Net als bij het traditionele onderwijs, kun je ook diverse keuzes maken als je leertechnologie gaat inzetten binnen onderwijs en opleidingen. Die keuzes maak je op basis van ontwerpcriteria. In 6 Models for Blended Synchronous and Asynchronous Online Course Delivery beschrijft Heather Farmer een aantal ontwerpcriteria en zes modellen.
In het verleden heb ik ontwerpcriteria beschreven, elf modellen voor ‘blended learning’ en later het ‘om-en-om’-model oftewel het HyFlex-model.
In haar bijdrage gaat Heather Farmer eerst in op twee ontwerpcriteria, zonder deze ontwerpcriteria te noemen:
- Wanneer zet je synchroon en wanneer asynchroon online leren in? Synchroon online leren is vooral geschikt voor leersituaties waar interactie en socialisatie belangrijk zijn, zoals begeleiding geven en samen werken aan het oplossen van complexe problemen. Asynchroon online leren stelt lerenden in staat om nieuwe kennis te verwerven en vaardigheden in eigen tempo te oefenen.
- Je moet rekening houden met de mate van autonomie die lerenden aankunnen. Daar moet je dus de mate van ondersteuning en begeleiding aan aanpassen. Farmer verwijst daarbij naar het concept van de Zone van Naaste Ontwikkeling dat Vygotsky lang geleden heeft ontwikkeld (niet in de jaren zestig, zoals Farmer schrijft; de beste man is namelijk in 1934 overleden). Ook verwijst zij naar het “conscious competence model“, waarvan ik niet zeker weet of dit gebaseerd is op gedegen onderzoek. Dit doet echter niets af aan aan de boodschap om goed na te denken over de mate van zelfsturing die het model moet bevatten.
Ik onderscheid deze ontwerpcriteria ook, naast andere ontwerpcriteria.
Op basis van deze twee criteria onderscheidt Heather Farmer vervolgens zes modellen:
- Flipped classroom. Lerenden leren eerst een uur asynchroon online met behulp van verschillende leeractiviteiten (video’s bekijken, artikelen lezen, opdrachten maken, quizzes maken, enzovoorts). Daarna leert men twee uur lang synchroon online. Lerenden werken dan aan complexe problemen, op basis van datgene wat zij hebben bestudeerd. Farmer adviseert: “This model is the most successful during the first semesters of a program, as it establishes behavior expectations and good habits.”
- Guided lab time. Lerenden leren drie uur lang synchroon. Daarbij is sprake van samen(werkend) leren en individueel leren. Docenten geven vooral feedback en begeleiding. De hoge mate van begeleiding wordt vooral in het begin van het jaar gegeven. Dit model wordt dikwijls op school gebruikt.
- Integrated lab time. Daarbij leren lerenden eerst een uur synchroon, daarna twee uur asynchroon en tenslotte weer een uur synchroon. Binnen dit model werk je met mijlpalen die aan het eind van de sessie bereikt moeten worden. De sessie start vaak synchroon met een discussie en een demonstratie van het concept en de vaardigheden die worden geleerd. Daarna werken lerenden asynchroon aan opdrachten (individueel of in een groep). Aan het einde van de sessie komen de leerlingen synchroon bij elkaar. De docent faciliteert het delen van de resultaten en de feedback van lerenden. De docent sluit af met een samenvattend overzicht.
- Capstone/independent learning. Hierbij leren lerenden eerst twee uur asynchroon online aan individuele taken of aan groepsprojecten. Docenten en technische ondersteuners zijn beschikbaar om te begeleiden en ondersteuning te geven. Daarnaast leren zij één uur synchroon waarbij zij ook worden begeleid. Docenten monitoren dan ook de voortgang. Dit model doet een groter beroep op basiskennis en -vaardigheden en op autonomie.
- Project-based. In dit model werken de studenten de eerste twee uur asynchroon zelfstandig of in teams aan het verkennen van realistische vraagstukken. Er is sprake van een hoge mate van zelfsturing. Tijdens deze twee uur kunnen docenten checks inbouwen om de stand van zaken te inventariseren en eventueel bij te sturen. Tijdens het tweede blok van twee uur komt de groep synchroon samen, en informeren lerenden de groep over de voortgang van hun project. Er wordt aandacht besteed aan peer feedback. Ook zoeken zij docenten op voor begeleiding. Ze kunnen eventueel ook deelnemen aan andere leeractiviteiten, zoals een korte live instructie. Dit model is meer passend voor gevorderde lerenden (veel basiskennis/vaardigheden, hoge mate van zelfsturing).
- Self-directed. Lerenden leren volledig asynchroon (gedurende drie uur). Lerenden kunnen in eigen tempo instructies bestuderen, opdrachten maken, onderzoek doen, feedback geven en bestuderen, discussiëren, enzovoorts. Ze moeten zich wel vaak aan deadlines voor opdrachten houden. Dit model werkt goed voor lerenden die hun eigen leren in hoge mate zelf kunnen reguleren (plannen, prioriteiten stellen, enzovoorts).
Het tweede en derde model (en enigszins model vier) gaan ervan uit dat je online op locatie leert. In tijden van corona is dat nogal lastig. Online kan ook, maar is complex omdat je als docent slechter zicht hebt op grotere groepen lerenden. Uiteraard moet je ook over tools beschikken waarin je op een goede manier in subgroepen kunt werken.
Het is uiteraard schier onmogelijk om binnen een dagdeel online thuis te leren, en in een kleine groep face-to-face op school. Dat betekent dat je online en face-to-face leeractiviteiten met betrekking tot een onderwerp over meer dagen moet plannen.
Het mooie is wel dat Heather Farmer heel expliciet rekening houdt met de mate van autonomie die lerenden aankunnen en dat zij kijkt naar planning van asynchroon en synchroon online leren.
Verder valt op dat geen van de modellen rekening houdt met werkplek leren. Het geven van instructie blijft ook wat onder belicht.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie