Automatisering heeft binnen veel sectoren geleid tot grote efficiëntievoordelen. De Chief Research Officer van Eduventures, Richard Garret, concludeert dat een groter aandeel studenten dat volledig online studeert, leidt tot lagere kosten per student. In Future Formula Part 2: Faculty Spend and the Limits of Online Learning kijkt Garrett naar hoe dat komt.
Hij heeft daarbij onderzoek gedaan naar private non-profit scholen met een vier jaar durend programma. Volgens Garrett zouden de uitkomsten voor het openbare onderwijs vergelijkbaar kunnen zijn. Nota bene: het aantal onderzochte online scholen is veel kleiner dan het aantal zogenaamde conventionele scholen (die voornamelijk face-to-face onderwijs verzorgen).
Bevindingen zijn:
- In de periode 2007/2008-2016/2017 is het percentage dat conventionele scholen hebben besteed aan personeelskosten (‘wages and benefits’) ongeveer constant gebleven (ongeveer 69% van de kosten voor instructie).
- In deze periode hebben scholen ook veel geld uitgegeven aan educatieve technologie. Dit heeft niet geleid tot lagere uitgaven voor instructie. In de genoemde periode zijn de kosten voor instructie met ruim 1000 dollar per student gestegen (6%).
- Bij scholen waar meer dan 90% van lerenden online leren, besteedt men jaarlijks $ 5110 per student. Van dat bedrag wordt 38% besteed aan instructie, 29% aan academische ondersteuning en 33% aan ‘student services’. Scholen die nauwelijks aan online leren doen -conventionele scholen- besteden $ 32.580 per student per jaar. Zij geven relatief veel meer geld uit aan instructie (66%), en minder aan academische ondersteuning (18%) en ‘student services’ (16%).
- Conventionele scholen geven veel meer geld uit aan instructie, terwijl online scholen relatief meer uitgeven aan academische ondersteuning. Wel geven online scholen relatief meer geld uit aan personeelskosten dan conventionele scholen.
- Redenen voor deze verschillen in kosten kunnen volgens Garrett onder meer zijn dat lerenden bij online leren meer zelfstandig leren, dat online scholen niet hoeven te investeren in dure fysieke klaslokalen en dat ondersteunend personeel minder betaald krijgt dan docenten.
- Online scholen investeren met name in het automatiseren van academische ondersteuning en services voor studenten. Als het gaat om instructie, besteedt men het meeste geld aan medewerkers.
- Conventionele scholen investeren ook in het automatiseren van academische ondersteuning en services voor studenten. Zij geven echter ook veel geld uit aan gebouwen en ander vast personeel.
- Bij asynchroon online leren kunnen docenten een grotere groep studenten begeleiden. Daardoor dalen de kosten per medewerker.
- Dankzij adaptieve technologie kun je maar een klein deel van de instructie automatiseren. Het oplossen van ‘real-time’ problemen van individuele lerenden kun je namelijk niet automatiseren. Daarom investeren online scholen relatief veel in (goedkopere) ondersteunende staf en in technologie die helpt de voortgang van lerenden te monitoren.
Garrett concludeert dat online leren met name veel goedkoper is dan conventioneel onderwijs vanwege
- veel minder investeringen in dure gebouwen
- minder duur personeel dat fulltime en vast in dienst is
- investeringen in goedkoper ondersteunend personeel
- asynchroon onderwijs waarbij docenten minder tijd per student kwijt zijn
- grotere schaalvoordelen.
Een paar opmerkingen hierbij:
- Garrett kijkt niet naar de kwaliteit van het onderwijs. Er is bijvoorbeeld ook bij online leren sprake van een grens aan het aantal lerenden dat een docent nog online kan begeleiden. David Wiley heeft dat ooit het ‘teacher bandwith problem’ genoemd. Ook zul je meer aandacht en zorg moeten besteden aan de kwaliteit van de content bij volledig online leren, dan bij conventioneel onderwijs. Bij conventioneel onderwijs kunnen docenten bijvoorbeeld meer improviseren als ze merken dat bepaalde inhoud of een werkvorm minder goed aanslaat bij lerenden.
- Garrett houdt geen rekening met de attitude van lerenden ten aanzien van volledig online leren, of met andere (niet-financiële) kosten, zoals minder face-to-face contact. De meeste lerenden willen wel online leren, maar meestal niet volledig online leren. Tenzij er geen alternatief is.
- Impliceren de lagere kosten ook veel lagere inschrijfgelden voor lerenden?
- Garret’s conclusies zijn in feite slecht nieuws voor onderwijsinstellingen die meer online leren willen toepassen om kosten te besparen. Zij komen immers niet 1-2-3 af van hun gebouwen en van hun vast personeel. Tenzij men op het punt staat fors te investeren in nieuwbouw.
Maar stel dat conventioneel onderwijs van goede kwaliteit is, en online leren van mindere maar wel van voldoende kwaliteit. Vinden we dit kwaliteitsverschil dan het verschil in kosten waard?
Zijn we bereid om opleidingen waarbij face-to-face leren noodzakelijk is, te concentreren en bestaande onderwijsinstellingen te sluiten en te vervangen door instituten voor online leren?
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie