Hergebruiken is complexer dan delen van digitale leermaterialen. Dat bleek uit een discussie tussen OCW-minister Jet Bussemaker en een aantal betrokkenen, tijdens een ronde tafelgesprek bij de Onderwijsdagen. Aan het eind werd geconcludeerd dat open digitaal leermateriaal de normaalste zaak van de wereld zou moeten zijn. Het is immers 2016.
De Onderwijsminister trapte af met een korte inleiding. Volgens Jet Bussemaker moet je in alle openheid over nieuwe inzichten kunnen praten. Goed onderwijs moet persoonlijk zijn, en flexibel. Dat vraagt ook wat van het leermateriaal. Voortbouwen op elkaars materiaal is daarbij van belang. Deel het kostbare materiaal en het materiaal waar je je niet op hoeft te profileren. Zij kondigde de derde ronde van de Stimuleringsregeling Open en online onderwijs aan die een bijdrage wil leveren aan de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het hoger onderwijs of aan een hoger studiesucces.
Het bevorderen dat we voortbouwen op de expertise en materialen van anderen is daarbij van belang. Delen en hergebruiken, daar moet volgens haar meer aandacht voor komen. Het gebruik van open digitaal leermateriaal zou de toegankelijkheid van het hoger onderwijs vergroten. Aandacht voor publieke rechten is daarbij van belang. Zodat commerciële partijen er geen slaatje uit slaan.
Twaalf van de veertien universiteiten, en ook diverse hogescholen, willen volgens haar aan de slag met voorbeeldprojecten op open online onderwijs. Bussemaker verdubbelt ook het budget voor de stimuleringsregelingen, en investeert in Comenius-beurzen op dit terrein.
Vervolgens ging Bussemaker in gesprek met twee bestuurders, twee studenten en twee praktijkdeskundigen.
Hoe kunnen we docenten en anderen helpen de drempelvrees van delen te overwinnen? Een breed palet aan redenen ligt hieraan ten grondslag. Vraag eerst aan docenten of ze onderwijsmaterialen open willen publiceren. De meeste docenten willen dat. Het hergebruiken is ingewikkelder.
Docenten willen zeker weten wat kwalitatief goed is. Het materiaal van anderen beoordelen kost bijvoorbeeld veel tijd. Het is ook lastig om complete modules te vinden. Je vindt wel bouwstenen, en het beoordelen van de kwaliteit daarvan is een hele uitdaging, maar dan moet je daar nog een geheel van maken.
Volgens Robert Schuwer wordt er vooral informeel gedeeld (tussen collega’s in het HBO, vooral). Dan komen zaken als copyright minder aan de orde. Verder is ondersteuning rond metadatering en copyrights heel belangrijk.
Studenten stellen dat zij vaak zelf op zoek gaan naar materialen. Open online materialen kunnen hen meer gericht laten zoeken. Docenten kunnen zich dan meer richten op interactie met studenten.
Anka Mulder stond nog stil bij materialen van uitgevers, die vaak heel goed zijn maar niet open toegankelijk en vrij duur. Open online leermaterialen kunnen dan ook leiden tot goedkoper onderwijs. Jet Bussemaker sloot zich aan bij dit argument, en pleitte daarom voor beschikbaarheid in het publieke domein.
Dergelijke initiatieven zou je klein moeten aanpakken, met waardering voor de eigen identiteit van instellingen en zelfs docenten. Ook zou je moeten starten met inhouden die niet zo ter discussie staan. Hergebruik van inhouden is belangrijk. Daar waar iets concurrentiegevoelig wordt, moet je je handen er van aftrekken.
Bestuurders zouden docenten ook voldoende moeten faciliteren. Het is 2016. Open digitaal leermateriaal zou heel normaal moeten zijn.
Open online leermaterialen zouden ook grootschalige hoorcolleges kunnen innoveren (inleidingen online, face-to-face interactie).
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Geef een reactie