Het ADDIE-model wordt al vele jaren en op grote schaal gebruikt voor het ontwerpen en ontwikkelen van leertrajecten. De laatste jaren is er kritiek op dit model. Je zou beter meer ‘agile‘ ontwerpmethodes kunnen gebruiken. Kris Taylor denkt echter dat ‘ADDIE’ nog steeds relevant is op het gebied van ‘learning design‘.
De afkorting ADDIE staat voor de processtappen in het model: Analyse, Design, Develop, Implementation en Evaluation.
- Analyseren. In deze fase onderzoek je een idee voor een leertraject. Hoe hangt dit samen met andere leertrajecten? Wat is de doelgroep? Voor welk vraagstuk is dit leertraject een oplossing? Wat zijn leerdoelen of leeruitkomsten? Aan het eind van deze fase beschik je over een opdracht om het leertraject te ontwerpen en te ontwikkelen.
- Ontwerpen. In deze fase maak je een inhoudelijk en didactisch ontwerp van het leertraject. Dit resulteert in een plan waarin je de didactische aanpak beschrijft, hoe je gaat beoordelen en hoe je gaat begeleiden. Welke inhoud komt aan bod? Wat heb je nodig om het leertraject uit te kunnen voeren (denk aan faciliteiten, capaciteit, tijdsplanning en geld).
- Ontwikkelen. Op basis dit plan maak de verschillende onderdelen. Of je zoekt en selecteert onderdelen die je kunt gebruiken. Daarbij gaat het om zaken als instructies, studieaanwijzingen, opdrachten, automatische terugkoppeling, quizzen, richtlijnen voor begeleiding, toetsen, de structuur, etcetera. Idealiter beschik je over iemand die de inhoud controleert op zaken als spelling en vorm.
- Uitvoering. Lerenden gaan aan de slag met de inhoud en docenten begeleiden en beoordelen.
- Evalueren. Je evalueert de uitvoering met lerenden, analyseert de resultaten en verbetert het leertraject.
Taylor schrijft dat dit model sinds de jaren vijftig wordt gebruikt, aanvankelijk als het ‘vijf stappen’-model, en eigenlijk vooral lijkt op een projectmanagement raamwerk. Het model ondersteunt ontwerpers volgens Taylor bij het aanbrengen van structuur en overzicht. Ook kun je hiermee de voortgang van de ontwikkeling van een leertraject gemakkelijker bijhouden.
In zijn bijdrage bespreekt Taylor uitgebreid de vijf fasen, die ik hierboven heb samengevat. Vervolgens gaat hij beknopt in op sterke en zwakke kanten van deze benadering. Je hebt bijvoorbeeld weinig gelegenheid om het ontwerp te reviewen voordat het ontwerp wordt uitgevoerd. Pas tijdens de uitvoering ontdek je zwakheden.
Daarna vergelijkt hij ADDIE met SAM (Successive Approximation Model), dat een meer iteratieve benadering bevat:
SAM is designed to give you more opportunities to move backward, change things on the fly, and also have conversations around design and development, where you can change assets quickly.
Volgens Taylor is het ene model niet beter dan het andere. ADDIE biedt meer structuur en helpt je bij het voltooien van taken op een bepaald tijdstip. Veel ontwerpers willen graag weten wat zij wanneer moeten doen. Dat verklaart volgens hem de populariteit van dit model. SAM stelt je in staat om de verschillende fasen tegelijk uit te voeren. Je kunt aanpassingen sneller doorvoeren en je workflow versnellen.
Volgens Taylor zijn agile methodes ‘verfrissend’ ten opzichte van lineaire methodes. Tegelijkertijd heeft de gestructureerde aanpak ook grote voordelen. Je zou volgens hem wel “a sprinkle of innovation” toe kunnen voegen aan dit proces door ‘agile’ componenten hieraan toe te voegen. Je kunt ADDIE dan ook combineren met meer ‘agile‘ methodieken. Je hoeft dit model niet lineair te gebruiken. Daarmee vergroot je de flexibiliteit van het ontwerp- en ontwikkelproces.
Ik deel deze mening. Doe gerust aan ‘cherry picking’ uit verschillende benaderingen. Persoonlijk vind ik het ADDIE-model nogal globaal van aard. Het model onderscheidt relevante fasen, maar biedt weinig houvast bij het daadwerkelijk ontwerpen of ontwikkelen (hoe dan?). Het curriculaire spinnenweb van Van den Akker doet dat eerder. Dit model kun je vooral in de ontwerpfase van ADDIE gebruiken. Pas ook regelmatig ontwerp en inhoud aan, op basis van ervaringen.
This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.
Zoals ook in het artikel wordt aangegeven is volgens mij de keuze tussen ADDIE en SAM vooral afhankelijk van de context van je project, maar kan misschien iets verder gespecificeerd worden dan ‘it depends’. Als je alleen of met een paar collega’s je eigen leeractiviteiten ontwerpt, bouwt en implementeert, geeft naar mijn ervaring ADDIE een prima structuur.
Als je voor een derde partij ontwerpt, heb ik bij gebruik van het ADDIE-model nog wel eens gezien dat de opdrachtgever zich weinig verbonden voelde met het eindresultaat: hij of zij had toch iets anders verwacht. SAM geeft hier in mijn ervaring meer mogelijkheden om de opdrachtgever en andere stakeholders te betrekken en betrokken te houden bij kleinere projectonderdelen en zo mee te laten groeien met het eindproduct en door zijn of haar input en feedback ook eigenaarschap over te ontwikkelen. Met SAM heb ik nog nooit een opdrachtgever meegemaakt die ontevreden was over het eindproduct, met ADDIE wel.
De iteratie van SAM zoals die door Tim Slade in de video wordt uitgelegd, herken ik niet en is niet zoals Michael Allen die voorstelt. Zie: https://www.alleninteractions.com/services/custom-learning/sam/elearning-development. Verder kun je met ADDIE natuurlijk best itereren, maar dan heb je wel een ander projectmodel (waar dan natuurlijk niets mis mee hoeft te zijn).
Het nadeel van SAM is wel dat de stakeholders ervoor open moet staan om mee te werken binnen het project. De SAVVY-start is best intensief maar pompt ook veel positieve energie in het project. Daarna hoeft de tijdsinvestering niet eens zo groot te zijn: twee keer een half uurtje in de week om feedback te geven op deelproducten is al iets. Als een opdrachtgever liever een compleet product besteld en/of geen tijd heeft, dan zal je toch moeten terugvallen op ADDIE.
Voor mij staat voorop, dat het allebei maar modellen zijn en als het nuttig of handig is om dingen anders te doen dan welk projectmodel dan ook voorschrijft, dan zou ik dat vooral niet laten.
Het ADDIE-model eindigt met een evaluatie. Dat zijn we wel gewend. Het is ook naar binnen gekeerd en niet altijd in de richting van de opdrachtgever en diens ambitieniveau.
Liever maar ik van ADDIE een ADDICT, waarbij Evaluation vervangen wordt door Critical reflection en Transformation om de uitkomst voor de klant ook buiten het project in de processen te integreren.
Interessante invalshoek. De vraag is alleen of altijd sprake is van een opdrachtgever met een ambitieniveau.
De trigger was de zinsnede ‘Evaluatie is als een beveiliger voor de poorten van mislukking’ Die vind ik nogal defensief en eerlijk gezegd ook ouderwets. Maar dat is natuurlijk persoonlijk.
Niet altijd is de opdrachtgever ambitieus. Dan zal het model vaak ook wel voldoen. Soms is het gewoon even een dingetje om af te vinken. Prima toch?
De vraag is wanneer en waarom een opdrachtgever ontevreden is over het eindproduct. Dat kan liggen aan de verwachtingen en daarmee ook de ambitie (doen we de goede dingen?) of aan de uitvoering (doen we de dingen goed?).
Mijn punt is dat evalueren vaak de laatste stap is en die leidt tot navelstaren, zoals een collega van mij onlangs zei ‘dat brengt niets, niet eens een schone navel’. Vandaar dat ik de op zich nuttige evaluatie* zou willen splitsen in een kritische reflectie op de relaties, het proces en de inhoud, om vervolgens door te pakken naar de volgende stap. Dat is dan niet alleen de implementatie van het project, maar vooral vanuit het project in synergie met andere processen bij de opdrachtgever. Juist door die te betrekken bij het project, in elk geval vanaf de implementatie, kan die zelf meewerken aan een meerwaarde en is dan ook meer gecommitteerd voor een vervolg, en zal deze naar ik verwacht met deze interactieve dynamiek ook tevredener zijn dan wanneer het project ‘gewoon volgens afspraak’ wordt opgeleverd.