Onderwijsinnovatie: voor welke problemen een oplossing?

Reguliere onderwijsbudgetten staan onder druk, terwijl er wel financiële ruimte is voor innovaties. Is dat krom? En voor welke problemen zijn innovaties een oplossing?

Onderwijsinnovatie heeft betrekking op verandering van de inhoud van het onderwijs of de wijze waarop het onderwijs wordt verzorgd. Daarbij kan het gaan om een beoogde verbetering van het bestaande onderwijs of van het introduceren van iets wat nog niet bestaat. Dit nieuwe moet dan wel toegevoegde waarde hebben ten opzichte van datgene wat er al is (bijvoorbeeld nieuwe doelgroepen bereiken). De verandering heeft dan betrekking op effectiviteit, efficiëntie (inclusief toegankelijkheid) en aantrekkelijkheid van het onderwijs. De verandering komt als het goed is ten goede aan verschillende belanghebbenden. Als een verandering geen verbetering blijkt te zijn, of geen toegevoegde waarde heeft ten opzichte van het bestaande, dan moeten we er snel mee stoppen.

Innovatieverslaving

De afgelopen week klaagde Tjip de Jong er in de NRC over dat er voor innovatie altijd wel extra geld is, “maar voor handenarbeid of een gezamenlijke lespauze niet”. De Jong wijst m.i. terecht op het gebrek aan (evaluatie)onderzoek naar experimenten. En het risico op ‘geldgedrevenheid’ (er wordt geïnnoveerd omdat er extra budget voor beschikbaar is). Hij heeft kritiek op OC&W die zorgt voor krappe reguliere budgetten, maar wel financiële ruimte heeft voor een “ambitieuze innovatieagenda”.

De Jong heeft twijfels bij de zinvolheid van veel van deze innovaties (zoals gepersonaliseerd leren). Hij stelt dat professionals dagelijks bezig zijn met incrementele verbeteringen. Echte problemen, zoals het oplopende lerarentekort, worden bovendien niet aangepakt met die innovatie. Tjip de Jong spreekt ook van “innovatieverslaving” die schooldirecteuren en leerkrachten afleidt van ‘simpele’ oplossingen en verbeteringen.

In feite pleit hij ervoor om het innovatiebudget op te laten gaan in het reguliere budget. Ook adviseert hij een anti-innovatietaskforce aan te stellen die scholen bezoekt en kritische vragen stelt voorafgaand aan het innovatieproject (zoals: voor welke probleem is dit een oplossing?). Uit welk potje deze taskforce gefinancierd moet worden, laat De Jong in het midden.

Beweegredenen onderwijsinnovatie

Je kunt inderdaad vraagtekens plaatsen bij de zinvolheid van aparte innovatiebudgetten. Ik herken wel de behoefte van OC&W om bij lumpsum financiering toch te kunnen sturen op verbeteringen en vernieuwingen. Bestuurders van onderwijsinstellingen hanteren intern trouwens vaak dezelfde strategie. Ik herken ook het onvoldoende stellen van kritische vragen bij de start van een traject, en het onvoldoende evalueren van resultaten van eerdere initiatieven als een nieuw project wordt gestart.

Tjip de Jong gaat echter voorbij aan de beweegredenen voor onderwijsinnovaties. Hebben we voldoende aan incrementele verbeteringen of zijn meer substantiële veranderingen wel degelijk aan de orde?

Jan Fasen doet dat nadrukkelijk wel. Volgens hem confronteert het huidige onderwijsmodel “ons met zoveel grote en vooral ingrijpende uitdagingen die we als gezamenlijke onderwijssector niet langer mogen negeren”. Jan noemt er zeven, zoals het grote aantal gedemotiveerde leerlingen, de kansenongelijkheid, de uitval In het eerste jaar MBO en HBO en de onder druk staande professionele trots van docenten (o.a. als gevolg van werkdruk). Hij heeft wel getwijfeld aan de term ‘innovatie’ omdat deze vaak geassocieerd wordt “met bedrijfsmatige- en commerciële processen die ver weg lijken te staan van de processen in een school.

Binnen het onderwijs ligt de waarde van innovatie in de mate waarin mensen graag in een school willen leren en werken. Menselijke waarden zoals voldoende uitdagend werk, voldoende autonomie en je onderdeel voelen van een gemeenschap zijn daar dan voorbeelden van, schrijft Jan Fasen.

De problemen die Jan Fasen schetst zijn herkenbaar, en er zijn zeker meer ‘verbeterpunten’ te noemen. Het zijn ook geen vraagstukken die je ‘eventjes’ incrementeel kunt verbeteren. Een meer fundamentelere aanpak is nodig. Ik kan begrijpen dat daar apart budget voor beschikbaar moet komen.

Volgens mij is het ook niet zinvol om innovatiebudget tegenover regulier budget te stellen. Dat is hetzelfde als de vraag stellen: willen we meer geld uitgeven aan de zorg of aan het onderwijs? Je kun namelijk ook zorgen voor meer inkomsten om een financiële impuls te geven aan de hele publieke sector.

Het is bij onderwijsinnovatie wel belangrijk om eerst goed te kijken. Dat was niet voor niets de titel van een boek van de inmiddels overleden onderwijskundige Lagerweij. Wat is het probleem? Wat is de voorgestelde oplossing? Waarom denken we dat deze oplossing het probleem helpt op te lossen? Kunnen we dat kleinschalig uitproberen? En blijkt het ook te werken? Wat doen we als we nog geen duidelijk effect zien?

Je kunt ook iets nieuws starten en kijken wat dat oplevert. Ook dat kan een vorm van innovatie zijn. Dan is het helemaal belangrijk om kleinschalig te starten, en de resultaten en effecten te meten.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

2 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *