‘E-learning’ zou beperkt van omvang moeten zijn, en te bestuderen op het moment dat je de inhoud moet toepassen. Dit klinkt mooi, maar deze benadering heeft ook beperkingen. Hierover ging een presentatie die ik vanmiddag heb gehouden voor het Zorg Leren Netwerk.
Het Zorg Leren Netwerk is hét landelijke netwerk van samenwerkende zorgorganisaties rond digitaal opleiden. Zij ontwikkelen bijvoorbeeld gezamenlijk e-learning modules, of kopen deze gezamenlijk in.
In mijn bijdrage ben ik ingegaan op de kritiek op traditionele vormen van e-learning. Ik heb daarbij gerefereerd aan de afnemende belangstelling voor traditionele vormen van e-learning.
Redenen voor deze kritiek zijn
- Toenemende ontevredenheid met de verhouding tussen kosten en baten.
- Content is makkelijk uitwisselbaar, en makkelijk te krijgen.
- E-learning content is weinig innovatief.
- E-learning content richt zich onvoldoende op ‘performance’.
- Er is sprake van onvoldoende verbinding met de ‘business’. Daardoor heeft de inhoud niet altijd onvoldoende betekenis.
- Ook is sprake van een gebrekkige transfer van het geleerde naar de werkvloer.
Ik denk dat deze kritiek voor een groot deel terecht is. Opleiden en trainen -online en offline- vormt niet altijd het antwoord op vraagstukken binnen organisaties. Ik heb er wel voor gewaarschuwd het kind niet met het badwater weg te gooien.
Als alternatief wordt bijvoorbeeld het 70:20:10-model genoemd. Het concept hierachter heeft absoluut waarde. We kunnen meer gebruik maken van werkplek leren en coaching of mentoring. Dit model heeft echter ook beperkingen.
Een andere benadering is die van ‘microlearning’: een redelijk nieuwe term voor een oud fenomeen. Het opdelen en ontsluiten van kleine ‘chunks’ e-learning content, die bijvoorbeeld op de werkvloer -dankzij mobiele technologie- kunnen worden bestudeerd, op het moment dat daar behoefte aan is. Deze manier van leren wordt met name gebruikt als medewerkers een taak voor het eerst moeten uitvoeren, of als zij kennis willen opfrissen.
Ik heb mede aan de hand van vragen proberen duidelijk te maken dat mensen daar dikwijls andere oplossingen voor zoeken. Zij vragen bijvoorbeeld meer ervaren collega’s om hulp. Als men redelijk complex werk alleen moet uitvoeren, dan zal men vooral behoefte hebben aan deze manier van leren.
Ik ben daarbij ook ingegaan op
- Online leerinterventies, waar ik onlangs over schreef (met sterke kanten en mogelijke valkuilen).
- Het gebruik van video-based learning.
- Het aanbieden van oefeningen en formatieve toetsen (waarbij je ook audience response systemen kunt inzetten).
- Herhaaldelijk oefenen en toetsen zijn meer effectieve leerstrategieën dan het nog eens bekijken.
- Het gebruik van de Power App (een app die het bestuderen en oefenen van ‘chunks’ mogelijk maakt.
- Het gebruik van flash cards.
- Het kunnen bookmarken van onderdelen van e-learning modules, om deze op een later moment nogmaals terug te kijken.
Vervolgens zijn we ingegaan op welke leeractiviteiten werknemers uitvoeren ten behoeve van herregistraties. Tenslotte ben ik stil blijven staan bij andere trends die van invloed kunnen zijn op de leeractiviteiten van Zorg Leren Netwerk.
Hieronder vind je mijn slides.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Het is gevaarlijk in termen van of-of te denken
Ik refereer naar het gedeelte:
… Opleiden en trainen -online en offline- vormt niet altijd het antwoord op vraagstukken binnen organisaties. Ik heb er wel voor gewaarschuwd het kind niet met het badwater weg te gooien.
Als alternatief wordt bijvoorbeeld het 70:20:10-model genoemd. Het concept hierachter heeft absoluut waarde. We kunnen meer gebruik maken van werkplek leren en coaching of mentoring… (einde citaat, cursivering van mijn hand).
Het lijkt alsof (de klassieke aanpak van) e-learning hier tegenover het 70-20-10-model wordt geplaatst (het woord alternatief wordt in de tekst gebruikt). Die benadering lijkt me onjuist.
Bij SkillsTown ontwikkelen we e-learning voor de zorg maar ook microcursussen die gericht zijn op performance support (70-20-10). Wij spreken bij die microcursussen doorgaans van essentials. Essentials hebben als kenmerk dat de informatie die wordt gegeven, geïntegreerd kan worden met kenmerken van de organisatie zelf. Je kunt bijvoorbeeld vanuit een essential een expert van een bedrijf oproepen.
Om de problematiek en de te kiezen oplossing duidelijk te maken, kunnen we denken aan het onderwerp ‘voorbehouden handelingen’. Typisch een onderwerp uit de zorg. Laten we in concreto denken aan het onderwerp ‘verzorgen van wonden’. Dat is een onderwerp waar heel veel kennis aan gekoppeld kan worden; anatomische maar vooral ook fysiologische kennis. Wat zijn de processen die plaatsvinden bij wondgenezing? Waarom moeten we extra opletten bij bepaalde symptomen?
Hier wordt het onderwerp dus in een bredere context geplaatst en dan komen we direct uit op e-learning. Maar als het gaat om de handeling zelf (hoe verbinden we een bepaalde wond) komen we uit op performance support. Die handelingen kunnen best complex zijn en dus is het van belang dat we naast e-learnings ook essentials kunnen aanbieden.
We zien hier hoe een e-lerningcursus in feite altijd een verdiepend aspect aanbiedt en dat is goed om op een hoger niveau te kunnen werken. Maar dit staat los van het altijd goed kunnen uitvoeren van een handeling (=performance).
Anders gezegd: de meesten zullen de cursus maar af en toe doen (soms zelfs eenmalig), terwijl de essential dikwijls zal worden bekeken. Deze visie maakt in ieder geval duidelijk dat juist het aanbieden van e-learning in combinatie met performance support (in dit geval via essentials) een sterk uitgangspunt is.
Dat is juist wat ik ook doe. Kijk hoe verschillende vormen van (online) leren elkaar kunnen versterken.