SURFnet bevordert vandaag de cognitieve overbelasting van al diegenen die zich met ICT en onderwijs bezig houden. Aan de vooravond van de Onderwijsdagen verschijnen namelijk verschillende relevante rapporten. Over het Trendrapport 2016 heb ik al geschreven. De titel van een tweede rapport luidt: Een flexibele en persoonlijke leeromgeving: een modulair functioneel model.
De samenstellers onderzoeken in dit rapport het idee van een digitale leeromgeving die uit verschillende componenten bestaat. Zij besteden daarbij aandacht aan drie vragen:
- Uit welke gegevens en functionaliteiten bestaan de componenten van een digitale leeromgeving?
- Op welke manier kunnen die componenten met elkaar samenhangen?
- Met welke standaarden kunnen gegevens tussen componenten uitgewisseld worden?
Het rapport is vooral geschreven voor informatiemanagers, ICT-architecten en (technisch) projectleiders van de invoering van een digitale leeromgeving. Docenten worden er niet vrolijk van, schat ik in.
Voorbeelden van componenten zijn het organiseren van het leren (leeractiviteiten arrangeren) of het inleveren en beoordelen van opdrachten. Componenten bestaan vaak uit verschillende functionaliteiten die ook met elkaar moeten communiceren (dankzij standaarden).
In het eerste hoofdstuk beschrijft men een model van bedrijfsfuncties van een onderwijsinstelling op basis van de Hoger Onderwijs Referentie Architectuur. De digitale leeromgeving ondersteunt een aantal cruciale bedrijfsfuncties zoals onderwijsontwikkeling en toetsing, en onderwijsuitvoering en deelnemerbegeleiding. Verschillende componenten zijn weer van belang voor die functies. Verder licht men hier weer de metafoor van de burcht, het stad en het platteland uit (zie afbeelding). Deze metafoor wordt gebruikt om aan te geven in welke mate centrale controle en beheer van verschillende componenten van belang zijn.
Een goede authenticatie- en autorisatie-infrastructuur wordt als belangrijke voorwaarde genoemd voor het gebruik van verschillende componenten in één samenhangend geheel.
Hoofdstuk 2 beschrijft de relatie tussen componenten, functionaliteiten en standaarden. Ik kan me daarbij voorstellen dat het de doorsnee lezer zal duizelen van de verschillende stromen van gegevens, standaarden en bedrijfsobjecten. Eén van de zaken die mij daarbij opvalt, is de grote hoeveelheden standaarden.
Hoofdstuk 3 gaat over de samenhang en gegevensuitwisseling tussen componenten. De auteurs benadrukken het belang van integratiestandaarden, onder meer ten behoeve van de uitwisselbaarheid van componenten. Daarbij gaat men ook in op de uitdagingen en bevindingen van de verschillende standaarden. Opvallend is het frequente gebruik van termen als ‘zeer recent’, ‘relatief jong’ of ‘veel potentie’ enerzijds, en ‘zwaar’ en ‘complex’ anderzijds. Opvallend is ook dat men bij SCORM niet vermeld dat deze standaard eigenlijk verouderd is.
Mijn conclusie is dat standaarden belangrijk zijn, aan belang winnen, maar dat je er op dit moment niet al te hoge verwachtingen van moet hebben. Bovendien moet je je informatieprocessen en bronsystemen ‘op orde’ hebben.
In hoofdstuk 4 trekken de samenstellers conclusies. Vier standaarden zijn voor gegevensuitwisseling tussen verschillende componenten van belang (OOAPI, LTI, xAPI en SAML/VOOT).
SURFnet wil de komende tijd onderzoeken of dit model technisch werkt, en in hoeverre het model aansluit bij het onderwijsmodel van de instelling. Het functionele model krijgt uiteraard pas echt betekenis als het ten dienste staan van gehanteerde onderwijsconcepten. Verder zal nog aandacht besteed moeten worden aan visuele integratie.
Wat ik verder mis, is antwoord op de vraag hoe verschillende digitale leeromgevingen en educatieve applicaties zich verhouden tot de genoemde standaarden. En in hoeverre de functionaliteiten binnen een all-in-one systeem als BrightSpace of Canvas uitgewisseld kunnen worden tegen andere componenten. Bovendien wil je eigenlijk niet betalen voor functionaliteiten die je niet gebruikt (“Ik wil geen gebruik maken van jullie toetsfunctionaliteit, en ik wil geen gebruik maken van jullie mogelijkheden om opdrachten te uploaden”. Prima, dat is dan € 17,50 per gebruiker). Is dat mogelijk?
Ik vermoed dat de samenstellers hun vingers hier niet aan hebben durven branden. Deels omdat de informatie over digitale leeromgevingen en educatieve applicaties snel verouderd zal zijn.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie