Nieuwe vormen van doceren, leren en beoordelen (Innovating Pedagogy) #IP2020report

Sinds 2012 publiceert de Britse Open Universiteit het rapport “Innovating Pedagogy” waarin men nieuwe vormen van doceren, leren en beoordelen beschrijft. Een week geleden is editie 2020 (pdf) uitgekomen, die samen met het National Institute for Digital Learning (NIDL) van de Dublin City University is geschreven. Het gaat, net als de andere jaren, volgens de samenstellers weer om tien innovaties die al worden toegepast, maar tot dusver geen verstrekkende invloed hebben gehad op het onderwijs in hun huidige vorm.

Als je terugblikt op de diverse thema’s in de verschillende rapporten, dan kun je niet anders dan van je stoel vallen van verbazing: zeer veel innovaties spelen schijnbaar binnen het onderwijs. En toch verandert het onderwijs maar beperkt (zonder daar een waardeoordeel aan te verbinden).

Dit gezegd hebbende, de innovaties die in de huidige editie van “Innovating Pedagogy” (pdf) worden beschreven, zijn:

    1. Artificiële -kunstmatige- intelligentie in het onderwijs. Over deze innovatie heb ik al zeer veel geblogd. De auteurs onderscheiden daarbij leren om te gaan met AI (Learning for AI), leren over AI (Learning about AI), leren met behulp van AI (Learning with AI). Een relevant onderscheid.
    2. Posthumanistische perspectieven. Hierbij kijkt men naar de impact van het posthumanisme als filosofie op de inhoud van het onderwijs. Als het gaat om de manier van leren gaat, doelen de auteurs onder meer op leren met dieren en machines. In de voorbeelden gaat het dan bijvoorbeeld om leren interactie met een chatbot. Ik lees geen toepassingen van leren met dieren. Nota bene: het Citaverde College in Roermond heeft sinds kort een ‘knuffelhond‘ voor leerlingen.
    3. Leren met open data. Diverse overheden en organisaties stellen data beschikbaar. Verder zijn er services die gebruikt kunnen worden in combinatie met deze data. Je kunt deze services en data ook voor leren gebruiken. Bijvoorbeeld als de data betrekking heeft op jouw gemeenschap. Het gebruik bij deze data sluit volgens mij dan aan op het didactische principe dat leren zou moeten starten vanuit een realistisch probleem.
    4. Ethisch verantwoord handelen. De auteurs schrijven dat toenemende digitalisering steeds vaker leidt tot ethische vraagstukken. Onderwijsinstellingen moeten hier in toenemende mate beleid op ontwikkelen en actie op ondernemen. Lerenden moeten ook leren hoe zij zelf kunnen handelen op het gebied van privacy en ethische aspecten van technologie.
    5. Social justice pedagogy. De auteurs omschrijven dit als volgt: De ‘pedagogie van de sociale rechtvaardigheid’ wil lerenden opleiden tot actieve burgers die de sociale ongelijkheden begrijpen, en kunnen bijdragen tot een meer democratische en egalitaire samenleving. Docenten die zich inzetten voor sociale rechtvaardigheid waarderen de unieke ervaringen en perspectieven van mensen en doen hun best om alle lerenden op een zorgzame en waardige manier te behandelen. Zij pleiten voor een eerlijke verdeling van de leermiddelen en een inzet voor methoden die een volledige participatie van iedereen mogelijk maken. Vanuit deze visie is het van belang om de lerenden te betrekken en te engageren bij de ontwikkeling van het curriculum, in plaats van hen een curriculum voor te schrijven. Eerlijk gezegd vraag ik me af of dit een vernieuwende pedagogie is. De auteurs verwijzen hierbij ook naar het werk van Paulo Freire en Ivan Illich uit de jaren zeventig, waar ik ook meteen aan moest denken. Ook heb ik weinig signalen dat deze visie aan een heropleving bezig is. Ik lees ook geen nieuwe praktijkvoorbeelden in het rapport. Wellicht een stukje ‘wishful thinking’ van de auteurs?
    6. Elektronisch sporten. De auteurs noemen het gebruik van competitieve, virtuele, spellen voor doceren en leren ook een trend. De spellen hebben dan betrekking op sporten (bewegingen, maar ook spelregels kunnen naleven). Eerlijk gezegd vind ik deze ‘vernieuwing’ te specifiek om opgenomen te worden in een lijst met tien belangrijke innovaties op het gebied van leren en doceren.
    7. Leren via animaties. Je kunt door middel van animaties processen laten zien en handelingen voordoen. Je kunt er concepten en abstracties mee illustreren (zoals bevolkingsgroei). Volgens de auteurs suggereren de meest recente onderzoeken dat animaties meer effectief kunnen zijn dan afbeeldingen als ze goed ontworpen zijn, gebaseerd zijn op doordachte principes, en gericht zijn op het leren van processen of vaardigheden, waarbij lerenden meer controle over het leren hebben. Dit laatste is een betrekkelijk nieuw inzicht (de condities waaraan je moet voldoen). Animaties zelf zijn geen innovatie, en mijns inziens ook te specifiek voor een top 10.
    8. Meerdere zintuigen gebruiken voor leren (Multisensory learning). We kunnen nu gebruik maken van meer zintuigen voor leren (aanraken, smaak en geur). De auteurs noemen de 4D-bioscoopfilms als voorbeeld. Zij geven daarbij aan dat onderzoek laat zien dat stimulering van zintuigen en combinaties van zintuigelijke kanalen tijdens het leren kan leiden tot leerwinst en meer begrip, en in plezier. Multisensorisch onderwijs en leren zou de communicatie, de betrokkenheid, het uit het hoofd leren en het begrip verbeteren. De auteurs suggereren dat dit wellicht niet voor elke lerende geldt (bijvoorbeeld jonge kinderen).  Dit zou inderdaad weleens een interessante ontwikkeling kunnen worden. Je kunt dan wellicht leertechnologie gemakkelijker inzetten voor de ontwikkeling van tactiele vaardigheden (zoals snijden). Nu is dat nog lastig te realiseren met technologie.
    9. Offline leren in netwerken. Inderdaad: de auteurs stellen dat je ook zonder internet kunt leren! Maar wel met technologie zoals de Raspberry Pi waarmee je ook een technisch netwerk kunt aanleggen. Zij kijken daarbij voornamelijk naar lerenden die in  gebieden wonen waar nauwelijks internet is. Door geen gebruik te maken van internettechnologie vertraag je ook het leren, menen de auteurs. En dat kan positief zijn voor het leren.
    10. Online laboratoria. Verschillende opleidingen maken het noodzakelijk dat lerenden in een laboratorium oefenen. Het is echter niet altijd mogelijk dat lerenden in een laboratorium werken. Er is bijvoorbeeld onvoldoende capaciteit, er wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen of proeven of de gebruikte materialen zijn zeer kostbaar. Dankzij technologie kun je nu echter ook in virtuele laboratoria werken. Je kunt dan experimenteren en fouten maken, zonder verstrekkende ‘fysieke’ gevolgen.

Het mooie van deze uitgave is dat de auteurs ook veel aandacht besteden aan inhoudelijke uitdagingen en ethische aspecten van deze ontwikkelingen.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *