Moeten we maar stoppen met webcolleges?

Een jaar of tien geleden nam de populariteit van het opnemen van hoorcolleges toe. Zoals zo vaak bij nieuwe leertechnologie, temperde het enthousiasme naar verloop van tijd. Is het tijd om afscheid te nemen van de zogenaamde weblectures oftewel webcolleges?

Lecture
Foto: khermann, Pixabay

Ronald Spruit van Avans attendeerde mij gisteren op het artikel ‘Webcolleges:zegen of vloek?’ van Nynke Bos, Casper Groeneveld en Saskia Brand-Gruwel.  Dit artikel is een gepopulariseerd verslag van een literatuurstudie en empirisch onderzoek met betrekking tot tentamencijfers, collegebezoek en het gebruik van webcolleges. Ik heb het artikel bestudeerd en wil het graag samenvatten en van enkele opmerkingen voorzien.

Webcolleges (weblectures) zijn opnames van hoorcolleges. Het zijn dus geen korte kennisclips waarin een docent kort en bondig instrueert of demonstreert, en het zijn ook geen live webinars of virtuele klassessies waar lerenden plaatsonafhankelijk maar wel op een vast tijdstip aan deelnemen. Webcolleges zijn ongeveer een decennium geleden volgens mij populair geworden omdat zij nauw aansluiten bij de dominante didactiek, en men aannam dat de technologie deze didactiek zou kunnen versterken doordat studenten in staat waren opnames van hoorcolleges in eigen tijd en tempo en naar behoefte terug te kijken.

Volgens Nynke Bos, Casper Groeneveld en Saskia Brand-Gruwel gaan onderwijsinstellingen bij besluitvorming over het wel of niet gebruiken van webcolleges echter vooral uit van aannames, maar niet van wetenschappelijke inzichten (die ruim tien jaar geleden uiteraard ontbraken). Zij hebben middels onderzoek gekeken naar de impact van weblectures op het hoorcollegebezoek en naar de gevolgen voor tentamenresultaten.

De uitgevoerde literatuurstudie laat iets interessants zien. Volgens Bos cs kijken het merendeel van de onderzoeken vooral naar percepties van studenten. Studenten zeggen webcolleges vooral te gebruiken als tentamenvoorbereiding of om aantekeningen verder uit te werken. Ook stellen studenten dat webcolleges op verschillende manieren positief bijdragen aan hun studie. Onderzoek laat echter ook zien dat studenten dikwijls een te rooskleurig beeld schetsen van hun eigen gedrag. Zo blijken ze veel minder vaak naar webcolleges te kijken dan zij zelf inschatten.

Andere resultaten uit de literatuurstudie zijn:

  • Verschillende auteurs signaleren een afname van het hoorcollegebezoek, al is de daling bij geneeskunde minder sterk.
  • Webcolleges worden over het algemeen weinig gebruikt. Ongeveer 70% van de studenten bekijken weinig tot geen webcolleges.
  • Studenten zijn positief over webcolleges.
  • Het aanbieden van webcolleges leidt niet automatisch tot hogere of lagere tentamenresultaten. Er zijn hierbij mogelijk andere factoren in het spel. Kenmerken van het onderwijs (zoals vakgebied of duur van het college) zijn hier in elk geval op van invloed.
  • Er wordt veelal niet gekeken naar de kloof tussen het aanbieden van webcolleges en het daadwerkelijk gebruik.

Bos, Groeneveld en Brand-Gruwel hebben daarom in een empirisch onderzoek wel gekeken naar de impact van webcolleges op deelname aan hoorcollegedeelname en tentamenresultaten bij twee vakken met veel studenten, van twee opleidingen. Zij hebben studenten daarbij niet ondervraagd, maar gekeken naar gedrag en uitslagen. Enkele resultaten zijn:

  • Bij de opleiding waarbij webcolleges bij alle vakken worden gebruikt, is deelname aan hoorcolleges betrekkelijk stabiel. Bij de opleiding waarbij voor het eerst gebruik werd gemaakt van webcolleges, en het fenomeen tijdens het eerste college werd aangekondigd, was de afname van het bezoek aan hoorcolleges groot (van 254 studenten naar 65 studenten).
  • Tussen de vakken zijn grote verschillen in participatie. Bij één vak is het aantal studenten dat geen gebruik maakt van hoorcolleges of werkcolleges bijvoorbeeld erg groot. Bij de ene opleiding kijken studenten ook bijna 2x zo lang naar een webcollege dan bij de andere opleiding.
  • De groep studenten die webcolleges gebruikt als aanvulling op hoorcolleges is erg klein (maximaal nog geen 5%). Bij de opleiding waar studenten gewend zijn webcolleges te gebruiken, nemen veel meer studenten deel aan webcolleges dan aan hoorcolleges. Dit is dus een belangrijk verschil met de uitgevoerde literatuurstudie.
  • Studenten die webcolleges gebruiken scoren niet significant beter of slechter dan studenten die de hoorcolleges bezoeken. Beide groepen scoren beter dan studenten die noch naar een hoorcollege komen, noch een webcollege bekijken. Door webcolleges af te schaffen, vergroot je wellicht deelname aan hoorcolleges, maar loop je ook kans dat de groep die niets doet -en significant lager scoort- in omvang toeneemt.

Mijn opmerkingen/conclusies

  • Ik ben er -mede op basis van onderzoek aan de Universiteit Utrecht uit ongeveer 2006- lang vanuit gegaan dat webcolleges vooral gebruikt worden door studenten die bepaalde onderdelen nog eens willen beluisteren, bijvoorbeeld ter voorbereiding op tentamens of omdat ze de inhoud om welke reden dan ook moeilijk konden volgen. Dit artikel laat echter zien dat studenten webcolleges maar heel weinig gebruiken als aanvulling op hoorcolleges.
  • Je kunt je afvragen hoe erg het is dat een deel van de studenten niet deelneemt aan hoorcolleges, maar gebruik maakt van webcolleges. Bij één van de opleidingen in het onderzoek zijn webcolleges onder studenten populairder dan hoorcolleges. Studenten kunnen verschillende redenen hebben om niet naar een hoorcollege te komen. Op deze manier bereik je hen toch. Onderwijsinstellingen willen steeds vaker ‘leerwegonafhankelijk’ beoordelen en valideren. Het aanbieden van webcolleges kan hier onderdeel van uitmaken. Het aanbieden van webcolleges kan wellicht leiden tot betere studieresultaten als je hiermee een groep bereikt die anders niet of minder naar colleges komt. Het aanbieden van webcolleges leidt in elk geval niet tot slechtere resultaten.
  • Als webcolleges bij grootschalig onderwijs leiden tot minder massale hoorcolleges, dan biedt dit wellicht kansen voor andere -meer actieve- leeractiviteiten tijdens hoorcolleges. Daarnaast hebben we nu ook mogelijkheden om webcolleges didactisch krachtiger te maken door hen te verrijken met online vragen en feedback (en, ja, dat kost tijd).
  • De vraag of je als onderwijsinstelling webcolleges moet aanbieden, heeft ook te maken met de verhouding tussen kosten en baten. Wat zijn de gevolgen voor de tevredenheid van studenten met de studie? Hoeveel studenten zijn niet of moeilijk in staat hoorcolleges bij te wonen? Hoeveel studenten maken daadwerkelijk gebruik van webcolleges? Wat kosten webcolleges aan organisatie, apparatuur en licenties?
  • De onderzoekers constateren grote verschillen in het gebruik van hoorcolleges en webcolleges tussen de twee opleidingen. Mogelijk moeten studenten ook wennen aan het fenomeen ‘webcollege’ of zijn er andere factoren in het geding (zoals verplichtingen). De wijze waarop je webcolleges inbedt in het curriculum en de wijze waarop je studenten informeert over het gebruik en nut van webcolleges, is mogelijk van invloed op hoe studenten webcolleges gebruiken. Dit artikel besteedt hier beperkt aandacht aan.
  • Nynke Bos, Casper Groeneveld en Saskia Brand-Gruwel hebben niet gekeken naar de impact van alternatieve onderwijsvormen. Hoewel blijkt dat hoorcolleges en webcolleges leiden tot betere tentamenresultaten dan niets doen, laat ander onderzoek (Freeman cs, 2014) zien dat de traditionele ‘lectures’ in vergelijking met actief leren tot minder goede leerprestaties leiden (en ja, ik weet dat je actief leren ook tijdens een hoorcollege kunt toepassen).  Als je besluit hoorcolleges te vervangen door andere leeractiviteiten, dan vermindert de noodzaak van weblectures eveneens. Als (grootschalige) hoorcolleges wel degelijk deel uit blijven maken van het curriculum, dan is het m.i. wel degelijk opportuun om deze ook op te nemen.

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

2 reacties

  1. Je merkt op “Als webcolleges bij grootschalig onderwijs leiden tot minder massale hoorcolleges, dan biedt dit wellicht kansen voor andere -meer actieve- leeractiviteiten tijdens hoorcolleges.”. Dat zou ook tot gevolg kunnen hebben dat daardoor de hoorcolleges aantrekkelijker worden (onder de aanname dat zonder die aanpassing het een klassiek “zenden”-college is met nauwelijks interactie, waardoor het qua vorm vergelijkbaar is met een opname ervan), wat weer invloed heeft op de activerende werkvormen tijdens het college. Ik zie een vicieuze cirkel ontstaan (of een keuze tussen Scylla en Charubdis) ;-).

  2. Klopt. Als hoorcolleges interactiever worden, zouden opnames ervan ook minder relevant kunnen worden. De vraag is hoe leerzaam het is om te kijken naar studenten die bijv. met elkaar discussiëren.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *