Begin mei 2020 schreef Barend Last van de Universiteit van Maastricht de bijdrage Hoger onderwijs in de 1,5m samenleving: Didactische scenario’s voor 1 september. In onderstaande bijdrage wil ik handreikingen bieden die kunnen helpen bij het maken van keuzes ten aanzien van didactische scenario’s.
Nadat de onderwijsinstellingen dankzij COVID-19 de deuren moesten sluiten, zijn we fase 1 van het ‘coronaonderwijs’ ingegaan. In grote haast moest het meeste onderwijs omgezet worden van nagenoeg volledig face-to-face naar volledig online. Rond deze tijd treedt fase 2 in werking. Het basisonderwijs start langzaam weer op (‘om en om’), het voortgezet onderwijs volgt hopelijk later. Andere onderwijssectoren zullen als het goed is de gelegenheid gebruiken om verbeteringen aan te brengen aan het online onderwijs. Na de zomervakantie start dan fase 3. Daarbij is meer duidelijkheid voor de langere termijn, en kunnen we vanuit een langere termijn perspectief onderwijs gaan ontwerpen en ontwikkelen.
Barend Last deelt daarvoor in zijn bijdrage enkele interessante inzichten:
- Tot nu toe lag de nadruk bij online onderwijs tijdens de coronacrisis op de kwalificerende functie van het onderwijs. Na 1 september wordt het tijd om ook aandacht te schenken aan socialisatie en persoonsvorming (subjectivering).
- We moeten nadenken hoe we faciliteren dat een groep lerenden gezamenlijk werken aan het oplossen van een gemeenschappelijke onderzoeksvraag of een gemeenschappelijk probleem (Community of Learners). Hoe kunnen we “meer sociale, informele activiteiten, waarin groepsvorming en studentbinding plaats kan vinden” mogelijk maken?
- Hanteer een juiste definitie van blended learning, waarbij de kracht ligt in een verrijkte leerervaring van de lerende.
- Als onderwijsinstelling wil je eigenlijk dat lerenden blijven plakken op de ‘campus’ waar sociale integratie (vooral bij eerstejaars) plaatsvindt. De omgeving, waarin lerenden leren, beïnvloedt keuzes die lerenden maken (bijvoorbeeld om door te zetten).
- Studentbetrokkenheid (’student engagement’) heeft affectieve, gedragsmatige en cognitieve aspecten en wordt ook beïnvloed door de instelling.
Negen scenario’s
Deze inzichten beïnvloeden volgens Last de keuze voor scenario’s die je na de zomervakantie kunt hanteren voor de vormgeving van het onderwijs. Verder spelen er volgens hem nog een aantal andere aspecten. Instellingen met veel internationale studenten kunnen ervan uitgaan dat een aanzienlijk deel van deze groep ook na 1 september niet aanwezig kan zijn. Dat impliceert volgens hem o.a. dat elke cursus een afstandsvariant moet hebben.
Als lerenden en docenten op 1,5 meter van elkaar moeten blijven, dan kun je nog maar 1/6e van de capaciteit van fysieke ruimtes gebruiken. Grootschalige hoorcolleges zijn al helemaal onmogelijk. Ook zul je andere maatregelen moeten treffen, zoals routing, plexiglas bij balies en het gebruik van mondkapjes.
Last presenteert op basis van een bijdrage in Inside Higher Ed negen scenario’s die vanaf 1 september mogelijk kunnen worden toegepast. Als alle maatregelen worden ingetrokken, zou je weer ‘normaal’ onderwijs kunnen geven. Je kunt ook later starten (in afwachting van het verder versoepelen van maatregelen) of vooral eerstejaars naar school laten komen (ten behoeve van binding en groepsvorming). Verder kun je ook per onderwijseenheid andere keuzes maken.
Vervolgens werkt de auteur twee didactische scenario’s verder uit. In het eerste scenario (campus ‘lite’) vinden vooral kleinschalige ontmoetingen ‘op school’ plaats. Eerstejaars krijgen daarbij voorrang. Het tweede scenario noemt hij ‘De Virtuele Campus’. Hierbij wordt vooral online geleerd, maar is meer aandacht voor actief leren, interactie en online socialisatie dan tot nu toe het geval is.
Stappenplan
Hoe kun je keuzes maken ten aanzien van didactische scenario’s? Daarvoor kun je volgens mij mijn stappenplan technology enhanced learning ontwikkelen gebruiken:
a) Context
Binnen deze stap analyseer je normaliter de externe invloeden die ertoe leiden dat je aan de slag gaat met blended learning of volledig online leren. Uiteraard is de coronacrisis op zich al zo’n externe invloed. Het gaat er echter ook om dat je kijkt naar hoe deze coronacrisis voor jouw onderwijsinstelling uitwerkt. Telt jouw instelling bijvoorbeeld veel internationale studenten? Zijn jouw lerenden afhankelijk van het openbaar vervoer om naar school te komen, of kunnen ze voornamelijk ook met fiets en benenwagen komen? Hoeveel van jullie docenten vallen onder een risicogroep met het oog op besmetting?
Deze stap voer je uit via een documentanalyse, online interviews en/of online workshops.
b) Huidige situatie
Tijdens deze stap kijk je naar verbeterpunten ten aanzien van je huidige onderwijs of opleidingen. Heb je er bijvoorbeeld zicht op hoe tijdens fase 1 onderwijs is verzorgd? Waar lopen docenten en lerenden tegenaan? In hoeverre is er bijvoorbeeld binnen het huidige beroepsonderwijs aandacht voor beroepsethiek en beroepscultuur, naast vakbekwaamheid (pdf)? Is er expliciete aandacht besteed aan sociale interactie, groepsvorming en binding? Wat voor type opleidingen heeft de instelling (de ene opleiding leent zich beter voor online leren dan de andere)? Hoe zien jullie gebouwen eruit? Kun je voor bepaalde activiteiten eventueel uitwijken naar ruimtes in de buurt (bijvoorbeeld gebruik maken van werkplaatsen van bedrijven)?
Deze stap zet je dikwijls in het verlengde van de eerste stap (ook tijdens workshops).
c) Doelen
Hierbij doel ik niet op leerdoelen, maar op de doelen die je wilt bereiken met blended learning of online leren zoals flexibilisering of kwaliteitsverbetering. Wees daarbij realistisch. Richt je vooral op het verbeteren van je huidige onderwijs, en niet op vergaande innovaties realiseren. Normaliter besteed je veel tijd aan het bepalen van de doelen, en kun je verschillende keuzes maken. Ik zou daar nu pragmatisch in zijn. Deze stap zet je ook tijdens een workshop.
d) Model technology enhanced learning
Hiermee zijn we gekomen bij de didactische scenario’s van Barend Last. Met dien verstande dat je bijvoorbeeld ten aanzien van blended learning meerdere modellen kunt onderscheiden. Bij een aantal van deze modellen gebruik je online leren ‘op school’. Die modellen zijn nu niet relevant omdat het er juist om gaat leren op school vooral te beperken tot de meest noodzakelijke zaken. Gebruik tijdens online workshops de volgende ontwerpcriteria voor het maken van keuzes ten aanzien van je didactisch scenario:
Modaliteit oftewel de mate waarin je online leert (bijvoorbeeld 30, 80 of 100%)?
Ga ervan uit dat online leren voorlopig de standaard manier van leren is (online, tenzij…). Kijk daarbij vooral naar de inhoud van je onderwijs. Welke onderwijseenheden lenen zich vervolgens niet goed voor online leren? Kun je deze onderdelen bijvoorbeeld in het voorjaar programmeren? Kun je deze onderdelen bijvoorbeeld ook bij bedrijven uitvoeren? Bijvoorbeeld in een laboratorium dat ’s avonds gesloten is maar dan wel gebruikt kan worden voor onderwijs?
Waar wil je online leren inzetten (school – elders)?
Deze vraag is normaliter bij het vormgeven van blended learning opportuun. Nu echter niet.
Hoeveel zelfsturing wil en kun je lerenden geven over hun eigen leren? En op welk terrein (inhoud, tempo, niveau)?
Barend Last benadrukt het belang van veel controle van lerenden over hun eigen leren. Dit is echter afhankelijk van je doelgroep, onder andere van hun voorkennis en van hun vermogen om hun eigen leren te reguleren (uiteraard kun je dat ook bevorderen). Bij de vormgeving van je didactisch scenario is het in elk geval wel van belang om hier bewust over na te denken.
Wil je vooral individueel leren of ook samenwerkend leren (gezamenlijke doelen, wederzijdse afhankelijkheid) mogelijk maken?
Samenwerkend leren kan heel krachtig zijn, ook online samenwerkend leren. Het stelt echter wel de nodige eisen aan de voorbereiding. Ook is het lastig om samen te leren als je nauwelijks over voorkennis ten aanzien van de inhoud beschikt. Vanuit de optiek van socialisatie en binding is samen werken in elk geval van belang.
Wil je ICT ook gebruiken voor begeleiding of liever niet?
De afgelopen tijd heeft menigeen aan den lijve ervaren hoe ingewikkeld het is om de pedagogische relatie met lerenden vorm te geven. Daarom is het voorstelbaar om hiervoor -met name binnen het basis en voortgezet onderwijs- bijeenkomsten voor te gebruiken. Als je er echter voor kiest om begeleiding van lerenden vooral face-to-face vorm te geven, dan heb je letterlijk minder ruimte om fysiek instructies te geven.
Voor welk type leeractiviteiten wil je ICT gebruiken?
Je kunt online leren voor verschillende onderdelen van je leerproces inzetten:
- Instructie (bijvoorbeeld kennisclips in combinatie met een quiz, interactieve content, gebruik virtual classroom, tekst annoteren en in werkcollege bespreken).
- Oefenen en testen (o.a. quiz, student response systeem, adaptieve leermaterialen).
- Begeleiden.
- Beoordelen.
- Reflectie (o.a. e-portfolio).
Waarom maak je welke keuzes, gegeven de omstandigheden? Wat is daarbij de rol van de lerende (luisteren/lezen, problemen oplossen of vragen beantwoorden, simulaties en bronnen verkennen, samenwerken)? Wat is de rol van de docent (actief online instrueren, presenteren aan kleine groepen, niet presenteren)?
Wil je synchroon of asynchroon online leren toepassen?
De afgelopen weken hebben we veel ervaringen opgedaan met synchroon online leren. Daarbij zijn we ook tegen een aantal zaken aangelopen (zoals het vermoeiende karakter). Je kunt echter meer halen uit live, online, leren. Kijk daarom ook naar deze tips voor live, online, sessies.
Wat is de docent-lerende ratio (1-35 lerenden per docent, 36-99 lerenden per docent, enzovoorts)?
Bij een kleinere ratio kun je gemakkelijker bijeenkomsten organiseren dan bij een grotere ratio.
Welke leertechnologieën wil je inzetten?
Je ziet dat er nu technologieën worden ingezet voor leeractiviteiten, terwijl ze daar eigenlijk niet voor bedoeld zijn (zoals vergadersoftware voor virtual classes). In deze fase zullen we meer kritisch moeten kijken naar de didactische eigenschappen van technologieën, naar hun sterke en minder sterke kanten. We zullen bewuster afwegingen en keuzes moeten maken. En kritischer zijn over zaken zoals veiligheid en privacy.
Wil je werkplek leren geïntegreerd of separaat aan bod laten komen binnen je model voor blended of online learning?
Dit criterium speelt met name bij beroepsopleidingen. Het integreren van werkplek leren biedt de nodige kansen. Je kunt zoals gezegd wellicht ook gebruik maken van ruimtes van arbeidsorganisaties voor het verzorgen van face-to-face onderwijs.
Zie ook meer overwegingen bij ontwerpcriteria.
e) Wat moet er gebeuren om het didactisch scenario ingebed te krijgen binnen de organisatie?
Als je een model voor technology enhanced learning wilt invoeren, dan zul je normaliter aandacht moeten besteden aan zes clusters van factoren. Ook nu is dat het geval, al zul je minder tijd hebben hier aandacht aan te besteden:
- Machtsverhoudingen en belangen (speelt niet altijd, zeker nu niet).
- Leiderschap en strategie. Zeer belangrijk. Vooral ook nu. Dienen, motiveren, ruimte geven, duidelijkheid geven.
- Processen en organisatie. Ik verwacht dat hier de komende tijd veel aandacht aan besteed moet worden. Het kan bijvoorbeeld best zijn dat de behoefte aan face-to-face leren zo groot is dat gebouwen 7/24 open moeten zijn. Ik vraag me overigens ook af of een aantal coronamaatregelen uitvoerbaar zijn. Anderhalve meter van elkaar is bijvoorbeeld een logistiek drama voor veel scholen. Het parallel verzorgen van een afstandsvariant en een blended variant van een cursus kost zeer veel capaciteit.
- Infrastructuur en systemen.
- Mensen en cultuur (o.a. professionalisering en ondersteuning).
- Curriculum (komt vooral in het tweede deel van mijn stappenplan aan de orde).
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie