Is een digitale leeromgeving een weerspiegeling van de ‘fysieke leeromgeving’?

Is het een ‘natuurwet’ dat complex georganiseerde onderwijsinstellingen en opleidingsinstituten ook beschikken over een complexe digitale leeromgeving? Of kunnen digitale leeromgevingen bijdragen aan vereenvoudiging?

discussie structuur DLOVanmorgen kreeg ik van Pascal Marcelis (@PascalMarcelis) via Twitter de vraag hoe ik dacht over bijgevoegde uitspraak van Paul Bloemen (@PBloemen). Uiteraard heb ik daar meer tekens voor nodig dan de beschikbare 140. Tenminste: als ik mijn opvatting wil toelichten (en dat wil ik).

De meeste onderwijsinstellingen en opleidingsinstituten verzorgen blended learning, een mengvorm van online leren (op afstand) en face-to-face leren (tijdens bijeenkomsten). Hierbij kunnen zij gebruik maken van verschillende modellen.

Wat je echter ongeacht model ziet, is dat elk vak, elk thema, elke module of elke cursus meestal over een eigen ‘ruimte’ binnen de digitale leeromgeving beschikt. Indien binnen een cursus, vak, etc. wordt gewerkt met projectgroepen of tutorgroepen, dan zie je ook die terug binnen de digitale leeromgeving, veelal als onderdeel van de ‘ruimte’. Het komt ook voor dat er nog ruimtes zijn per opleiding of per ander ‘ordeningsprincipe’ (denk aan onderwijssoort, faculteit of sector). Daarbij komt dat bijvoorbeeld cursussen elk jaar of meerdere keren per jaar starten. Docenten willen dan vanwege onderwijsinhoudelijke redenen vaak met een schone lei beginnen. Er bestaan dan vaak meerdere edities van een cursus of vak. Met andere woorden: je ziet de structuur van het onderwijs of de opleidingen terug in de structuur van de digitale leeromgeving.

Dankzij bepaalde standaarden is het gelukkig mogelijk om gegevensintegratie te bewerkstelligen. Dat betekent dat je een administratiesysteem met gegevens van lerenden en gegevens van vakken/cursussen kunt koppelen aan de digitale leeromgeving (mits beiden dus aan bepaalde standaarden voldoen). Daardoor kan binnen een digitale leeromgeving (semi-)automatisch een cursusruimte worden aangemaakt op het moment dat deze is aangemaakt binnen het administratiesysteem. Lerenden die in die cursus zijn ingeschreven, hebben dan automatisch toegang tot de betreffende ruimte in de digitale leeromgeving. Projectgroepen of tutorgroepen staan vaak niet geregistreerd in een administratiesysteem, en moeten daardoor handmatig worden toegevoegd.

Als je administratiesysteem ‘op orde’ is, dan zijn ook veel gegevens in je digitale leeromgeving ‘op orde’. Het omgekeerde geldt ook. Heldere ‘bedrijfsregels’ zijn ook goed te automatiseren. Bijvoorbeeld: een student krijgt toegang tot de ruimte van opleiding A als zij ook is ingeschreven voor cursus Z. Het wordt lastig als uitzonderingen worden gemaakt op die bedrijfsregels. Bijvoorbeeld: een alumnus krijgt alleen toegang tot deel X van de cursus, behalve als zij persoonlijk toestemming krijgt van de opleidingscoördinator om ook deel Y te bestuderen.

Dit impliceert inderdaad dat de digitale leeromgeving net zo complex georganiseerd als de ‘fysieke leeromgeving’ (i.c. de onderwijsorganisatie of het opleidingsinstituut). De DLO kan zelfs nog complexer ingericht zijn als de onderwijsorganisatie bijvoorbeeld ook nog volledig online leeractiviteiten verzorgt. Deze zijn in de ‘fysieke leeromgeving’ niet terug te vinden, wellicht met uitzondering van het administratief systeem. Bij de Open Universiteit hebben we een aantal jaren bijvoorbeeld een aparte online catalogus ontwikkeld omdat het standaard cursusinschrijvingssysteem niet in staat was om inschrijvingen in online masterclasses en massive open online courses af te handelen. Naast de reguliere structuur (opleiding -> cursus), kenden we dus een aanvullende structuur.

Volgens Pascal zou de digitale leeromgeving moeten bijdragen aan versimpeling en verheldering. Ik ben ervan overtuigd dat een digitale leeromgeving zeker bij kan dragen aan meer efficiëntie van bepaalde processen zoals materialen ontsluiten en delen, of de workflow rond opdrachten ondersteunen. Ook wordt het gemakkelijker om fysieke ruimtes te roosteren of de inschrijving ervan te versimpelen als je een deel van het fysieke contactonderwijs vervangt door online leren.

Ik heb ook pogingen gezien waarbij inderdaad geprobeerd is eenvoud aan te brengen in de organisatie. Bijvoorbeeld door een indeling te hanteren in leerjaren. De lerenden hadden dan toegang tot één ruimte waar men vervolgens blokken en bijbehorende vakken vond. Eerlijk gezegd kwam dit de toegankelijkheid en transparantie niet ten goede.

Dankzij gegevensintegratie en koppelingen kun je echter efficiëntiewinst halen. Verder zouden digitale leeromgevingen gebruikersvriendelijke mogelijkheden moeten hebben voor het dupliceren van ruimtes (wel inhouden, maar niet altijd interacties), voor het delen en vinden van bronmaterialen (met versiebeheer), voor het archiveren van oudere versies van ruimtes en voor het automatisch uitschrijven van lerenden. Dit laatste stuit echter ook op bezwaren omdat men lerenden vaak ook nog na afloop van de studie toegang wil geven tot delen van de ruimte. Daarvoor kennen sommige digitale leeromgevingen vaak ook de status van alumnus.

Uiteraard kun je ook uitgaan van heel andere onderwijsconcepten. Maar over het algemeen zie je de structuur van een organisatie, terug in de structuur van een digitale leeromgeving. Kent je organisatie een eenvoudige structuur, dan zie je dat terug in de structuur van je digitale leeromgeving. Kent je organisatie een complexe structuur, dan geldt hetzelfde.

Eerlijk gezegd begrijp ik deze gang van zaken ook goed. Voor docenten en lerenden werkt het vaak gebruikersvriendelijker als de structuur van een digitale leeromgeving overeenkomt met de structuur die zij gewend zijn. Het bieden van een duidelijke structuur draagt zelfs bij aan de studeerbaarheid. En als je een digitale leeromgeving handmatig inricht, dan kost dit veel tijd en energie bij grote groepen. Bovendien is dit foutgevoelig.

Met andere woorden: processen kunnen dankzij een digitale leeromgeving efficiënter verlopen, complexe organisatiestructuren zie je dikwijls terug in een complexe structuur van een digitale leeromgeving (en volgens mij is daar niet veel aan te doen).

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

3 reacties

  1. Interessante discussie als je zelf net met de implementatie van een LMS bezig bent. Ik kan je in grote lijnen volgen, Wilfred. Ik wil wel een aanvulling maken. Als je een LMS stiekem wil gebruiken voor andere doeleinden dan het voor bedoeld is, dan wordt het onnodig complex. Zo hebben administratieve en functioneel beheer afdelingen vaak wensen die veel meer op beheersing, controle en restricties gericht zijn. Soms wil men het falen van een SIS en een studentenportal, repareren met het LMS. Naar mijn idee moet je een LMS vooral zien als een grote bak met vakken. Dat is voortdurend de context waarbinnen je bepaalde inrichtingskeuzes zou moeten maken.

  2. Dank voor je uitgebreide reactie op die ene zin “Een ELO is vaak een weerspiegeling van de fysieke leeromgeving, als die complex is, is dat vaak weerspiegeld in de ELO”.
    De zin was oorspronkelijk aan de beheerders van de ELO, die de inrichting van de ELO wilde versimpelen door deze inrichting voor alle instituten (die op verschillende manier zijn ingericht en onderwijs verzorgen) hetzelfde te maken.
    Enkel vanuit beheer een ELO versimpelen gaat volgens mij niet bijdragen aan beter onderwijs.
    Ik denk dat onderwijsuitvoerders en ELO-beheer hier goed samen moet werken en samen moeten kijken hoe de ELO het beste op het onderwijs kan worden afgestemd. Maar dat daarbij ook gekeken moet worden hoe binnen de onderwijsstructuur nog efficiëntie kan worden behaald door versimpeling van processen/structuren.
    Vanuit het onderwijsaanbod wil men steeds meer maatwerk aan studenten leveren en vanuit beheer wil men steeds meer standaardiseren. Een uitdagend spanningsveld.
    Samenwerken vanuit verschillende disciplines is hierbij volgens mij essentieel om tot goede oplossingen (voor iedereen werkbare ELO’s) te komen.

  3. Ha Wilfred, Dank voor je uitgebreide en heldere uiteenzetting hier. Wat ik bedoelde met versimpeling en verheldering, wordt door jou weergegeven als in efficientie in processen. Door Arjen en Marielle wordt het aangegeven als de kans om complexiteit te verminderen (compensatie van een complex student-informatiesysteem of niet teveel maatwerk in een digitale leeromgeving). Dat is precies wat ik bedoel. Klakkeloos overnemen van de fysieke omgeving (structuur EN processen) zou echt een gemiste kans zijn. Ik begrijp ook dat de digitale leeromgeving herkenbaar moet zijn en dat bij blended leren de structuur zo ongeveer 1-op-1 zou moeten zijn. Een belangrijke aanvulling hierop: met name de distributie van inhoud, de mogelijkheden tot reflectie en feedback, en de communicatie-mogelijkheden binnen 1 digitale omgeving dragen m.i. bij aan versimpeling en verheldering.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *