Onlangs is een kort artikel van mijn collega Marcel Spoler en mij in het tijdschrift Profiel gepubliceerd. Het artikel is een impressie van panelgesprekken die de afgelopen maanden binnen Gilde Opleidingen zijn gehouden. In deze gesprekken is informatie verzameld over opvattingen van deelnemers over de praktijk van competentiegericht onderwijs. Hieronder vind je de tekst van het artikel. De daadwerkelijk gepubliceerde tekst kan enigszins afwijken van onderstaande bijdrage.
Op tijd informatie naar leerling
Niet terug naar frontaal-klassikaal onderwijs
Deelnemers van Gilde Opleidingen willen niet terug naar frontaal-klassikaal onderwijs. Dat is één van de conclusies uit dertien panelgesprekken met deelnemers, die de afgelopen maanden binnen Gilde Opleidingen zijn gehouden. Deelnemers geven de opleidingen van Gilde Opleidingen gemiddeld een ruime voldoende. Maar er zijn positieve en negatieve uitzonderingen. Kritische succesfactoren daarbij lijken de organisatie van het onderwijs en de kwaliteit van de begeleiding te zijn.
Op verzoek van het College van Bestuur zijn binnen Gilde Opleidingen dertien panelgesprekken gehouden met deelnemers aan experimentele opleidingen, van alle sectoren en op alle locaties. Het doel van deze gesprekken was: het verzamelen van informatie over de opvattingen van deelnemers over de praktijk van competentiegericht leren. Tijdens dertien gesprekken is gesproken met 77 deelnemers.
Uit de interviews komt een heel divers beeld naar voren van hoe competentiegericht leren binnen Gilde Opleidingen vorm krijgt. De verschillen zijn uiteraard afhankelijk per sector. Maar daarnaast signaleren we ook binnen een sector grote verschillen. Dat geldt ook voor de tevredenheid van deelnemers met het onderwijs. Tijdens twee gesprekken kreeg het onderwijs een onvoldoende, terwijl deelnemers ook twee keer bijna een ‘goed’ hebben ‘uitgedeeld’. Gemiddeld komen de opleidingen van Gilde Opleidingen uit op een ruime voldoende.
De mate van tevredenheid wordt volgens ons vooral bepaald door de wijze waarop het onderwijs wordt georganiseerd. Deelnemers willen op tijd weten waar zij aan toe zijn. Zij willen duidelijkheid hebben ten aanzien van de globale planning van de opleiding en het onderwijs, en bijvoorbeeld op tijd (via internet) geïnformeerd worden over roosterwijzigingen.
Een andere factor, die ons van grote invloed is op de deelnemerstevredenheid, is de kwaliteit van de begeleiding. De manier waarop begeleiding wordt gegeven en de kwaliteit hiervan is voornamelijk afhankelijk van de individuele professional. Dat betekent dat deelnemers het kunnen treffen, maar ook dat zij ‘pech’ kunnen hebben. Van beide varianten (en alles wat er tussen zit) hebben wij voorbeelden te horen gekregen. Er kan sprake zijn van teamspirit, bevlogenheid, enthousiasme, betrokkenheid bij het vak, een goede voorbeeldfunctie en een actieve houding van begeleiders (niet wachten tot er vragen komen, maar daar op voorhand op in spelen). Maar aan de andere kant geven deelnemers ook aan dat er onderwijsgevenden zijn die weinig betrokken zijn bij deelnemers en het vak, deelnemers niet weten te motiveren (“wij motiveren elkaar”), deelnemers aan hun lot over laten, de leerstof niet concreet kunnen maken en onvoldoende bereikbaar zijn als deelnemers vragen hebben.
Mix
Deelnemers hebben vaak nog een ‘traditionele’ verwachting van onderwijsgevenden: docenten moeten expert zijn, en deelnemers altijd op alle vragen onmiddellijk antwoord kunnen geven. Zij willen nadrukkelijk niet ‘terug’ naar frontaal-klassikaal onderwijs. Integendeel: de grote meerderheid van de deelnemers kiest voor een schooltype waarbij sprake is van een mix van werkvormen, en keuzevrijheid binnen grenzen. Deelnemers willen wel meer uitleg krijgen. Nu moeten zij –volgens eigen zeggen- te veel zelfstandig uitzoeken. Zelfstandig werken onder begeleiding wordt vaak ervaren als zelfstandig werken zonder begeleiding.
Het algemene beeld is ook dat het geven van ruimte voor individuele leervragen organisatorisch niet is ingebed. Individuele leervragen worden wel ad hoc ingevuld. Deelnemers lijken hier in het algemeen zelf ook geen problemen mee te hebben. Zij vinden het acceptabel dat de opleiding bepaalt wat en hoe geleerd wordt. Een aantal leerlingen geeft aan dat de opleiding onvoldoende rekening houdt met individuele leerwensen, bijvoorbeeld wat betreft de invulling van de BPV.
De panelgesprekken geven ook een beeld van de wens van deelnemers om ICT binnen het onderwijs in te zetten. Als een opleiding veel gebruik maakt van ICT, dan willen deelnemers dat verminderen. Daarbij gaat het overigens met name om zelfstandig werken achter de PC. Als een opleiding weinig gebruik maakt van ICT, dan willen deelnemers dat juist vermeerderen. Ook hieruit blijkt weer de wens naar een mix van leeractiviteiten.
De kwaliteit van het beoordelen behoeft nog de nodige aandacht, blijkt uit de panelgesprekken. Uit de gesprekken komt een beeld naar voren dat er weinig getoetst wordt. En als er getoetst wordt, dan vindt terugkoppeling van resultaten amper plaats. Deelnemers hebben daar duidelijk moeite mee. Het is voor deelnemers ook niet altijd duidelijk wat wordt beoordeeld.
Wilfred Rubens is werkzaam als senior beleidsmedewerker van het College van Bestuur van Gilde Opleidingen. Marcel Spoler is projectleider van “Gilde Perspectief”, het project waarbinnen competentiegericht leren binnen Gilde Opleidingen wordt ingevoerd. Beiden hebben panelgesprekken met deelnemers voorbereid en uitgevoerd. Voor meer informatie, vragen of opmerkingen: GildePerspectief@rocgilde.nl
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Het echt traditionele frontaal klassikaal onderwijs bestaat volgens mij al lang niet meer. Zelf heb ik nog nooit onderwijs genoten op een manier zoals door onderwijsvernieuwers vaak als traditioneel worden bestempeld.
Ik geloof ook zeker dat het beste onderwijsresultaat te halen is bij het hanteren van een goede mix van onderwijsactiviteiten.
Een groot nadeel van deze manier van onderwijzen is wel dat de waarborging van de kwaliteit van het onderwijs soms heel slecht geregeld is. Waar men bij frontaal klassikaal onderwijs altijd eenzelfde onderwijskwaliteit kon leveren is deze nu voor een groot deel afhankelijk van een variabele factor in de vorm van de onderwijsprofessional.
Dit wordt door het onderstaande citaat in mijn ogen ook bevestigd.
“De manier waarop begeleiding wordt gegeven en de kwaliteit hiervan is voornamelijk afhankelijk van de individuele professional”
Dit vind ik persoonlijk wel een groot nadeel van deze manier van onderwijs. Ik heb het verschil in begeleiding van docenten namelijk zelf altijd als heel storend ervaren. En hoewel ik er zelf in de meeste gevallen goed mee om heb kunnen gaan, vermoed ik dat dit voor een hoop lerende niet het geval zal zijn.
Hoe denk jij dat men binnen het onderwijs om moet gaan met deze diversiteit in begeleiding om de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen?
@Jeroen van Beijnen: jij hebt zeker Montessori-onderwijs o.i.d. genoten? Persoonlijk heb ik wel frontaal-klassikaal les gehad. Op dit moment -tot voor kort?- verschilt/de dit ook per opleiding.
Wat betreft diversiteit in begeleiding: ik ben er niet voor om werkprocessen in het onderwijs volledig te standaardiseren. Wel om bepaalde standaarden binnen een organisatie met elkaar af te spreken. Bijvoorbeeld over een minimum aantal begeleidingsgesprekken. Daarnaast is professionalisering van medewerkers belangrijk.
Volgens mij willen de leerlingen van ROC Gilde hetzelfde als leerlingen in Groningen; goede lessen en een rooster!
zie “De Groninger Verklaring van de Rechten van de MBO-er” (17-10-2008).
http://rood.groningen.sp.nl/?display=items&u_id=860&topic=nieuws
@Wilfred,
Ik heb alleen op een basisschool gezeten die het Jenaplan concept (http://nl.wikipedia.org/wiki/Jenaplan) hanteerde.
Verder heb ik op een heel normale middelbare school, VAVO opleiding, Hogeschool en Universiteit gezeten. Maar deze heb ik nooit ervaren op de manier waarop onderwijsvernieuwers het traditioneel frontale klassikale dit vaak beschrijven.
Ik heb het idee dat er als men het heeft over het traditionele onderwijs vaak in karikaturen word gepraat ipv in daadwerkelijke omschrijvingen. Vaak herken ik mij niet helemaal in de verhalen van onderwijsvernieuwers over hun ervaringen met het onderwijs niet. Ik heb dan ook vaak het idee zij zichzelf te veel baseren op hun eigen ervaringen ipv op de daadwerkelijke huidige situatie. (Maar aangezien ik zelf veel met onderwijsvernieuwingen en scholen die hier mee aan de slag zijn in aanraking kom ben ik zelf natuurlijk ook enigzins biased).
Ik weet overigens ook niet of standaard procedures of een minimum aantal uren de oplossing zullen zijn voor gebrekkige begeleiding. Waarschijnlijk is professionalisering van docenten hierbij het meest effectieve.
Het belangrijkste is denk ik ook dat een opleiding hier wel over nadenkt, over discussieert en ook onderzoek naar doet. Wnat het gaat er uiteindelijk om, om het onderwijs voor de student zo effectief mogelijk in te richten.