Open educational resources in Nederland staan nog in de kinderschoenen

Ondanks dat we al een jaar of tien binnen het onderwijs in Nederland praten en nadenken over open educational resources (OER), staat de ontwikkeling van beleid en het gebruik van OER nog in de kinderschoenen. Die conclusie baseer ik op het deze week verschenen onderzoeksrapport OER Hollands landschap.

Door drukte ben ik vandaag pas toegekomen aan het onderzoeksrapport over de stand van zaken met betrekking tot het beleid over Open Educational Resources (OER) in het Nederlandse hoger onderwijs van mijn collega’s Jo Boon, Marlies Bitter, Marjo Rutjens en Wim Didderen. Zij hebben dit onderzoek uitgevoerd in opdracht van SURF en Wikiwijs.

Zij hebben een inventarisatie uitgevoerd onder contactpersonen van instellingen hoger onderwijs. Drie centrale vragen waren:

  1. Wordt op het hoogste niveau beleid ontwikkeld en als dat het geval is, wordt het dan ook geïmplementeerd?
  2. In welke mate worden open leermaterialen in de praktijk gebruikt of hergebruikt en worden er kwaliteitseisen aan gesteld?
  3. Is een inventarisatie gemaakt van collecties en potentiële collecties van open leermaterialen?

Het beeld dat hieruit naar voren komt stemt mij niet vrolijk. “Open educational resources” zijn allesbehalve volwassen in ons land. Er wordt nu al zo’n tien jaar over gesproken en geschreven. Toch komt OER maar moeizaam van de grond. Open educational resources leunen veelal op individuele medewerkers. Boon cs concluderen zelf:

Uitgaande van de theorie over acceptatie van innovatie van Rogers die een vijf fasen model beschrijft (Rogers, 1983), kunnen we stellen dat OER de eerste fase, de innovatiefase, achter de rug heeft en dat Het Nederlandse hoger onderwijs op dit moment tussen de fase van de pioniers (early adopters) en voorlopers (early majority) in zit.

Er bestaan nog weinig beleid op instellingsniveau. Meer dan 65% van de respondenten geeft aan dat er geen sprake is van een gedeelde visie. Twee instellingen geven aan beleid te hebben dat daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Bij 42,3% van de instellingen wordt momenteel beleid ontwikkeld (op instellingniveau of op het niveau van één of meer onderdelen). De respondenten verwachten daarom dat op korte termijn er meer aandacht zal komen voor OER.

Het belangrijkste motief om beleid op het terrein van OER te ontwikkelen betreft (internationale) profilering. Andere belangrijke motieven zijn:

  • Met behulp van OER wil men de juiste studenten aantrekken.
  • Dankzij OER wil men belangstellenden helpen de juiste studiekeuze te maken.
  • Met behulp van OER wil men nieuwe doelgroepen bereiken.

Het onderzoek laat zien dat daar waar OER worden gebruikt en hergebruikt, dat vooral gebeurt door individuele medewerkers. De meeste respondenten (57%) geven verder aan dat geen kwaliteitseisen aan open leermaterialen worden gesteld, en dat OER geen deel uit maken van het interne kwaliteitszorgsysteem.

Ondanks dat er in de meeste gevallen geen sprake is van beleid op het gebied van open leermaterialen, geeft 26,9% van de respondenten aan dat binnen de instelling (collecties van) OER bestaan. Daarbij gaat het met name om hoorcolleges, lezingen en presentaties, om complete cursussen en om artikelen. Om open leermaterialen te ontsluiten, wordt meestal gebruik gemaakt van een eigen website, terwijl 57,1% van de instellingen die OER hebben gebruik maakt van iTunesU.

Universiteiten blijken overigens actiever op dit terrein dan hogescholen.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

3 reacties

  1. Ja, o.a.:
    “Het feit dat veel bestuurders de meerwaarde van OER nog niet zien en daarom afwachten,
    betekent dat het ons inziens zaak is om vooral in deze fase kennis en ervaringen (meer) te delen,
    ook intersectoraal. Datzelfde geldt ongetwijfeld voor het delen en verder exploreren van mogelijke
    businessmodellen. Instellingen kunnen ondersteund worden om een visie te ontwikkelen door het
    versterken van bestaande netwerken en communities en die te verbinden tot een open
    leernetwerk. Het goed organiseren van een dergelijk netwerk is zeker een uitdaging maar is
    essentieel omdat samenwerken en delen van kennis en ervaringen tot de essentie van de OERbeweging behoren. Interactieve vormen van informatievoorziening en kennisdeling zien wij in deze
    fase als belangrijkste instrument om de verdere ontwikkeling van OER-beleid in het Nederlandse
    hoger onderwijs effectief te dienen.” (p. 29)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *