Onderzoek werkplaatsing van jongeren zonder startkwalificatie

Jongeren zonder startkwalificatie (minimaal MBO niveau 2) vormen een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een onderzoek laten uitvoeren naar de drempels die werkgevers ervaren bij het in dienst nemen van deze jongeren en naar de instrumenten die gemeenten kunnen inzetten om deze drempels weg te nemen.

Het onderzoek geeft een goed beeld van deze drempels. Daarbij wordt in de eerste plaats het gebrek aan motivatie en werknemersvaardigheden van jongeren genoemd (wat Berend Kamphuis van het Alfa College onlangs "wekkervast en hufterproof" noemde). Werkgevers vinden het gebrek aan een afgeronde opleiding op minimaal MBO-2 niveau vaak geen probleem mits de motivatie van de jongeren voldoende is en zij over de juiste arbeidshouding en vaardigheden beschikken. Een afgebroken opleiding wordt overigens vaak wel gezien als illustratief voor een gebrekkige motivatie. Als jongeren gemotiveerd zijn en over ‘een juiste houding’ beschikken, dan zijn werkgevers eerder geneigd om in de opleiding van jonge werknemers te investeren.

Maar behalve deze drempel zijn er ook andere belemmeringen die maken dat werkgevers weinig geneigd zijn jongeren zonder startkwalificatie aan te nemen.

1. Werkgevers hebben lang niet altijd goed zicht op de ontwikkeling van hun eigen arbeidsvraag. Eventuele toekomstige knelpunten worden vaak laat onderkend. Werkgevers spelen daar onvoldoende op in, bijvoorbeeld door tijdig jongeren aan te nemen. Werkgevers hebben vaak onvoldoende expertise op het gebied van personeelsontwikkeling. Werkgevers zijn veelal onvoldoende geïnformeerd over wat het opleiden en begeleiden van jongeren van hen vraagt en over welke mogelijkheden voor ondersteuning zij hierbij kunnen krijgen. De onderzoekers pleiten daarom voor één aanspreekpunt voor werkgevers én een pro-actieve werkgeversaanpak.

2. De begeleiding en opleiding van onervaren en ongekwalificeerde jongeren vraagt veel energie van leidinggevenden en werknemers, met name binnen kleinere bedrijven.

3. Gemeenten en ketenpartners hebben geen gezamenlijk beeld van de doelgroep. Toeleidende organisaties hebben veel jongeren zelfs niet ‘in beeld’. Verder is sprake van een versnipperde dienstverlening richting werkgevers en richting jongeren.

4. Intensieve begeleiding van jongeren met sterke nadruk op motivatie is van groot belang. Het rapport stelt dat in succesvolle aanpakken de begeleiding van de jongeren vaak niet stopt bij een plaatsing in een (leer)baan: "Door jongeren ook na plaatsing verder te begeleiden wordt uitval voorkomen en kan ook een oplossing geboden worden voor de beperkte begeleidingscapaciteit in kleinere bedrijven."

5. Financiële prikkels voor werkgevers – denk aan werken met behoud van uitkering, loonkostensubsidies en no riskpolissen- zijn alleen succesvol als zij gecombineerd worden met een intensieve begeleiding van jongeren en een investering in motivatie en werknemersvaardigheden.

6. Het is belangrijk om werkgevers in een vroeg stadium te betrekken bij bij de aanpak van jeugdwerkloosheid.

7. Een voorwaarde voor een succesvolle bemiddeling is dat ketenpartners elkaar weten te vinden en beschikbare informatie over jongeren op een toegankelijke manier inzichtelijk maken voor elkaar.

8. De onderzoekers noemen ook discriminatie van jongeren zonder startkwalificatie als belemmering, maar geven hierbij aan dat dit lastig is aan te tonen. Oplossingen hiervoor zijn volgens de onderzoekers moeilijk te benoemen.

De onderzoekers concluderen dat dé succesformule niet bestaat, maar dat succesvolle projecten zich wel kenmerken door hun kleinschaligheid. Verder onderstrepen zij het belang van committment van alle betrokkenen bij de toeleiding van jongeren zonder startkwalificatie naar betaald werk. Een zogenaamd casuïstiekoverleg, gekoppeld aan een één op één begeleiding van de jongeren, wordt daarbij als zeer positief en succesvol ervaren.

Ook wordt in dit rapport gepleit voor grotere aandacht voor preventie van uitval door "een goede aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt en door een herbeoordeling van de rol van met name ROC’s in de aanpak van (dreigende) schooluitval. ROC’s moeten nog nadrukkelijker een rol krijgen in de keten van jeugdwerkloosheid en gemeenten zouden een rol moeten krijgen in de besteding van gelden van ROC’s ter voorkoming van schooluitval." Ook in dit rapport worden voorbeelden genoemd van werkgevers (H&M en Jan Linders) die hun greep op het opleidingen willen vergroten.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *