Verleden week -ik loop inderdaad achter met bloggen- verscheen het rapport Vier in Balans 2007 Van ICT op School. In het persbericht lag een sterk accent op het gebruik van de computer bij lesactiviteiten. Het voortgezet onderwijs zou daarbij ‘achter lopen’ bij het basisonderwijs (het mbo is helaas niet in het onderzoek betrokken). Het bracht Willem Karssenberg er toe geen commentaar te geven.
Mijn eerste reactie was: so what? Het gaat er toch om hoe je ICT inzet ten behoeve van het leren, en niet zo zeer of je de computer inzet tijdens de les? Want Willem laat zien dat ICT niet altijd toegevoegde waarde heeft (nou, vooruit: voor slechtzienden en blinden). Ik ben daarom maar eens in het rapport gedoken (waarin overigens informatie over de respons ontbreekt). En inderdaad: er is reden tot zorg. En wel om de volgende redenen.
- Er is onvoldoende sprake van een samenhangende aanpak van visieontwikkeling, deskundigheid, ICT-infrastructuur èn programmatuur en content (ik mis overigens altijd de expliciete aandacht voor het curriculum).
- ICT kan positief bijdragen aan het rendement van het onderwijs. Dan moet wel aan een aantal voorwaarden zijn voldoen. Eén van die voorwaarden is dat docenten voldoende zijn toegerust. Daar is volgens ICT op School geen sprake van. André Manssen gaat daar onder meer in zijn commentaar op in.
- Volgens docenten in het basisonderwijs en vooral voortgezet onderwijs is er nauwelijks sprake van progressie ten opzichte van 2006, als het gaat om een vergevorderd gebruik van de computer in het onderwijs. Zie ook Vier in balans 2006
- Er is geen consensus tussen management en docenten over de vraag of sprake is van een gemeenschappelijke visie op het gebruik van ICT in het onderwijs. Docenten hebben behoefte aan gezamenlijke visieontwikkeling. Het management lijkt prioriteit te geven aan investeringen in hardware, zoals digitale schoolborden (opvallend genoeg opende de AutomatiseringsGids met deze bevinding). In 2006 gaf het management overigens aan meer aandacht nodig te vinden voor zaken als kennis en vaardigheden èn visie op onderwijs, in plaats van aan hardware. Zij hebben dit voornemen schijnbaar nog niet in de praktijk gebracht, als ik Vier in Balans mag geloven.
- Slechts eenderde van de leerkrachten in het basisonderwijs houdt zich aan gemaakte afspraken over de didactische inzet van ICT. Onvoorstelbaar. In welke andere ‘bedrijfstak’ zou dat geaccepteerd worden?
- Docenten gaan er van uit dat leerlingen voldoende ICT-vaardig zijn om de computer op een goede manier voor leren te gebruiken. ICT-vaardigheden alleen zijn echter niet voldoende om ook daadwerkelijk te leren met behulp van ICT, zo citeert Manssen Vier in balans. Opvallend is ook dat leerlingen in grote mate (bijna de helft) weinig tevreden zijn over ondersteuning van docenten bij het zoeken van informatie op Internet. Docenten -zo geven leerlingen aan- hebben het ook niet door als zij kopiëren en plakken. ICT op School schrijft hierover onder meer:
Het gebruik van internet voor leren sluit weinig aan bij de manier waarop
kinderen buitenschools internet benaderen en gebruiken. - Het management denkt dat docenten inzicht hebben in de didactische mogelijkheden van ICT. Docenten zelf zijn veel sceptischer.
- ICT op School schrijft
De afgelopen tien jaar is het aantal leraren dat computers gebruikt jaarlijks
met gemiddeld minder dan 3% toegenomen. Bij een gelijkblijvend
groeitempo zal het nog eens 10 tot 15 jaren duren voordat alle leerlingen
in het voortgezet onderwijs te maken krijgen met docenten die gebruik
maken van ict bij het lesgeven.
Als met ‘lesgeven’ bedoeld wordt: ‘leren’, dan is volgens mij echt sprake van een zorgwekkende situatie. Een tijd geleden kwam ik al de uitspraak tegen dat het een generatie zou duren voordat ICT ècht geïntegreerd is in het onderwijs. Deze bevinding sluit hierbij aan.
Staan er dan geen optimistische uitkomsten in het boek? Jawel. Zo is er binnen het voortgezet onderwijs steeds meer aandacht voor ICT-vaardigheden tijdens functioneringsgesprekken en sollicitatieprocedures. En slechts 20% van de ouders denkt dat het gebruik van Internet niet bijdraagt aan betere leerprestaties. Verder is het onderwijs zelf optimistisch over de toegevoegde didactische waarde van ICT. Opvallend is ook dat docenten in 2006 nog van mening waren dat de meeste aandacht uit dient te gaan naar zaken als hardware, sofware en content. Nu ‘schreeuwen’ zij om gezamenlijke visieontwikkeling. Een goede zaak, vind ik.
Toch overheerst bij het lezen van het rapport een gevoel van zorg. Niet in de laatste plaats omdat een aantal zorgpunten (zoals de deskundigheid van docenten en het gebrek aan gezamenlijke visieontwikkeling) al járen worden genoemd.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
En inderdaad: er is reden tot zorg.
Tja persoonlijk maak ik me hier niet zo’n zorgen om.
Ik irriteer me er wel mateloos aan:
Slechte en niet of niet goed werkende ICT infrastructuur.
Afdelingen ICT die hier niets aan kunnen en/of willen doen.
Aan management wat beslissingen neemt die niet aansluiten bij de wensen van de gebruikers (b.v. keuze voor ELO, software, systemen en ondersteuning).
En aan docenten en studenten die onvoldoende kennis (en helaas ook interesse) in ICT hebben om hier effectief mee te kunnen en willen werken.
En dan heb ik alleen nog maar ervaring in het primair- en hoger onderwijs, dus ik kan me voorstellen dat dit in het voortgezet onderwijs nog erger is.
Ik heb ook zelf wel eens met een docent zitten discussiëren over de vraag hoe lang het nog zou duren voordat ICT echt in het onderwijs geïntegreerd zou zijn. Wij kwamen uit op een jaar of 50 (dit sluit wel aan op de uitspraak van een generatie).
Het gaat dus uiteindelijk wel goed komen. Over een jaar of 50 kijken de docenten van dan terug en vragen zich waarschijnlijk af waarom de dingen die dan vanzelfsprekend zijn nu zo moeizaam geïmplementeerd worden.
Echt zorgen maak ik me er dus niet over.
Misschien dat dit rapport ons ook juist wel een kans biedt om de integratie van ICT binnen het onderwijs te versnellen. Door nu samen (zowel de afdelingen ICT beheer en services, management, docenten en alle anderen personen en bedrijven die actief zijn op het gebied van ICT en onderwijs) te gaan werken aan de problemen die in het rapport benoemd worden.