Online Educa Berlijn 2003-2016: wat valt op?

“Je gaat nu al zo lang naar de Online Educa Berlijn. Welke ontwikkelingen vallen je daarbij op?” Deze vraag werd mij afgelopen donderdagavond gesteld. Een mooie aanleiding om  terug te blikken op de periode 2003-2016, waarin ik twaalf edities van de Online Educa Berlijn heb bijgewoond.

Sony BuildingIk heb twee keer moeten verzuimen, waarvan éénmaal onverwacht en noodgedwongen. Exact zes jaar geleden is mijn schoonvader namelijk overleden.

De volgende zaken vallen mij op als ik terugblik.

Organisatie

  • In 2003 namen 1428 mensen deel aan dit congres. In 2005 waren het 1755 deelnemers uit 75 landen. In 2008 schreef ik dat meer dan 2000 deelnemers uit 90 landen zich hadden geregistreerd. “Een lichte teruggang ten opzichte van verleden jaar”. De laatste jaren schommelt het deelnemers aantal rond de 2200 (uit meer dan 90 landen).
  • Het aantal exposanten is ten opzichte van 2008 verminderd. Toen waren er 116 exposanten, dit jaar waren het er 73.
    De eerste jaren was Fronter platinum sponsor. Nadat Fronter was overgenomen door Pearson, werd Pearson platinum sponsor. Nu is er geen echte platinum sponsor meer. Dit heeft ook invloed op het programma. De belangrijkste sponsor leverde namelijk ook een keynote-spreker. Soms ging dat goed, soms viel dat tegen en een enkele keer leidde dat tot een beschamend reclamepraatje (zoals Roger Larssen van Fronter in 2008).
  • Denk niet dat je alleen ‘gelovigen’ tegen komt op dit congres. Er worden regelmatig critici van ontwikkelingen als sociale media, learning analytics en kunstmatige intelligentie uitgenodigd. Sinds 2009 doet men dat ondermeer via het Online Educa Debat.
  • De technologische voorzieningen tijdens de conferentie zijn enorm veranderd. In 2003 konden deelnemers over een aantal laptops beschikken die de congresorganisatie via Cisco beschikbaar stelde om bijvoorbeeld je mail te checken. Dat leidde vaak tot lange rijen. Er was wel wifi (niet goed functionerend), er waren smartphones en verschillende deelnemers hadden een laptop bij zich. De laatste jaren heb ik de indruk dat het erg rustig is in de hoek met laptops. Deelnemers nemen nu meerdere devices mee waarmee zij online willen gaan. Het draadloze netwerk kan deze druk nauwelijks aan. Ook gebruikt men sinds een paar jaar een uitgebreide app, waarvan de mogelijkheden overigens maar gedeeltelijk gebruikt worden.
  • Er worden meer sessies verzorgd dan in het verleden en de formats van de sessies zijn sinds 2008 meer divers geworden. In het begin ging het vooral om presenteren (ook tijdens parallelle sessies). Nu varieert men meer. Overigens hoorde ik dit jaar een deelnemer klagen dat men na vijf minuten alweer zelf aan de slag moest. Tijdens keynotes kun je nu vragen stellen via Twitter en WhatsApp.
  • De Online Educa Berlijn is een uitstekende gelegenheid om mensen te ontmoeten.

Inhoud

  • Het valt me op dat ik heel vaak schrijf dat ik niet echt iets nieuws heb gehoord. Je moet dat volgens mij ook niet verwachten als je ontwikkelingen op dit terrein via andere media nauwgezet in de gaten houdt.
    21st century skills
  • Er is regelmatig aandacht voor grote verhalen over -wat Jan Rotmans noemt- een “verandering van tijdperk” en de implicaties die dat zou hebben voor bekwaamheden (de zogenaamde ’21st Century Skills’: onder andere in staat zijn om zelfgestuurd te leren, om zelf initiatieven nemen voor je eigen ontwikkeling), voor meer flexibel en persoonlijk leren, voor een leven lang leren en voor de rol die technology enhanced learning daarbij kan vervullen. Tegelijkertijd is duidelijk dat ontwikkelingen als kunstmatige intelligentie en big data vooral ook sociale, economische en culturele gevolgen hebben die niet alleen om ‘educatieve’ maatregelen vragen.
  • Het onderwijs krijgt er regelmatig van langs tijdens dit congres. De kosten zijn te hoog, je leert er te weinig, het is niet aantrekkelijk en de waarde van diploma’s vermindert. Het is echter de vraag of dit negatieve beeld wel klopt. Als je naar de cijfers kijkt, blijken diploma’s nog steeds erg belangrijk voor een baan. Ook hebben critici goed praten. Zij en hun kinderen zijn hebben een geprivilegieerde positie. Mensen uit lagere sociale klassen zijn wel degelijk afhankelijk van het onderwijs om een betere maatschappelijke positie te verwerven. Ook lijken critici alleen oog te hebben voor de kwalificerende functie van het onderwijs. Gooi het kind dus niet met het badwater weg.
  • ‘E-learning’ is een zeer gefragmenteerd veld. Er zijn veel relatief kleine bedrijven en enkele grote spelers actief op dit terrein. Je hebt ook te maken met een brede scope aan relevante onderwerpen.
  • De aandacht voor ontwikkelingen als ‘mobile learning’, ‘social software’, massive open online courses of kunstmatige intelligentie staat niet in verhouding tot de toepassing ervan (op het moment dat deze ontwikkelingen tijdens de Online Educa in het centrum van de belangstelling staan). Wat dat betreft kun je zeggen dat de Online Educa Berlijn een katalyserende functie heeft. Minder positief gesteld: deze conferentie draagt mogelijk bij aan “self fulfilling prophecy”.
  • Sinds mijn eerste bezoek is er aandacht voor het belang van het gebruik van ICT voor meer ‘informele’ vormen van leren. Leren in communities, leren in netwerken, werkplek leren, zelfgeorganiseerd leren, ‘social learning’, persoonlijke leeromgevingen. In tal van gedaantes komt deze ontwikkeling sinds 2003 in diverse bijdragen aan bod. Over de waarde van tal van termen zoals ‘informeel leren’ wordt regelmatig gediscussieerd. Vanaf ongeveer 2005 wordt het belang van ‘social software’ voor deze vormen van leren benadrukt. Ook al zijn deze technologieën oorspronkelijk niet voor leren bedoeld. Maar waarom zouden we laagdrempelige technologie niet voor leren inzetten?
    Er is in elk geval sprake van een duidelijke verschuiving naar andere manieren van ‘technology enhanced learning’, al zijn de traditionele vormen (online en blended cursussen, trainingen, modules) nog steeds dominant.
    Mensen ontmoeten
  • Je ziet dat de Learning & Development-functie probeert om ’e-learning’ en concepten zoals ’70:20:10’ te verbinden met het strategisch beleid van de arbeidsorganisaties (bijvoorbeeld via business cases, en return on investment). Dat is een lastig proces dat voortdurend om aandacht vraagt. ‘Leren en ontwikkelen’ wordt nog te vaak als kostenpost in plaats van als investering gezien.
  • Er is zeer regelmatig aandacht voor het belang van ‘engagement’, passie voor ontwikkelen en -zoals het dit jaar werd genoemd- ‘agency’ (lerenden worden in staat gesteld om onafhankelijk te opereren en zelf keuzes te maken). Hierbij zou plezier een belangrijke rol moeten spelen, maar ook bijvoorbeeld betekenisvol leren. Er is een link met studiesucces.
  • Sinds mijn eerste Online Educa wordt benadrukt dat het vooral om het leren gaat, en niet om de technologie. Er was dikwijls volop aandacht voor het beter en meer doordacht gebruik maken van technologie. Al zie je nog steeds voorbeelden van ‘jumping to solutions’ als het gaat om de inzet van leertechnologie.
  • Sinds 2009 is er meer aandacht voor wat we weten over het brein in relatie tot leren met technologie. Een belangrijke constatering daarbij is dat neurowetenschappen geen voorschriften leveren voor onderwijsontwerp, alleen beschrijvingen.
  • Online video is steeds belangrijker geworden. In 2003 maakte ik melding van het geschikt maken van videofilms voor het Internet (streaming). Nu zie je tal van toepassingen: het gebruik van YouTube-video’s binnen het onderwijs, het verrijken van online video’s met bijvoorbeeld formatieve toetsen, het live uitzenden en opnemen van presentaties en colleges, de inzet van live video tijdens webinars, virtual classroom-sessies, en dergelijke.
  • De eerste jaren gold mobile learning als een belangrijke trend. In het begin werd daarbij vooral gekeken naar laptops. Opvallend is dat ik in 2003 al de opmars van tablets in het onderwijs voorspelde. Daarbij ging het echter om heel andere tablets dan de huidige generatie. Op dit moment is mobile learning, ook via smartphones, redelijk normaal. Met name in ontwikkelingslanden leren mensen via mobiele telefoons. Er worden ook specifieke toepassingen voor mobiel gebruik ontwikkeld.
  • De eerste jaren golden serious games en game-based learning ook als veel belovende trends. Nu worden deze toepassingen eveneens niet meer als ‘iets nieuws’ beschouwd. Wat niet wil zeggen dat deze toepassingen heel breed worden ingezet. Wel zie je spelelementen steeds vaker terugkomen bij e-learning toepassingen (gamification).
  • Open education, open source software, open standaarden, open educational resources. Ze zijn regelmatig aan de orde gekomen. Al kun je niet stellen dat ‘open’ dominant is geworden. De meeste e-learning oplossingen zijn bepaald niet ‘open’. Verder heb ik de indruk dat er nu minder aandacht is voor standaarden (ze worden wel toegepast).
  • Er is constant aandacht voor implementatievraagstukken (waarbij maatwerk van belang is en vrijblijvendheid moet worden vermeden), voor de belangrijke rol van leidinggevenden, voor diverse benaderingen van professionalisering, voor kwaliteitszorg en voor ‘design’. Wat dit laatste betreft zie je wel een verschuiving van ‘instructional design’ naar ‘learning design’ (de behoeften van de lerende meer centraal) en van ontwerpen naar ‘agile’ ontwikkelen.
  • Rond 2007 was er veel aandacht voor virtuele werelden zoals Second Life en voor rapid e-learning. Over beiden hoor je niet veel meer. Hetzelfde geldt voor de mythe van de ‘digital native’. Daar horen we gelukkig ook niets meer van.
  • Rond 2009 kwam er meer aandacht voor digitale identiteit (belang, kansen en risico’s).
  • Sinds een aantal jaren is er ook veel belangstelling voor het concept van de flipped classroom.
  • In 2011 viel op dat de Arabische wereld zich sterk profileerde op het gebied van e-learning. Daarna hebben we niet meer zo veel Arabische stands op de beurs gezien.
  • Sinds 2011 wordt aandacht besteed aan big data en learning analytics (inclusief de belemmeringen en issues), al zie je nog steeds vrij weinig concrete toepassingen. In 2013 heb ik een onderscheid gemaakt in niveaus waarop je learning analytics kunt gebruiken: “Het praktijkvoorbeeld van het gebruik van data door een hoogleraar om studenten feedback te geven, is m.i. een mooi voorbeeld van learning analytics op microniveau. De data wordt gebruikt voor terugkoppeling en communicatie. Dat kan weinig kwaad, en bied snel meerwaarde. Aan de andere kant wordt learning analytics ook op het niveau van de organisatie gebruikt (mesoniveau) of zelfs op organisatie-overstijgend niveau (macro). Op die niveaus gaat het om het herkennen van patronen, en het interpreteren hiervan om zelfs voorspellingen te doen. Dat is meer risicovol.”
  • Er is een enorm scala aan krachtige leertechnologieën beschikbaar voor onderwijs, opleiden en leren. Kijk daarbij vooral naar de ‘affordances’ en het brede scala aan toepassingsmogelijkheden. Kijk voorbij de manier waarop technologieën normaliter worden gebruikt.
  • Sinds 2012 is er aandacht voor massive open online courses. Aanvankelijk waren de verwachtingen hoog gespannen. In 2013 was de toonzetting nogal nuchter van aard. Catch BoxNu hebben sommigen MOOCs alweer afgeserveerd (we zouden ze hebben verwaarloosd). Een wat al te boude conclusie, als je het mij vraagt.
  • De laatste jaren is er veel aandacht voor adaptief leren. Daarbij wordt ook gewezen op de schijn-adaptiviteit van veel toepassingen. Hetzelfde geldt voor ‘personalisering’, dat je niet moet verwarren met ‘persoonlijk leren’. Het onderscheid tussen gedifferentieerd leren (lerenden beperkte keuzemogelijkheden bieden), gepersonaliseerd leren (pre-assessment afnemen en op basis daarvan een leerplan samen stellen) en adaptief leren (leerroutes samen stellen op basis van analyse van patronen van al het leergedrag van lerenden) vind ik bruikbaar.
  • Sinds 2013 zie je ook toepassingsmogelijkheden van ‘online proctoring’ (surveilleren op afstand bij toetsen).
  • De laatste jaren is er meer aandacht voor augmented reality en virtual reality, al vond ik de aandacht dit jaar voor deze ontwikkelingen gering.
  • Kunstmatige intelligentie en robotisering staan sinds twee jaar hoog op de agenda van de Online Educa Berlijn. Daarbij gaat het om de impact op arbeid en op de gevolgen voor leren, opleiden en onderwijs (denk aan de chatbots). Dit jaar werd zelfs de vraag gesteld of kunstmatige intelligentie docenten kan vervangen (het antwoord was ontkennend). Er zijn nog veel vragen te beantwoorden. En ook nu geldt: het is wachten op concrete praktijktoepassingen.
  • De verhalen over de dood van het leermanagement systeem zijn schromelijk overdreven. Er is veel kritiek op de ‘alomvattende’ systemen, maar er zijn schijnbaar ook weinig alternatieven. Wel zie je nieuwe aanbieders op deze markt. De marktleider  van weleer, heeft het zwaar te verduren.
  • Er worden betrekkelijk weinig presentaties verzorgd op basis van gedegen onderzoek naar het gebruik van ICT voor leren. Wel worden veel ervaringen gedeeld. Uiteraard is dit geen onderzoekscongres, maar je zou meer onderzoeksresultaten verwachten.
  • Er is een verschil tussen de bevlogen visionaire verhalen van keynote-sprekers en de praktijkverhalen. Het beeld van de mogelijkheden van technology enhanced learning staat regelmatig in schril contrast met de praktijk van onderwijs en opleiden. Zo is online opleiden en trainen binnen het bedrijfsleven nog steeds dominant, in vergelijking met vormen van informeel leren waar leertechnologie bij wordt gebruikt. Binnen het onderwijs wordt ICT vooral ondersteunend gebruikt, en niet om het onderwijs daadwerkelijk te vernieuwen. Professionals op het gebied van leren, opleiden en onderwijs zijn best behoudend. Wat niet heel negatief hoeft te zijn. Dan loop je namelijk niet elke hype achterna.
  • Er is regelmatig discussie over de vraag of je technology enhanced learning incrementeel moet invoeren, of ‘radicaal’. Ik switch zelf ook soms tussen beide perspectieven. Incrementele veranderingen zijn eenvoudiger door te voeren, maar het is de vraag of je daarmee ambitieuze doelen behaalt. Bij radicale innovaties is de kans op mislukkingen veel groter. In vergelijking met andere sectoren valt het innovatieve karakter van leertechnologie vooralsnog echter wat tegen en is de impact op onderwijs en opleiden relatief gering.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Een reactie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *