zal dit onderwijstype zich ook op criteria als uitval in enige mate moeten kunnen vergelijken met het reguliere onderwijs.

Overigens gaan de auteurs volgens mij voorbij aan het feit dat disruptieve innovaties er niet persé voor hoeven te zorgen dat bestaande producten, diensten en aanbieders gaan verdwijnen. Door de komst van de auto, is de trein niet verdwenen. We zijn wel op alle fronten mobieler geworden. De mobiele telefoon heeft vooralsnog niet gezorgd voor het verdwijnen van de vaste telefoon (wel van de telefooncel). Indien MOOCs vooral gebruikt zullen worden door doelgroepen die nu nog niet worden bereikt (en die andere beweegredenen om te leren hebben), dan leiden MOOCs niet tot de verdwijning van het traditionele opleidingsinstituut.

Ook wat betreft dit perspectief zijn er nog heel wat vragen te beantwoorden, zo geven de auteurs aan (p. 33).

Daarna beschrijven de samenstellers -zoals het consultants betaamt- vier (eigenlijk drie) toekomstscenario’s, op basis twee variabelen (impact van ontwikkelingen op de internationale concurrentiekracht en het verdienmodel van een instelling, en de impact op de openheid van programmering en het business model van een instelling). Zij durven daarbij zelfs meer dan twintig jaar vooruit te blikken:

  • In het business-as-usual en marginale scenario speelt open en online onderwijs een marginale rol. In feite verandert er dus weinig ten opzichte van de huidige situatie. Hoger onderwijs is nog steeds voornamelijk een publieke aangelegenheid. Er is geen sprake van ontkoppeling of alleen van ontkoppeling die zich buiten de hoofdstroom van het onderwijs afpeelt.
  • In  het evolutiescenario is geen sprake van ontkoppeling, maar wordt wel in toenemende mate gebruik gemaakt van open en online onderwijs. Daarbij richt men zich voornamelijk op post-initieel leren (voor professionals die bij willen blijven op hun vakgebied). Er komen eveneens andere MOOC-aanbieders op. Daarnaast wordt online leren in combinatie met face-to-face onderwijs aangeboden.
  • In het revolutionaire scenario is sprake van een spectaculaire groei van open en online onderwijs. Ontkoppeling treedt in vergaande vorm op, met flinke systeemveranderingen als gevolg. Het hoger onderwijs wordt volgens de auteurs een internationale markt waarbij enkele wereldspelers domineren, maar er ook ruimte zal zijn voor diverse niche-spelers.

Ik geloof eerlijk gezegd niet zo in het revolutionaire scenario. Ik verwacht eerlijk gezegd dat veel hoger onderwijs in de eigen taal verzorgd zal blijven (Frans, Mandarijn, Arabisch, Italiaans, Spaans, Duits, Russisch, Portugees, Nederlands, etcetera). Dat alleen voorkomt het ontstaan van slechts enkele dominante spelers, net als het bestaan van diverse onderwijssystemen. Verder zullen de meeste studenten bij voorkeur blended willen leren, tenzij er zeer goede redenen zijn om volledig online te leren. Ik geloof ook in een politiek-ambtelijk-onderwijs complex (analoog aan een militair-industrieel complex) dat wet- en regelgeving zal gebruiken voor protectionisme van het bestaande systeem. Volgens mij zal vooral sprake zijn van een evolutionair scenario waarbij sprake zal zijn van enige ontkoppeling. MOOCs zullen daarbij wat mij betreft vooral voor andere doelgroepen worden gebruikt dan de reguliere studenten.

De analyse van Van der Dussen en Kos eindigt dan in vier m.i. voor de hand liggende en daarom weinig opzienbarende aanbevelingen (zoals het ontwikkelen van een instellingsbrede visie en strategie of het stimuleren van innovatie). Wellicht is op dit moment overigens ook niet meer mogelijk, aangezien er nog steeds meer vragen dan antwoorden rond MOOCs bestaan. Het belangrijkste aan dit rapport is wat mij betreft dat het ‘food for thought‘ bevat. De juiste vragen worden gesteld.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *