Er wordt al enkele jaren gesproken over het gebruik van microcredentials. Er gebeurt nu van alles op dit terrein. Voor flexibilisering van het onderwijs en met name voor een leven lang leren is deze ontwikkeling relevant.
Zo ontving ik gisteren een mail waarin SURF aankondigt dat een platform voor edubadges als dienst voor aangesloten onderwijsinstellingen vanaf nu beschikbaar komt. Een edubadge is een digitale presentatie van een microcredential (ik zal zo meteen een definitie geven). Lees meer bij Judith van Hooijdonk.
Daarnaast is onlangs een rapport verschenen van het Europese MICROBOL-project over microcredentials (pdf) Zij plaatsen trouwens een – tussen ‘micro’ en ‘credentials’. In deze publicatie leggen de auteurs een relatie tussen microcredentials en de belangrijkste afspraken die over hoger onderwijs in Bologna zijn gemaakt.
Dit rapport bestaat uit een aantal onderdelen:
- Een handige samenvatting van twee pagina’s.
- Een inleiding op microcredentials (definitie, kenmerken, belang).
- Stand van zaken en trends (profiel van aanbieders, vraagstukken en uitdagingen, op zoek naar een raamwerk voor microcredentials).
- Toepassing en gebruik van gereedschappen van het hoger onderwijs in Europa (raamwerk voor kwalificaties, erkenning, kwaliteitszorg).
- Bijlagen.
De definitie luidt dan vertaald als volgt:
Een micro-credential is een leereenheid van beperkte omvang die gecertificeerd is door een erkenning. In de EHEA-context (context van het Europese hoger onderwijs) kan het worden aangeboden door instellingen voor hoger onderwijs of door hen worden erkend met behulp van erkenningsprocedures in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon inzake de erkenning van eerdere leerervaringen, indien van toepassing. Een microcertificaat is bedoeld voor de lerende met specifieke kennis, vaardigheden of competenties die beantwoorden aan de behoeften van de samenleving, het individu, de cultuur of de arbeidsmarkt. Micro-credentials omvatten expliciet gedefinieerde leerresultaten op QF-EHEA/NQF-niveau, een indicatie van de bijbehorende werkbelasting in ECTS-studiepunten, beoordelingsmethoden en -criteria, en zijn onderworpen aan een kwaliteitsborging in overeenstemming met de ESG.
Belang
Microcredentials kunnen worden gebruikt voor volledig face-to-face, blended en online leertrajecten. De omvang en doorlooptijd van programma’s kan variëren. De wijze van afronden verschilt van een bewijs van deelname, via het afronden van opdrachten tot door derden afgenomen examens. Een ander kenmerk is het stapelbare karakter. Meerdere micro-credentials kunnen samen een certificaat of diploma vormen. Daarnaast kunnen de kosten sterk verschillen.
Het belang oftewel de maatschappelijke relevantie wordt beschreven vanuit vier perspectieven:
- Beleidmakers. Microcredentials kunnen inclusieve en flexibele vormen van her- en omscholing zijn. De auteurs schrijven zelfs: “Micro-credentials thus fill the gap between academic programmes and the skills required by the labour market.” Ik neem aan dat men bedoelt: voor mensen die zich moeten her- en omscholen, en niet voor reguliere studenten……
- Hoger onderwijs. Het hoger onderwijs kan zich hiermee beter richten op de doelgroep ‘leven lang lerenden’. Deze groep heeft niet altijd de behoefte om diplomagerichte programma’s te volgen.
- Lerenden. Zij willen zich vaak onderscheiden ten opzichte van anderen door interdisciplinaire kennis en vaardigheden te ontwikkelen. Ook willen zij leerinhouden met een duidelijke focus bestuderen en daar ook een erkenning voor krijgen. Up to date inhoud, gepersonaliseerd, toegankelijk en flexibel zijn kernwoorden. Ook willen zij de mogelijkheid hebben het (ook binnen non-formele programma’s) geleerde in gekwalificeerde programma’s onder te brengen. Opvallend: niet genoemd wordt dat lerenden die onderwijsprogramma’s voortijdig verlaten hierdoor toch tastbare bewijzen krijgen van hun ontwikkeling.
- Werkgevers. Zij hebben behoefte aan mogelijkheden waarmee hun werknemers in korte tijd en op een flexibele manier kennis en vaardigheden verwerven. Wel gaat men ervan uit dat werknemers dan al over een diploma beschikken. Die meeste werkgevers zijn overigens niet bekend met het fenomeen ‘microcredentials’.
Uitdagingen en ingrediënten voor een raamwerk
Bij vraagstukken en uitdagingen beschrijven de samenstellers het ontbreken van een duidelijke definitie en van standaarden met betrekking tot de wijze van levering, de duur, het beoordelingsproces, de validatie, de stapelbaarheid of de opname van micro-credentials in meer omvangrijke gecertificeerde programma’s. Dit kan leiden tot verwarring bij alle betrokkenen. Opslag en de portabiliteit van microcredentials zijn eveneens een uitdaging (daar probeert het edubadges-initiatief van SURF in te voorzien).
Het rapport gaat ook in op initiatieven die beogen een raamwerk voor microcredentials te ontwikkelen. Daarbij probeert men dus sterk aan te sluiten bij de standaarden in het hoger onderwijs. Het Common Microcredential Framework gaat bijvoorbeeld uit van een minimale studiebelasting van 100 uur en een maximale studiebelasting van 150 uur voor een microcredential (4-6 ECTS). Ook zouden microcredentials minimaal het niveau van een associated degree moeten hebben. Verder zou er sprake moeten zijn van processen en procedures met betrekking tot kwaliteitszorg van het proces van erkenning. De auteurs geven overigens aan dat op deze gebieden nog veel vragen te beantwoorden zijn.
Kritische kanttekeningen
In dit laatste deel schuilt mijn probleem met dit rapport. Het is zeer sterk geschreven vanuit het perspectief van instellingen voor hoger onderwijs. Door microcredentials te definiëren als gecertificeerde leereenheden vanaf niveau 5 (associated degree) sluit je het middelbaar beroepsonderwijs en heel veel ‘life long learners’ uit.
Het denken in termen van studiepunten is wellicht handig voor het modulariseren van bestaande programma’s en voor het stapelbaar maken van microcredentials, maar sluit niet aan bij de behoeften van werknemers en werkgevers. Een investering van honderd uur is enorm voor veel lerenden (en hun werkgevers). En ook niet altijd nodig. Je kunt ook in kortere tijd specifieke kennis en vaardigheden ontwikkelen, ook op academisch niveau.
De leerbehoeften van ‘live long learners’ verschillen. De ene lerende wil zich verdiepen en verbreden, de ander wil in korte tijd specifieke kennis en vaardigheden verwerven. Ook sluit je hiermee veel andere aanbieders uit zoals grote bedrijven met eigen, korte, programma’s op een ander niveau.
Daar komt bij dat de gebruikelijke procedures en processen met betrekking tot kwaliteitszorg de ontwikkeling van microcredentials traag, bureaucratisch en duur maken. Volgens mij gaat het erom dat de aanbieder erkend is, en niet elk programma apart. Ook gaat het er volgens mij om dat je bij up to date inhoud, programma’s op een flexibele manier en in korte tijd kunt ontwikkelen en aanbieden.
Er zou eigenlijk een globaal raamwerk moeten komen voor microcredentials in het algemeen, en niet alleen voor het hoger onderwijs. Kijk daarbij ook naar de waarde van informeel leren, en niet alleen van formeel leren of non-formeel leren (o.a,. De MOOCs). Maak dat ook niet te complex.
Wat m.i. vooral belangrijk is, dat microcredentials inzicht geven in de inhoud, de aanbieder, de studielast en in de wijze van beoordelen. Edubadges zijn daar m.i. geschikte middelen voor.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Bedankt voor dit artikel over microcredentials en de feedback op Microbol. Graag blijf ik geïnformeerd.