Nieuwe didactische ontwikkelingen, zoals de massive open online courses, drukken ons op de neus van de beperkingen van het fenomeen ‘drop out’. Het wordt tijd voor wat anders.
Gisterochtend ontspon zich een Twitter-conversatie tussen Robert Schuwer (@fagottisimo), Willem van Valkenburg (@wfvanvalkenburg) en mij zelf naar aanleiding van het artikel Massive MOOC Dropouts: Are We Really Okay With That?
Audrey Watters verzet zich hierin tegen de “low completion rates” van MOOC’s:
How do we know if students are learning – even those who complete the courses?
Robert Schuwer vroeg zich via twitter af of je bij non-formeell leren wel kunt spreken van ‘drop outs’. Mijn reactie was dat je nieuwe concepten (zoals een MOOC) inderdaad niet moet beoordelen vanuit de ‘bril’ van het bestaande onderwijssysteem. Ik kan me vinden in Robert’s opvatting dat ‘drop out’ een fenomeen is dat bij ‘formele systemen’ hoort.
Willem van Valkenburg schrijft o.a.:
Elke student heeft zijn eigen reden en motivatie om een cursus te volgen. Dit betekent ook dat het doel anders kan zijn. Op het moment dat een student zijn doel heeft bereikt, zal hij afhaken uit de cursus. In formele zin heb je hier te maken met een drop-out, maar die student zal zich niet een drop-out voelen. Hij heeft zijn doel bereikt.
Om de drop-out rate van een MOOC goed te kunnen vergelijken met een formele cursus, zou je de studenten van te voren moeten vragen naar hun doel en achteraf bepalen of ze hun doel hebben gehaald. Ik verwacht wel dat de dropout rate bij een MOOC hoger zal zijn, omdat het natuurlijk vrijblijvend is.
Ik denk dat we in feite toe zijn aan afschaffing van het fenomeen ‘drop out’ oftewel ‘uitval’. De mate van uitval is eenvoudig administratief te meten. Daarom is het onder beleidmakers populair. Maar dat betekent nog niet dat het een adequate graadmeter is voor de kwaliteit van het onderwijs.
Willem Karssenberg (@trendmatcher) wees er via Twitter op dat het vreemd is dat jongeren als drop out gelden als zij een betaalde baan accepteren (wat eigenlijk hun doel is van de opleiding). Darco Jansen (@DarcoJansen) gaf terecht aan dat doelen kunnen veranderen.
Het volgen van een cursus of het uitvoeren van andere leeractiviteiten zijn middelen, geen doel op zich. Bij een formele cursus of opleiding gaat het vaak om het civiele effect: je werkt voor een diploma, omdat dit diploma toegang biedt tot een betaalde baan. Als je stopt met een opleiding, dan krijg je geen diploma.
Dat is erg omdat onze samenleving nog steeds zodanig in elkaar steekt, dat een diploma voor het krijgen van betaald werk nog steeds een belangrijke voorwaarde is. Uitzonderingen daargelaten. Daarom zie je ook dat de jongere uit Willem Karssenberg’s voorbeeld later vaak alsnog een opleiding afmaakt (maar bizar genoeg wel als drop out geldt). Uitval is erg omdat een diploma meestal voorwaardelijk is voor maatschappelijk succes. Niet omdat we daadwerkelijk waarde hechten aan datgene wat een jongere heeft geleerd.
Veel mensen nemen echter vanuit een andere motivatie deel aan MOOC’s, zelfgeorganiseerde leeractiviteiten en zelfs aan een cursus van een Open Universiteit. Zij willen vaak bij blijven op hun vakgebied, maar hebben geen behoefte aan een diploma. Vanuit die invalshoek is het niet erg als zij bijvoorbeeld de MOOC niet formeel afronden.
In plaats van drop out kunnen we beter een systeem hanteren waarin lerenden, bijvoorbeeld richting werkgevers, duidelijk maken wat zij hebben geleerd en over welke bekwaamheden zij beschikken (niveau 2 van Kirkpatrick). Bijvoorbeeld via een e-portfolio. Leidinggevenden, collega’s en andere ‘peers’ (uit andere netwerken) kunnen betrokken worden in het beoordelen van de mate waarin het leren heeft bijgedragen aan veranderingen in ‘waardevol’ gedrag (niveau 3 van Kirkpatrick; ik probeer de term ‘performance’ te vermijden). Badges kunnen hierbij, in combinatie met learning analytics (zoals Willem van Valkenburg ook stelt), een rol spelen.
Kortom: het fenomeen ‘drop out’ heeft beperkingen voor het formele onderwijs, maar is volstrekt ongeschikt voor non-formeel en zelfgeorganiseerd leren. We moeten dus ook niet kijken naar uitval bij MOOC’s. Er zullen wel alternatieve manieren moeten worden ontwikkeld en ingezet waarmee de bijdrage van o.a. MOOC’s aan leren en ‘waardevol’ gedrag in kaart kan worden gebracht.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Natuurlijk zullen MOOC’s wel veel afhakers hebben door hun hoge toegankelijkheid waardoor mensen erg spontaan kunnen beginnen aan een course zonder te realiseren dat ze er niet zo heel veel tijd voor over hebben.
Ik ben het ermee eens dat beter gekeken kan worden naar wat men wel weet doormiddel van bijvoorbeeld een portfolio. Het is namelijk moeilijk een vergelijking te maken tussen de verworven standaard van kennis tussen de ene MOOC en de ander. Bij regulier onderwijs zijn nu ook referentieniveaus geïntroduceerd maar of dat het nu is…
Het kan natuurlijk ook een proces van organisatie zijn op de lange termijn. Bijvoorbeeld MOOC’s die voor verschillende courses een standaard kennisniveau willen veronderstellen aan het eind van een course. Een soort van open-source diploma voor degenen die een course wel helemaal afmaken.