Ik heb vandaag de samenvatting gelezen van het rapport "Naar doelmatiger onderwijs" van de Onderwijsraad (en het rapport zelf gescand). Dit rapport heeft verleden week heel wat stof doen opwaaien. De focus van de kritiek lag overigens op het tijdschrijven door docenten. Net als Paul Laaper ben ik daar na lezing van de samenvatting verbaasd over. Het rapport gaat immers over veel meer aspecten, en snijdt bovendien op veel terreinen absoluut hout. Over tijdschrijven heeft Paul al veel zinnigs geschreven.
De Onderwijsraad stelt dat de opbrengsten van het onderwijs achter blijven bij de verwachtingen. Het onderwijs zou met de huidige middelen beter moeten kunnen presteren. Aangezien het op dit moment ontbreekt aan bewijs over hoe het onderwijs doelmatiger kan worden, richt de Onderwijsraad zich vooral op het besef dat het onderwijs doelmatiger kan.
Daarbij kijkt de Onderwijsraad naar een groot aantal aspecten van het onderwijs. Niet alleen naar bureaucratie en overhead, maar ook naar de onderwijsprestaties van onderwijsgevenden. Ik vind dat gedurfd en terecht. Hakken op bureaucratie is erg gemakkelijk, m.i. te gemakkelijk. Vooral omdat er ook grote verschillen bestaan tussen docenten, wat betreft hun inzet en prestaties. Bij de uitvoering van personeelsbeleid wordt daar m.i. volstrekt onvoldoende rekening mee gehouden. De Onderwijsraad erkent dat ook volmondig. Verder worden binnen het onderwijs heel veel projecten uitgevoerd, waarvan je vaak kunt afvragen -meestal al bij de start- wat voor resultaten deze gaan opleveren (behalve mensen binnen het onderwijs aan het werk te houden).
"Naar doelmatiger onderwijs" houdt dus wel rekening met meerdere factoren. Men stelt onder meer dat met name het primair en voortgezet onderwijs meer rekening zouden moeten houden met de organisatorische aspecten van onderwijsvernieuwingen. Ook pleit men voor het verkrijgen van meer inzicht in de kosten. Op dat terrein worden overigens steeds vaker gereedschappen en handvatten ontwikkeld. We moeten er daarbij wel rekening houden dat onderwijs minder eenvoudig te standaardiseren is dan -bijvoorbeeld- het productieproces van DVD-spelers.
De Onderwijsraad haalt ook hard uit naar de "gelijkheidscultuur" binnen het onderwijs. De beloning van onderwijsgevenden staat relatief los van inzet en prestaties. Natuurlijk: prestatiebeloning heeft beperkingen, maar binnen het onderwijs wordt routinematig werk (jarenlang dezelfde lessen draaien) hetzelfde beloond als complex en afwisselend werk. Dat kan anders. Daar komt bij, schrijft de Onderwijsraad, dat onderwijsgevenden "nogal individualistisch georiënteerd zijn in hun beroepsuitoefening". Zij zijn mede daardoor niet gewend zich te verantwoorden.
Dat moet anders, stelt het rapport terecht, en men komt tot zes manieren om het doelmatigheidsbesef binnen het onderwijs te vergroten:
- Het onderwijs zou meer leeractiviteiten moeten organiseren, waarbij sprake is van meer variatie (zoals het 'bedienen' van grotere groepen leerlingen), en onderwijsgevenden in verschillende functies een taak hebben.
- Er zou binnen het personeels- en hrm-beleid meer aandacht besteed moeten worden aan doelmatig werken.
- Er zou meer gebruik gemaakt moeten worden van ‘peer tutoring’ en samenwerkend leren.
- Er zou meer gebruik gemaakt moeten worden van e-learning en 'blended learning'. Het gebruik van open source software en open educational resources zou de doelmatigheid ook ten goede moeten komen.
- Het onderwijs zou vaker "benchmarks" moeten uitvoeren om daarbij te leren van voorlopers, als het gaat om doelmatigheid.
De Onderwijsraad vertaalt dit ook in een aantal aanbevelingen, zoals meer gerichte aandacht voor doelmatigheid bij onderwijsinnovaties, het stimuleren van leerervaringen met variatie en vergelijkingen of het betrekken van sectororganisaties, beroepsgroepen en vakbonden bij de versterking van het doelmatigheidsbesef.
Natuurlijk: je kunt gemakkelijk kanttekeningen plaatsen bij bepaalde maatregelen voor specifieke doelgroepen. Hoorcolleges voor niveau 1 leerlingen in het MBO? Je moet er niet aan denken. Ook moeten we niet blind aan de slag gaan met e-learning (zoals de in het rapport genoemde Netwerkschool 2.0 m.i. wel doet). En persoonlijk denk ik dat het betrekken van sectororganisaties, beroepsgroepen en vakbonden gemakkelijk kan verzanden in oeverloos geklets en weinig daadkracht. Extra middelen? Ja, ook nodig voor specifieke doelen en doelgroepen. Maar dat ontslaat het onderwijs er juist niet van om kritisch naar de doelmatige besteding van geld te kijken.
Wat echter veel belangrijker is, is dat we erkennen dat het onderwijs doelmatiger kan. En dat we bereid zijn om eens buiten bestaande kaders te denken. Vandaar uit kan het ambitieniveau hoger. Ik durf ook te stellen dat, als het onderwijs doelmatiger wordt, wij gemakkelijker aan kunnen kloppen voor extra middelen.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie