Impressie Topos-conferentie

Gisteren heb ik een workshop bij Topos verzorgd: de vereniging van afgestudeerde onderwijskundigen van de Universiteit Twente. Ik ben meteen de hele dag gebleven en heb daar geen spijt van. Niet alleen omdat je oude bekenden tegen het lijf loopt, maar ook vanwege het programma.

Ik heb bijvoorbeeld kennis gemaakt met Behrloo: de virtuele stad die de Politieacademie gebruikt om medewerkers op te leiden. Met Behrloo heeft men een simulatieomgeving gecreëerd waar agenten op een veilige manier moeilijke situaties kunnen oefenen. Bijvoorbeeld hoe om te gaan met een bommelding. Natasja Blijlevens van de Politieacademie liet bijvoorbeeld zien hoe Behrloo kan helpen bij het oefenen van slachtofferidentificatie. Als rechercheur in opleiding doorloop je een aantal werkprocessen in Behrloo, zoals het veiligstellen van bewijsmateriaal. Het viel me op dat de cases behoorlijk eenvoudig in Behrloo op te nemen zijn. De Politieacademie heeft hier een -op het eerste oog- gebruikersvriendelijke editor voor laten ontwikkelen.

Uiteraard heeft men wel nog een aantal ontwikkelwensen. Zo zou Behrloo eigenlijk 3D moeten zijn. Men maakt nu wel gebruik van 360 graden panorama’s, maar men oriënteert zich op Active Worlds en Second Life. Verder wil men handelingen vanuit verschillende perspectieven kunnen analyseren (ook vanuit het perspectief van de dader). En mogelijkheden voor online samenwerken staan op de wensenlijst. Nu overleggen lerenden face-to-face wat de flexibiliteit beperkt.

Een tweede workshop, die ik heb bijgewoond, ging over serious gaming. De sessie werd dit keer niet verzorgd door een onderwijskundige, maar door een game ontwikkelaar van de firma IJsfontein. Volgens hem was een serious game een spel met een leerdoel, met vaste regels en een duidelijk begin en einde. Hij liet een aantal aardige voorbeelden zien, bijvoorbeeld een seinenspel van de NS. De kracht van serious games schuilt in de volgende aspecten:
– Het is een virtuele oefening voor het echte leven (leren door te doen, leren door fouten te maken).
– Games prikkelen de verbeelding, ze geven een context waardoor je beter leert.
– Games dagen uit en motiveren. Goede games geven zelfvertrouwen (je gaat naar een hoger level).
– Games geven spelers het gevoel dat ze belangrijk zijn. Jij kiest en doet er toe. Elke speler heeft een bepaalde verantwoordelijkheid binnen de game.

De inleider stelde dat games leiden tot gemotiveerd leren door zelf dingen uit te proberen, in een wereld die jou uitdaagt, maar die jij bestuurt en kunt beheersen, zonder kans op botbreuken.

Al met al een optimistisch verhaal. Maar er werd ook een terechte vraag gesteld over of transfer plaats vindt van het geleerde naar een andere, realistische, context. Een aardige onderzoeksvraag, lijkt me.

De Twentse hoogleraar Jan van den Akker mocht de aanwezigen tot slot weer met beide benen op de grond zetten. Immers, zo stelde Van den Akker, curriculuminnovaties mislukken vaak en dat is met (t)e-learning vast niet anders. Hij gebruikte hiervoor onder andere het volgende citaat:

Change in education is easy to propose, hard to implement and extraordinarily difficult to sustain (A. Hargreaves & P. Fink).

De keynote spreker refereerde hierbij aan het werk van Larry Cuban. Cuban signaleert dat ondanks alle investeringen en beloftes er tot dusver magere resultaten zijn behaald als het gaat om ICT in het onderwijs. Vaak -aldus Cuban- wordt daarbij gewezen naar de docenten. Maar Cuban stelt dat de belemmeringen een hele andere achtergrond hebben. De werkcondities (roosters, groepsgrootte, etc.) zijn maar moeilijk te veranderen, docenten worden geconfronteerd met een overdaad aan eisen en de technologie is vaak onbetrouwbaar. Volgens Cuban en Van den Akker zou meer geïnvesteerd moeten worden in standaarden, technici, professionalisering, kleinere groepen, vermindering van de lestaak. En dus in veel meer middelen (tijd en geld). Van den Akker sprak over miljarden extra….

Van den Akker pleitte ook integratie van curriculumontwikkeling, docentontwikkeling en schoolontwikkeling. Pas dan is het mogelijk om innovaties daadwerkelijk in te bedden. Verder pleitte hij voor een geleidelijke aanpak, onder meer via ontwikkelen en beproeven van veelbelovende voorbeelden. Druk van buitenaf, meer samenwerking (tussen docenten onderling en tussen docenten en externe experts), een lange adem gecombineerd met realistische doelstellingen èn een combinatie van (een beetje) druk en (veel) steun voor docenten, helpen daarbij ook.
Prikkelende vraag hierbij is ook: zijn scholen wel zulke krachtige leeromgevingen voor docenten?

Een aardig verhaal. Maar je zou er ook somber van kunnen worden. Want miljarden extra voor het onderwijsinnovatie vragen, is niet echt realistisch. Verder zijn er wel degelijk successen geboekt op dit gebied (ok, de schaalgrootte mag omvangrijker). Bovendien vraag ik me af wat maakt dat er wel degelijk docenten zijn die ICT al op een goede manier binnen hun onderwijs inzetten. Deze docenten hebben toch te maken met dezelfde werkcondities als hun collega’s die amper technologie gebruiken?

This content is published under the Attribution 3.0 Unported license.

Delen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *